Verkiezingsblog #1 Welke weg naar het recht?
Het is zo’n twee weken na de de bestorming van het Capitool in Washington, en ruim een week na de ‘dramaloze val’ van het Kabinet Rutte III. Vorige week is de bijna vergiftigde oppositieleider Navalny meteen na terugkomst in Moskou gearresteerd. We hebben voor het eerst na de oorlog een avondklok. Constitutionele confrontaties, groot en klein, daar en hier. En bovendien was het recent Blue Monday, donker, saai en taai (al is de lockdown nog net geen slokdown).
De redactie vroeg me om iets – kort, vlot, het is een blog! – te schrijven over de toegang tot de rechter en het recht in de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen voor de verkiezingen van 17 maart. Geen makkelijk thema (zie straks) maar vanwege de vererende invitatie zei ik uiteraard ja. Maar!
Bij nader onderzoek kreeg m’n klus steeds meer het karakter van een mission impossible. Ook als je de zoektocht beperkt tot de nu in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen, kom je tot 12 partijprogramma’s met een totaal aantal pagina’s van 1195, een kleine honderd per partij. D66 spant de kroon met 202 bladzijden en 50-Plus beperkt zich tot 22 pagina’s (de SP heeft er 32 nodig). Illustratief is de toch niet al te grote SGP die in 167 pagina’s een wensenlijstje van maar liefst 1110 actiepunten presenteert, met overigens ook voor post-christelijke heidenen soms attractieve bewoordingen als ‘Bijbelse herbergzaamheid’ en ‘de zondagsrust als oase’. Voor de duidelijkheid: de vergezichten van de tientallen andere nieuwe partijen, moeten buiten beschouwing blijven. En: natuurlijk heb ik vooral gekeken onder de kopjes: veiligheid, justitie en rechtsstaat.
Wil je een ideale politiek meelevende en weloverwogen kiezende burger zijn dan moet je in ieder geval eenzeer gedisciplineerde en attente lezer worden: onlangs herlas ik langzaam en kalm Tolstoj’s ‘Oorlog en vrede’, 1500 bladzijden, slechts 300 meer dan de gezamenlijke programma’s.
Laat ik beginnen met de meest kritische beschouwingen, niet toevallig van de populistische rechterflank, de Partij voor de Vrijheid (PVV) en Forum voor Democratie (FvD). Wilders’ stem klinkt sterk door in de beschouwing over het rechtsbestel: ‘Na tien jaar Rutte is de Nederlandse rechtsstaat morsdood!’. De rechters laten zich voor politieke karretjes spannen en er wordt gesproken over ‘de verwoestend onbereikbare torens van de ambtenaren’. De macht van de rechters moet worden teruggedrongen en er moet nooit meer zoiets als een Urgenda-zaak mogelijk zijn. Ook in de rijk geïllustreerde FvD-brochure (bijna alle partijen hebben wazige sfeer-foto’s opgenomen) komt Baudet’s kruistocht tegen de te grote rechtersmacht, de ‘dikastocratie’ aan de orde. Opmerkelijk is het voorstel voor een Wet op de Rechtsvinding (alleen de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever telt) en de vervanging van het monisme (art. 93/94 Gw) door een strikt dualisme. Belangenorganisaties mogen niet langer bij de rechter aankloppen. Over verbetering van de toegang tot het recht voor de ‘gewone man’ wordt eigenlijk niks gezegd. Wel wil Wilders dat het weer ‘gezellig’ wordt in Nederland, met Sint en (zeer) Zwarte Piet en Baudet spreekt nostalgisch over de menselijke maat (vooral in de architectuur).
Bij ‘toegang tot het recht’ gaat het niet uitsluitend of vooral om toegang tot de rechter (zie art. 17 Gw en art. 6 EVRM over toegang tot de rechter en een eerlijk proces). Voor veel partijen (individuele justitiabelen, maar ook bedrijven en organisaties) gaat het om het zoeken van een (zo mogelijk snelle) oplossing, compromis of regeling van een rechtsprobleem c.q. geschil. Een zowel financieel als emotioneel belastende (volledige) rechtsgang is lang niet altijd de beste ‘weg naar het recht’. Daarom is – vanaf de jaren 1970 – een (sociale) rechtshulpsector ontwikkeld, waarin het streven is om als het even kan in the shadow of the law te opereren (zie art. 18 Gw). Door nogal barse bezuinigingen, maar ook door het ingewikkelder worden van de overheidsbureaucratie en de grootschalige reorganisaties van rechtbanken, openbaar ministerie en politie is deze (lang internationaal befaamde)informele rechtscultuur aangetast geraakt. In de verkiezingsprogramma’s van de meeste partijen is er sprake van ‘probleembewustzijn’, al zijn de geopperde remedies meestal aarzelend en worden er nogal wat donzen kanonskogels afgevuurd.
