Terug naar overzicht

Alex Brenninkmeijer (1951-2022), beschermer van medemenselijkheid in het recht


Alex was nog maar net daarvoor bij de Tilburgse faculteit der rechtsgeleerdheid begonnen, toen ik in 1981 in Tilburg landde. We stonden, ook in leeftijd, dicht bij elkaar en deelden veel interesses en activiteiten. Dat is altijd zo gebleven, al veranderden Alex’ functies en verantwoordelijkheden meermalen, net als de mijne – wat ertoe leidde dat we elkaar steeds weer op andere plaatsen ontmoetten. Zijn hart was de afgelopen jaren een kwetsbare plek geworden. Begin april overviel hem een infectie die zijn lichaam te veel werd. Sacha Prechal, Alex’ innig dierbare echtgenote, moest familie en vrienden vanuit Luxemburg, hun beider Europese standplaats, verwittigen dat Alex niet meer bij kennis zou komen.

Onmiddellijk na Alex’ overlijden op 14 april 2022 kwamen in Nederland bedroefde reacties los, vooral van mensen die verwoordden hoeveel hij voor hen had betekend als rechtsbeschermer: als Nationale ombudsman, van 2005 tot 2014, die zich altijd aan de zijde plaatste van degenen die tussen de wielen van bureaucratie en politiek waren geraakt. Alex’ in medemensen geïnteresseerde levenshouding sloot puntgaaf aan op zijn werkhouding als rechter, ombudsman en sinds 2014 lid van de Europese Rekenkamer, toegewijd aan recht dat mensen beschermt.

Op deze plaats – de website www.NederlandRechtsstaat.nl – past het vooral de schijnwerper te richten op de persoonlijke professionaliteit van Alex in de rechtsbescherming. Die was al zichtbaar in Alex’ werk in de Tilburgse vakgroep staatsrecht, bestuursrecht en bestuurskunde in de jaren tachtig. Na zijn studie in Groningen en enkele jaren in Nijmegen behoorde hij hier tot de voorhoede van degenen die de maatschappelijke werking van het bestuursrecht in een constitutioneel kader plaatsten. Zijn eerste boek verscheen in 1983 bij W.E.J. Tjeenk Willink te Zwolle, getiteld ‘Kernenergie, rechtsstaat en democratie: Een case-study over rechtsbescherming’. Dit boek liet al meteen zien hoe hij zulke onderwerpen benaderde: maatschappelijk realistisch – destijds ging het om vergunningen voor kerncentrales – en kritisch ten opzichte van de werking van het recht. Destijds werd de  toegang tot de rechter in zulke zaken nog geblokkeerd door het administratief beroep op de Kroon. De nog steeds precaire verhouding tussen democratische en rechtsstatelijke legitimatie vormde de pointe van zijn betoog. Dit onderwerp vormde het opstapje naar het proefschrift waaraan hij vervolgens ging werken en dat hij in 1987 met succes verdedigde: De toegang tot de rechter: een onderzoek naar de betekenis van onafhankelijke rechtspraak in een democratische rechtsstaat (1987, gepubliceerd bij dezelfde uitgeverij).

Net als bij alle andere talentvolle onderzoekers wier promotie ik heb begeleid, waren de gesprekken met Alex over zijn dissertatie inspirerend en wederzijds leerzaam. Alex zag een boodschap voor zich, namelijk dat onbegrip en onbillijke machtsverdeling tekortkomingen in de rechtsbescherming veroorzaakten, die moesten worden weggenomen. Precies dat werd vanaf zijn promotie Alex’ levensvervulling: eerst als eerstelijnsrechter in de sociale verzekerings- en ambtenarenrechtspraak, vervolgens als raadsheer en vicepresident van de Centrale Raad van Beroep (tot 2002. Hier ervoer hij de beperkingen van rechtspraak uit het oogpunt van conflictoplossing, wat leidde tot zijn groeiende betrokkenheid bij meditation  en alternative dispute resolution, onderwerpen waarover hij ook ging publiceren. In 2005 begon zijn werk als de Nationale ombudsman, wat hem tot een nationaal bekende en gerespecteerde persoonlijkheid maakte.

Naast zijn strijdbaarheid wanneer hij op bureaucratische belemmeringen voor zijn onderzoek stuitte, viel het meeste op dat hij heel veel zorg en aandacht besteedde aan de communicatie met gewone burgers, zodat zij wisten dat, al duurde het lang voor een onderzoek effect had, niet in de steek werden gelaten. Hij nam daarbij geen blad voor de mond, en ambtsdragers en ambtenaren die de andere kant van een zaak hadden gezien, werden daardoor ook wel eens zo geraakt dat het gesprek stokte. Tot mijn vele dierbare herinneringen aan Alex behoren enkele situaties waarin onze vertrouwensbasis eraan bijdroeg dat het gesprek werd hervat.

Als Nationale ombudsman maakte Alex volop gebruik van de bevoegdheid om naast de behandeling van klachten ook structureel onderzoek ‘uit eigen beweging’ te doen. Dit leidde bijvoorbeeld in 2009 tot het rapport ‘Behoorlijk omgaan met schadeclaims: Onderzoek uit eigen beweging naar de behandeling van schadeclaims door de ministeries’. Toen de aanbevelingen aan de overheid om bij schadeclaims niet nodeloos taai en lang te procederen, in nogal wat ministeries op weerstand stuitten, deed hij een beroep op mij om de betrokken ambtenaren van alle ministeries bijeen te brengen voor een overbruggend gesprek met de Ombudsman, waarvan hij in dat rapport met voldoening melding maakte.

Hoewel Alex zich sinds 1987 vooral heeft gericht op de praktijk van rechtsbescherming, klachtenbehandeling en – sinds 2014, als lid van de Europese Rekenkamer – goed bestuur, heeft hij altijd óók betrokken willen blijven bij het wetenschappelijke onderwijs en onderzoek, al was dat slechts relatief korte tijd zijn hoofdfunctie. Na zijn hoogleraarschappen in Leiden (waarvan vier jaren als decaan) en aan de Universiteit van Amsterdam werd Alex in 2014 onbezoldigd faculteitshoogleraar institutionele aspecten van de rechtsstaat aan de Universiteit Utrecht. In die stad, zijn Nederlandse thuis, zal hij nog worden herdacht, nu zijn afscheid in Luxemburg zoveel anders heeft moeten verlopen dan het feestelijke gebeuren dat voor deze zomer bij zijn afscheid van de Europese Rekenkamer was voorzien.

Alex laat ons, zijn vakgenoten, de opdracht na om in onderwijs, onderzoek en praktijk oog te hebben voor verschillen in perspectieven op de werking van het recht en daarbij prioriteit te geven aan dat wat hij in de Wetenschappelijke Raad van het Instituut GAK – onze laatste gezamenlijke taak – in elke vergadering weer beklemtoonde: dat het perspectief van de burgers leidend moet zijn.

Over de auteurs

Ernst Hirsch Ballin

Ernst M.H. Hirsch Ballin is emeritus universiteitshoogleraar en emeritus hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht aan Tilburg University

Reacties

Andere blogs van Ernst Hirsch Ballin
Zeventig jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (deel II): toekomstperspectieven
Zeventig jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (deel I): de kracht van het Statuut
Humaan constitutionalisme