Terug naar overzicht

De tweede inauguratie van Donald Trump als president: over de (beperkte) betekenis van de presidentiële eed


Later vandaag wordt Donald Trump opnieuw beëdigd als president van de Verenigde Staten. De eerste keer gebeurde dat op 20 januari 2017. De daaropvolgende eerste termijn van Trump als president zullen velen zich herinneren als een turbulente periode van vooral veel chaos en ruzie. Zijn – achteraf gebleken – tijdelijke terugtreden na zijn verlies bij de presidentsverkiezingen in november 2020 was, met de gewelddadige bestorming van het Capitool, minstens even turbulent te noemen. Ook de nadien gevoerde rechtszaken tegen Trump over, onder meer, zijn aandeel in deze bestorming en het onder zich houden van geheime staatsdocumenten, zullen bij velen nog vers in het geheugen staan. Toch heeft dit alles – en de door sommigen geschetste doemscenario’s – de Amerikaanse kiezer er niet van weerhouden om Trump in november vorig jaar opnieuw als president te kiezen. De aanstaande beëdiging van Trump vormt het hoogtepunt van zijn terugkeer als president en tegelijkertijd het begin van een mogelijk nog turbulentere tweede ambtstermijn. In deze blog zal worden ingegaan op de betekenis van de presidentiële eed die Trump, als gezegd, later vandaag opnieuw zal afleggen.

Aan de presidentiële eed komt een bijzondere betekenis toe. Hoewel ook andere overheidsfunctionarissen een eed moeten afleggen, en daarmee trouw aan de Amerikanse grondwet moeten zweren, kan de presidentiële eed daarvan worden onderscheiden omdat deze eed woordelijk in de Amerikaanse grondwet is uitgeschreven: ‘Before he enter on the Execution of his Office, he shall take the following Oath or Affirmation: I do solemnly swear (or affirm) that I will faithfully execute the Office of President of the United States, and will to the best of my Ability, preserve, protect and defend the Constitution of the United States.’ De afsluiting ‘So help me God’ is niet uitgeschreven, maar is vast gebruik geworden en is ook opgenomen in de wettelijk uitgewerkte eed die de vice-president en andere functionarissen moeten afleggen. Het woordelijk uitschrijven van de presidentiële eed in de Amerikaanse grondwet onderstreept het belang dat de opstellers van de Amerikaanse grondwet aan het presidentschap toekenden. Zij stelden zich een sterke president voor als hoofd van de federale uitvoerende macht.

Tegelijkertijd regelt de Amerikaanse grondwet niet de procedure voor het afleggen van de presidentiële eed. Niet bepaald is, bijvoorbeeld, ten overstaan van wie deze eed moet worden afgelegd. Dat de voorzitter van het Hooggerechtshof de eed afneemt, is historisch zo ontstaan. Verplicht is dat niet. Een bekend voorbeeld van een president die de eed ten overstaan van iemand anders heeft afgelegd, is Lyndon Johnson, die na de moord op president Kennedy in Dallas (Texas) in november 1963 in het vliegtuig op de weg terug naar Washington werd beëdigd.

Evenmin is uitgewerkt waar de presidentiële eed moet worden afgelegd. In de recente geschiedenis is het gebruikelijk geworden dat de eedsaflegging publiekelijk plaatsvindt aan de westkant van het Capitool. Ook dat is historisch zo ontstaan, maar geenszins verplicht. Bijzondere omstandigheden kunnen een andere locatie, en zo nodig zonder of met slechts beperkt publiek, noodzakelijk maken. Lyndon Johnson legde, als gezegd, de eed af in het vliegtuig na de moord op president Kennedy. Daarnaast kunnen weersomstandigheden zoals extreme kou ertoe nopen dat naar een andere locatie wordt uitgeweken. Bij Ronald Reagan was dat het geval: zijn tweede publiekelijke inauguratie vond plaats in de rotonde binnen het Capitool (nadat hij overigens ook al een dag eerder de eed in een beperkt gezelschap in het Witte Huis had afgelegd). De tweede inauguratie van Trump zal door extreme kou naar verwachting ook daar plaatsvinden.