Het verkiezingsprogramma van de grootste regeringspartij VVD is nu (medio januari) nog niet helemaal vastgesteld, ook omdat er nogal wat interne kritiek was op een aantal voorstellen die getuigden van een anti-juridisch sentiment (met name ten aanzien van Europese rechters). Wel wil deze (klassiek?) liberale partij experimenteren met lekenrechtspraak en is ze voorstaander van meer buurtrechtspraak in probleemwijken. Veel partijen zijn tegen een verhoging (of voor een verlaging) van de griffierechten, maar de VVD zwijgt hierover. Het sociaal-liberale D66 wil bouwen aan een weerbare rechtsstaat, met beter ondersteunde sociale advocatuur, met het Juridisch Loket als juridische huisartsenpost en meer accent op alternatieve vormen van geschilbeslechting (zoals mediation en mini-trial). De Partij van de Arbeid vindt – overigens net als o.m. de Partij voor de Dieren en 50-Plus – dat de afstand tot politiebureaus en rechtbanken te groot is geworden (ook de PVV pleit voor een politiepost in elke wijk, maar met name vanwege de criminaliteits- en ondermijningsbestrijding). De PvdA ziet zeker iets in buurtrechters en ook in de invoering van een soort vrederechter naar Belgisch voorbeeld. Ook voor de Socialistische Partij (SP) is toegang tot recht kennelijk belangrijk: zij stellen voor door het land heen Huizen van het Recht op te richten, waarin mediators, advocaten, schuldhulpverleners en buurtbemiddelaars samenwerken. Alle ‘linkse’ partijen zijn voor het meer ‘investeren in de rechtsstaat’ en in de sociale rechtshulp. Groen Links stelt expliciet dat rechtsbijstand een publieke voorziening is en wil ook ruimte scheppen voor ‘alternatieve’ regel- en schuldenrechters.
Het CDA heeft een ander taaleigen: zij streven naar een ‘coöperatieve samenleving’. Daarin past het idee om in elke gemeente ‘een loket te openen’, waar ‘burgers die zichzelf niet kunnen redden’ makkelijk terecht kunnen en waar zonodig een ‘case-manager’ de uitvallers in het ‘hele traject’ ondersteunt. De Christen Unie – vaak favoriet in de Kieswijzer – is (denk ik) de partij die het helderst de ‘de toegang tot het recht voor iedereen’ tot speerpunt maakt: de budgetten voor rechtsbijstand moeten omhoog, alle ‘advocaten worden sociaal’ en ‘buurtbemiddeling, vrederechters en de terugkeer van de juridische loketten brengen het recht naderbij’. De CU wil in het algemeen, maar vooral in het strafrecht – een ‘rechtsstelsel gericht op herstel’.
Natuurlijk: mijn – in (lees)tijd – beperkte rondgang door die onstuimige en oeverloze teksten liep van de weerzin bij populistische sceptici naar de misschien te argeloze en menslievende erfgenamen van de Man uit Nazareth. Een erg hoge prioriteit heeft de ‘toegang tot het recht’ niet in die klotsende zee van woorden. Maar dat zou kunnen veranderen in en door de nasleep van het opmerkelijk rapport ‘Ongekend onrecht’ van de parlementaire ondervragingscommissie en de slome, maar symbolisch niet onbelangrijke val van Rutte III. Toegang tot recht begint met de totstandkoming van wet- en regelgeving: is werkelijk indringend de vraag gesteld wat deze regels betekenen voor al die slordige, voortmodderende, maar voor het merendeel goedwillende burgers? Gaat het niet alleen om de tekst, maar ook om de sociale context? En dan de uitvoering: stellen de regels de uitvoerders in staat om humaan te opereren? Kan de ‘decennia lange stapeling van wantrouwen’, waarover PvdA-leider Asscher sprak bij zijn aftreden, worden doorbroken. En kunnen de juristen die zich met bezwaar, beroep en rechtspraak bezighouden zich de vraag stellen wat hun uitspraken in de sociale werkelijkheid betekenen, voor personen uit een vaak andere klasse? Kan die term ‘lerende organisatie’ nu eens voor een klein deel feitelijk gestalte krijgen, en niet alleen tijdens cursusdagen?
Ook dan zal het niet altijd goed gaan. Dan moet er een alerte, persoonlijke (of digitale of telefonische) achtervang en ondersteuning zijn: een behuizing van het recht. Het ‘onbehagen in de rechtscultuur’ is nooit helemaal weg te nemen. Bestreden moet die onvrede wel en met meer kracht dan tot nu toe.
Bijlage
Alleen al door de omvang en gedetailleerdheid van de verkiezingsprogramma’s en de inmiddels befaamde ‘versplintering van het politieke landschap’ zal het formuleren van een regeerakkoord heel lastig worden (en dreigt opnieuw het schandaal van te lange kabinetsformaties). Geheel ongevraagd en op basis van (een tamelijk precieze integratie van) de welluidende titels van de verkiezingsprogramma’s, doe ik een voorstel voor een kort, krachtig, in dichtvorm gegoten regerings-preambule:
SAMEN VOOR ONS ZELF!
(Een compilatie & synthese)
STEL EEN DAAD! GA SAMEN AAN DE SLAG
MAAK EEN PLAN (OF: EEN PLAN B). ZORG VOOR ELKAAR!
EEN NIEUW BEGIN. KIES VOOR WAT WERKELIJK TELT!
GA VOOR DE PLUS! WEES REALISTISCH!
EN BEGIN OPNIEUW! HET GAAT OM U!
STEM DIT LAND TERUG (EN WEL NU)!
TIJD VOOR VERANDERING! LAAT IEDER
VRIJ EN NIEMAND VALLEN!
IN VERTROUWEN!
18/1/2021
Reacties