Terug naar overzicht

De burgemeester als politicus


Eerder schreef ik op deze website over het ‘bestuurlijk’ handelen van de burgemeester van de gemeente waar ik zelf woonachtig ben: kort voor de kerstperiode van 2016 legde hij een heel aantal amok makende bewoners van het plaatselijke AZC een twee wekend durend huisarrest op. In juristentaal komt dat neer op een gevangenisstraf. Daar gaat in Nederland de onafhankelijke rechter over, niet de burgemeester. “We kleuren juridisch een beetje buiten de lijntjes”, aldus zijn laconieke commentaar.

In juni van dit jaar kreeg diezelfde burgemeester een motie van wantrouwen van de gemeenteraad aan zijn broek. Het ging om een integriteitskwestie. Niet alleen kende hij als burgemeester subsidie toe aan een stichting waarvan hij tevens voorzitter was. Uit onderzoek door Bureau Berenschot bleek bovendien dat hij de zogenoemde COA-gelden– een fikse jaarlijkse rijksdotatie die de gemeente ontvangt zolang er een asielzoekerscentrum is gevestigd–voor een belangrijk deel naar eigen inzicht en zonder mandaat besteedde. “Daarmee staat het handelen van de burgemeester in deze op gespannen voet met de kernwaarde zorgvuldigheid zoals verwoord in de Awb en de Gedragscode [van de gemeente Weert].” Dat burgemeesters op grond van de Gemeentewet ook zelf moeten toezien op de integriteit, zorgvuldigheid en rechtmatigheid van het lokale beleid maakt het er allemaal niet beter op. Zijn commentaar was nu minstens zo laconiek (of was het deze keer paniek?): hij meende dat hij prima had kunnen aanblijven, zo erg was het allemaal niet. Voordat in januari publiek werd dat er een onafhankelijk onderzoek naar hem zou worden verricht, verwijderde hij ook nog eens ruim 9000 berichten uit zijn gemeentelijke mailbox, die tevens inzet van een WOB-procedure waren. Daarover procedeerde hij bij de rechter tegen de gemeente, die de mails nog had kunnen achterhalen. Bij monde van zijn advocaat liet hij weten dat hij regelmatig zijn mailbox opschoont. De burgemeester heeft inmiddels zijn ontslag aangevraagd. Dat zal per 1 oktober ingaan. In de tussentijd zit er een waarnemer op zijn stoel.

Het beeld dat bij mij ontstaat is dat van een opportunistische en weinig reflectieve bestuurder (de anderen hebben het gedaan!). Er lijkt verder sprake van een niet erg wakker college van wethouders en een dito gemeenteraad (inclusief een raadslid dat, om de woninghuur van illegale asielzoekers te betalen, als vrijwilliger in het AZC grote sommen cash geld van de burgemeester heeft aangenomen), van al te nauwe persoonlijke relaties tussen de burgemeester en sommige raadsleden en ambtenaren, van een angstig dan wel niet-professioneel ambtelijk apparaat, et cetera. Zeker is dat de voor iedere functionerende democratie noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen burger en overheid een flinke knauw heeft gekregen. Je mag hopen dat diegenen die het gemeentelijke apparaat bemensen – wethouders, raadsleden, ambtenaren –snel het betere in zichzelf terug weten te vinden.

Opvallend aan de verdedigingslinie van de burgemeester is dat hij niet alleen naar zichzelf verwijst als iemand die het beste met de burger voor heeft, maar dat hij ook suggereert dat hij brede steun onder de plaatselijke bevolking geniet. Alsof hij een met grote meerderheid verkozen politicus is. Wellicht is juist daarom het opereren op of over de grenzen van de wet- en regelgeving in zijn ogen niet meer dan een pekelzonde. Daarmee doet hij een beroep op een vorm van democratische legitimiteit die hij niet heeft: een burgemeester wordt niet verkozen en heeft daardoor een zekere onafhankelijkheid ten aanzien van de gemeenteraad en wethouders. De bedoeling daarvan is nu juist dat hij politieke gezindten bij elkaar brengt in plaats van zelf als splijtzwam te fungeren. Dat is in een omgeving waar de fysieke nabijheid van de burger heel concreet is, een omgeving waar het politieke dus al heel snel hoogstpersoonlijk kan worden, niet zonder belang. Voor mij is dat de actuele ratio van de staatkundige positionering van de burgemeester (wat niet wegneemt dat wat openbare orde-kwesties betreft die positionering best wel een fikse update zou mogen krijgen, zeker in relatie tot bijvoorbeeld de keten van Openbaar Ministerie, FIOD, rechterlijke macht, minister; maar dat is hier niet aan de orde). Maar bij burgemeesters als de mijne wordt het bestuurlijke al snel meer politiek en persoonlijk.

Vergelijkbare ontwikkelingen krijgen aan andere fronten ook officiële bevestiging. Zo is er het recente voorstel van minister Ollongren om bij verkiezingen een stem op een voorkeurskandidaat voor de Tweede Kamer groter gewicht te geven. Het is een uitvloeisel van een van de adviezen in het rapport uit 2019 van de Staatscommissie parlementair stelsel. Het zou moeten leiden tot het versterken van de band tussen kiezer en gekozene. Tom-Jan Meeus wees er recent terecht op dat het voorstel van Ollongren kan resulteren in een politieke cultuur waarin op bekendheid een beloning wordt gezet: mediageilheid ligt op de loer, en saaie vakmatige aandacht voor complexe problemen is dan niet winstgevend.

Ollongren is minister van Binnenlandse zaken namens D66, de partij die ook de verkozen burgemeester is toegedaan, en waar ook mijn burgemeester lid van is. Over de wenselijkheid van een verkozen burgemeester kun je natuurlijk een redelijk debat voeten. Ik ben er alvast niet enthousiast over. Waarom zou de dynamiek die Meeus voorziet niet tevens op burgemeesters van toepassing zijn?

De casus waar dit blog mee opende gaat niet alleen over bestuurlijke incompetentie. Het is ook een illustratie van een ontwikkeling die inmiddels veel verder reikt dan de gelederen van D66 alleen; een ontwikkeling naar een politieke configuratie waarin het niet primair gaat om de kwaliteit van bestuur of beleid, maar om hoe je wordt gepercipieerd. Het lijkt erop dat politiek en democratie aan het ‘vermarkten’ zijn: the winner takes all! Institutionele vormgeving luistert echter nauw, en de politieke hang naar het dichten van de vermeende kloof tussen burger en politiek (kiezer en gekozene) kan ten koste gaan van een subtiel stelsel van wederzijdse grensbewaking dat roekeloze politieke besluitvorming kan temperen.

Het type burgemeester zoals de mijne zou weleens de wind in de zeilen kunnen krijgen.

Over de auteurs

Maurice Adams

Maurice Adams is hoogleraar Encyclopedie van het recht aan Tilburg University.

Reacties

Andere blogs van Maurice Adams
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #9: Politieke meningsuiting als strafrechtelijk constitutioneel moment
10 jaar MH 17: herinneringen aan het wetenschappelijk werk van Willem Witteveen
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #14: Marktdenken, de publieke zaak en democratie