Of het onjuist uitspreken van de presidentiële eed enige gevolgen heeft, is niet helemaal duidelijk, maar is niet waarschijnlijk. Verrassend genoeg is dit in de praktijk vaker voorgekomen dan men op voorhand zou verwachten. Voorbeelden van presidenten die de eed niet helemaal op de juiste manier hebben uitgesproken, zijn Lyndon Johnson en Richard Nixon. Tijdens zijn tweede inauguratie sprak Johnson – net als de toenmalige voorzitter van het Hooggerechtshof, Chief Justice Warren – abusievelijk over ‘the Office of the Presidency of the United States.’ En Nixon gebruikte tijdens zijn tweede inauguratie een extra voegwoord in de zinsnede ‘preserve, [and] protect and defend the Constitution of the United States.

Het bekendste en recentste voorbeeld is Barack Obama. Het afleggen van de eed tijdens zijn eerste inauguratie op 20 januari 2009 ging allesbehalve vlekkeloos, mede door een stuntelende voorzitter van het Hooggerechtshof, Chief Justice Roberts. Achter de schermen schijnt dit zelfs tot aanzienlijke discussie te hebben geleid of Obama wel president was geworden. Dat was enigszins overtrokken, indachtig dat het Twintigste Amendement van de Amerikaanse grondwet voorschrijft dat de term van de zittende president eindigt ‘at noon’ op de twintigste dag in januari, waarna de termijn van de nieuwe president begint. Toch namen Obama en zijn adviseurs het zekere voor het onzekere: een dag later legde Obama in het Witte Huis en in een beperkt gezelschap opnieuw de eed af voor de voorzitter van het Hooggerechtshof. Toegepast op de aanstaande tweede inauguratie van Trump als president, betekent dit alles dat ook als Trump de presidentiële eed niet juist zou uitspreken, dat geen enkele gevolgen zal hebben en er niet aan in de weg zal staan dat hij voor de tweede keer president wordt.

Een vergelijkbare conclusie geldt tot slot ten aanzien van de handhaving van de presidentiële eed bij een mogelijke schending daarvan. Ook daarover is in de Amerikaanse grondwet als zodanig niets geregeld. Het oordeel of een president zijn eed heeft geschonden, is eerst en vooral aan het Congres voorbehouden. Mocht een vermoeden daartoe bestaan, dan is impeachment de grondwettelijk meest voor de hand liggende procedure. Illustratief hiervoor is dat bij de eerder gevoerde impeachment-procedures tegen president Clinton en ook tegen Trump tijdens zijn eerste termijn als president steeds aan de presidentiële eed werd gerefereerd. Het vereiste dat minimaal een tweederdemeerderheid in de Senaat met impeachment moet instemmen, maakt daadwerkelijke handhaving van de eed in de praktijk echter zeer lastig, zo niet onrealistisch. Het recente en vrij verbijsterende oordeel van het Hooggerechtshof dat een president strafrechtelijke immuniteit geniet voor, kort gezegd, alle handelingen die direct of indirect verband houden met de uitoefeningen van de presidentiële bevoegdheden, zet ook de rechter in zoverre buitenspel. Dit alles maakt de handhaving van de presidentiële eed bij uitstek een politieke aangelegenheid. In het licht van de huidige politieke verhoudingen en het optreden van zijn Republikeinse medestanders tijdens het presidentschap van Joe Biden, zal Trump naar verwachting echter in zoverre weinig te duchten hebben.

Over de auteurs

Rob van der Hulle

Rob van der Hulle is advocaat en als research fellow verbonden aan het Onderzoekcentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit. Deze blog is op persoonlijke titel geschreven.

Reacties

Andere blogs van Rob van der Hulle
Het Amerikaanse Hooggerechtshof onder druk: over dubieuze giften, controversiële vlaggen en nietszeggende gedragsregels
De verkiesbaarheid van Donald Trump voor het Hooggerechtshof. Een vooruitblik op de zitting op 8 februari