Terug naar overzicht

Binnenlandse zaken


Het onderwerp ‘identiteit’ beheerst de verkiezingscampagne. Beweringen dat de nationale identiteit op het spel zou staan wanneer immigranten daarvan deel uitmaken, worden luid verkondigd, terwijl anderen de
opvatting vertolken dat identiteiten zich ontwikkelen in wisselwerking met nieuwe ervaringen en ontmoetingen.

Ook organisaties kunnen een kenmerkende identiteit hebben, en ook die ontwikkelt zich in interactie met hun omgeving. Dat geldt bijvoorbeeld voor bedrijven, universiteiten en ook ministeries. Wanneer de beleidsvisie van de bewindslieden, toerusting van de organisatie en competenties van de ambtenaren goed op elkaar aansluiten, kan men zeggen dat een ministerie ergens voor staat, voor de rechtsstaat bijvoorbeeld als we ons proberen voor te stellen wat het ministerie van Justitie in een nieuwe kabinetsperiode moet zijn. De identiteit van een ministerie kan ruim zijn, maar als tegengestelde visies in één keurslijf worden gedwongen – bijvoorbeeld zorg voor het milieu en support voor het weggebruik – raakt de organisatie bipolair verstoord.

Een veelgehoorde verklaring voor de onzekerheid waar het ministerie van Binnenlandse Zaken voor staat, is het ‘verlies’ van beheersbevoegdheden over de politie. Die verklaring is niet echt overtuigend. Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw werd de politie beheerd door het ministerie van Justitie (de rijkspolitie) en door de grotere gemeenten (de korpsen van gemeentepolitie). De minister van Justitie was altijd al de eerste ondertekenaar van de Politiewet. De medeverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken was voorheen afgeleid van zijn zorg voor de positie van de gemeenten en de openbare-ordetaken van de burgemeesters en dus indirect; zijn vergrote rol ten aanzien van het beheer van de politie betrof slechts een korte periode uit de Nederlandse geschiedenis (1994-2010).

Historisch veel meer een vast patroon is de taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken ten aanzien van het binnenlands bestuur. Dat de afgelopen halve eeuw keer op keer de pogingen zijn gestrand om de decentralisatie op een nieuwe leest te schoeien (regiovorming, landsdelen, stadsprovincies, miniprovincies, megagemeenten, deelgemeenten, en ingevolge het regeerakkoord 2012 provinciefusies) deed het ministerie helaas geen goed. De identiteit van het ministerie kan echter ook moeilijk worden gevonden in een mechanistische opvatting van het binnenlands bestuur. Het onderliggende probleem was dat men een herschikking van bestuursbevoegdheden nastreefde, zonder voldoende oog voor de stramienen van leven en werken van burgers. Dat het bestuur zich daarnaar richt is belangrijker dan de logica van organisatorische modellen.

Uit dit oogpunt bood de herinrichting van het ministerie van Binnenlandse Zaken in 2010 een heel interessant perspectief. Eén ministerie met de zorg voor het constitutionele bestel, het decentrale bestuur inclusief bouwen en wonen, de inrichting van de rijksdienst, de andere delen van het Koninkrijk, de ambtenarij, de informatisering, de gebouwen van de overheid en de AIVD heeft de best mogelijke uitgangspositie om haar identiteit te ontlenen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur.

Adequate, in tijden van onverbiddelijke transparantie toch vertrouwenwekkende vervulling van publieke taken moet berusten op kennis en inzicht in de patronen van de samenleving. De zorg daarvoor vereist integriteit van het hele openbaar bestuur, de expertise van competente (dus uitstekende geschoolde en bijgeschoolde) ambtsdragers en ambtenaren, een goede toerusting van de openbare dienst, ook met informatiesystemen, en toegankelijkheid voor burgers en bedrijven. Tot de omstandigheden die het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben belet om zijn eigen identiteit verder te ontwikkelen, behoorde het benoemen van twee ministers op het ene ministerie, zoals in beide kabinetten-Rutte is geschied. Dat valt de ministers niet te verwijten, maar ongeacht andere belemmeringen heeft dan geen van beiden de positie waarin hij of zij met ambtenaren en stakeholders een richtinggevende visie kan op het gehele beleidsterrein kan laten zien.

In de integriteit, de expertise, de toerusting en de toegankelijkheid van de overheid kunnen de uitgangspunten worden gevonden voor een overtuigende identiteit van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Versterking van de infrastructuur van het openbaar bestuur is een kwalitatieve missie van jewelste. 2017 biedt daarvoor een herkansing, as men wil.

Deze bijdrage verscheen tevens in SC Wetten en regels verklaard op 14 februari 2017

Over de auteurs

Ernst Hirsch Ballin

Ernst M.H. Hirsch Ballin is emeritus universiteitshoogleraar en emeritus hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht aan Tilburg University

Reacties

Andere blogs van Ernst Hirsch Ballin
Humaan constitutionalisme
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten#5: Het Spitsbergenverdrag van 9 februari 1920
KlimaSeniorinnen
Klimaseniorinnen