Terug naar overzicht

Actief kiesrecht: Toegankelijk voor iedereen?


In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018 bereiden politieke partijen hun partijprogramma voor, zijn gemeenten druk in de weer om ervoor te zorgen dat het verkiezingsproces goed verloopt en oriënteren kiezers zich op welke politieke partij zij hun stem gaan uitbrengen. Een van de vaak terugkomende onderwerpen bij verkiezingen betreft de toegankelijkheid van de stemlokalen en de eventueel toegestane hulp voor lichamelijk of geestelijk beperkte kiezers bij het uitbrengen van hun stem.

Op dit moment bepaalt artikel J 4, tweede lid, van de Kieswet dat gemeenten (burgemeester en wethouders) ervoor moeten zorgen dat ten minste 25 procent van de in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig is gelegen en ingericht dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen ten behoeve van verkiezingen georganiseerd onder de Kieswet. Bij de behandeling van de wetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering van het VN-Gehandicaptenverdrag heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen dat voorschrijft dat alle stemlokalen toegankelijk moeten zijn voor mensen met een lichamelijke beperking. Hiermee wordt beoogd het eerdergenoemde minimumpercentage van 25 procent te verhogen naar een toegankelijkheid van honderd procent. Hoewel deze wetswijziging nog niet in werking is getreden, geeft het bestaan ervan wel een tendens aan.

Volgens de memorie van toelichting bij de Kieswet is het uitgangspunt van het kiesrecht dat het uitbrengen van de stem overeenkomstig de wil van de kiezer plaatsvindt. Artikel J 28 van de Kieswet luidt: “Wanneer aan het stembureau blijkt dat een kiezer wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan”. Dit artikel faciliteert hulp aan kiezers met een lichamelijke beperking, zoals een visuele handicap, bij het uitbrengen van hun stem. De persoon in kwestie kan zich in dit soort gevallen laten bijstaan door iemand die hij of zij zelf heeft aangewezen of door een lid van het stembureau.

De Kieswet kent echter geen bepaling die faciliteert dat ook kiezers met een geestelijke beperking, zoals verstandelijk gehandicapten, hulp kunnen krijgen bij het uitbrengen van hun stem. Van kiezers met een geestelijke beperking die niet zonder hulp kunnen stemmen, wordt verondersteld dat zij niet zelfstandig kunnen bepalen naar welke partij hun voorkeur uitgaat. De reden om voor de geestelijk beperkte kiezer geen hulp bij het uitbrengen van de stem toe te staan, is gelegen in het gevaar van ongewenste beïnvloeding. Daarnaast kan zich de situatie voordoen dat een kiezer zowel een lichamelijke als een verstandelijke beperking heeft. De vraag is dan of deze kiezer onder de reikwijdte van artikel J 28 van de Kieswet valt en daardoor wel of niet in aanmerking komt voor bijstandverlening in het stemlokaal. Op dit specifiek punt geeft de Kieswet geen eenduidig antwoord, waardoor het mogelijk is dat de praktijk hier een andere invulling aangeeft. Kortom, bijstandsverlening aan kiezers die geen lichamelijke beperking hebben, is niet toegestaan.

Het merkwaardige hieraan – in het licht van artikel J 28 van de Kieswet – is dat kiezers met een geestelijke beperking die alleen hun stem uit zouden kunnen brengen onder bijstandsverlening in het stemlokaal, gebonden zijn aan regels waar zij zelf geen invloed op uit hebben kunnen oefenen. Een belangrijk grondrecht als het kiesrecht wordt voor kiezers met een geestelijke beperking niet evengoed gewaarborgd ten opzichte van kiezers die geen geestelijke beperking hebben. Het hele idee achter het kiesrecht is echter juist dat de burger invloed uitoefent op de keuze hoe de komende vier jaar de Nederlandse staat (provincie of gemeente) bestuurd moet worden. Het recht om invloed uit te oefenen op de samenstelling van de gemeenteraad, Provinciale Staten, en de Staten-Generaal hangt onlosmakelijk samen met de legitimiteit van de wetten en regels die deze organen opstellen.

Resumerend kan het volgende gesteld worden: de Kieswet maakt aangaande hulp in het stemlokaal onderscheid tussen lichamelijk beperkte kiezers en kiezers die anders dan vanwege (uitsluitend) een lichamelijke beperking moeite hebben om hun stem uit te brengen. Het uitgangspunt van het kiesrecht dat alle kiezers zelfstandig in staat moeten zijn om bij het uitbrengen van hun stem hun wil te bepalen, prevaleert op dit moment boven het mogelijk maken van bijstandsverlening voor geestelijk beperkte kiezers. De implicatie hiervan is dat het actief kiesrecht niet voor iedereen in gelijke mate gefaciliteerd wordt en in het stemlokaal een ongelijke behandeling oplevert van kiezers. Dat is onverenigbaar met een belangrijke pijler van de democratische rechtsstaat, namelijk dat burgers invloed kunnen uitoefenen op de vaststelling van wet- en regelgeving waaraan zij gebonden zijn. Ook burgers met een geestelijke beperking, die niet zelfstandig hun stem uit kunnen brengen, moeten in staat worden gesteld om hun kiesrecht te effectueren. Ook bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen zal dit tot de nodige vervelende, niet begrepen situaties leiden.

Over de auteurs

Adnan Karic

Adnan Karic (LLM) is recentelijk afgestudeerd aan Tilburg University op het thema van de godsdienstvrijheid.

Reacties

Andere blogs van Adnan Karic
Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding legt godsdienstvrijheid aan banden