De drie gezichten van de troonrede
De Troonrede is de enige politieke toespraak die in de Grondwet vermeld wordt. Artikel 65 legt de derde dinsdag in september vast als de dag waarop `door of namens de Koning in een Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal’ een uiteenzetting wordt gegeven van het `door de regering te voeren beleid’. Het woord Troonrede komt dus in de Grondwet niet voor. Interessant is dat we allemaal gewend zijn aan de traditie van Prinsjesdag met haar rituele vertoon, maar dat de Grondwetstekst de mogelijkheid openlaat om de plechtigheid heel anders te organiseren, zolang er tenminste maar een uiteenzetting wordt gegeven van het regeringsbeleid. In theorie kan de regering ook beslissen om de Koning te laten interviewen door Ferry Mingelen, Ron Fresen of een andere journalist van dienst. Ondenkbaar natuurlijk. Bij alle voorstellen voor staatkundige vernieuwing is dit nooit genoemd. De constitutionele traditie kadert de mogelijkheden verder in dan de Grondwet vereist.
Wat maakt de Troonrede tot een bijzondere politieke toespraak met zoveel staatsrechtelijk gewicht dat vermelding in de Grondwet op zijn plaats is? De retorica leert ons sinds Aristoteles om bij elke toespraak op drie dimensies acht te slaan. Allereerst gaat het om ethos, om het imago van de spreker die ons vertrouwen vraagt. Dan letten we op zijn woorden, wat Aristoteles logos noemt. En daaronder speelt altijd het beroep op de gevoelens van het publiek, pathos dus. Wat ethos betreft kan een regering die een moeilijke boodschap te brengen heeft aan de burgers – de meeste kabinetten bevinden zich in deze positie en de minderheidsregering Rutte-II al helemaal – geen betere persoon vinden dan het staatshoofd om die boodschap over te brengen. De populariteit van onze nieuwe Koning is groot, veel mensen vertrouwen hem meer dan de regering. Het hele ritueel rond de voorlezing van de tekst versterkt zijn gunstige imago nog. De argumentatie zelf is echter meer een probleem. Vaak wordt in abstracte, defensieve en verheven taal over de problemen en de voornemens gesproken. Deze keer kiest de regering daarentegen voor een duidelijke en sombere boodschap die trouwens wel in een positieve toonzetting wordt gebracht. Hoewel de burgers er financieel allemaal op achteruit zullen gaan, moet daarover niet worden getreurd, want we zijn al met elkaar op weg van een verstikkende verzorgingsstaat naar een vrije participatiesamenleving waarin voor degene die zichzelf echt niet kan helpen overheidssteun aanwezig blijft. Om het sociaal-democratische volksdeel met deze neo-liberale boodschap te laten instemmen, wordt er ook aan inkomensnivellering gedaan. Het is duidelijk dat deze boodschap van links en rechts op kritiek zal stuiten. De regering roept met de Troonrede de oppositie dan ook op tot een constructieve dialoog waar de burgers baat bij hebben. Het gaat om een standaardzet die verpakt zit in de slotzinnen waarin de Koning, nu sprekend namens velen, onze volksvertegenwoordigers wijsheid toewenst en met hen om kracht en Gods zegen bidt.
Dat brengt ons bij het pathos, dat geheel volgens het boekje in deze peroratio opduikt. Het gaat er bij elke Troonrede om een gevoel van eenheid en verbondenheid op te roepen. Dit is de essentie van het ritueel. Met elkaar kunnen we de complexe en ingrijpende vraagstukken wel aan, dat is de onderliggende gedachte. Wie zou het durven betwijfelen? Maar meteen na afloop van de Troonrede, als de Koning en de Koningin per gouden koets op weg zijn naar Paleis Noordeinde voor de balkonscène, staan onze politici alweer voor de camera om elkaar op het scherp van de snede te bestrijden. Betekent dit dat de retoriek van ethos, logos en pathos niet werkt of zelfs zinloos is? Waar is het ritueel dan goed voor? De antropologe Mary Douglas heeft bij de Lele in West-Afrika de rituelen van die samenleving onderzocht en dat bracht haar op de volgende stelling: `Ritual recognizes the potency of disorder.’ Als er gevaar dreigt, het gevaar van verdeeldheid bijvoorbeeld, van het uiteenvallen van de gemeenschap, is er een ritueel nodig om het gevaar symbolisch af te wenden. Douglas stelt dat in het gevaar ook kracht schuilt, de kracht van de verandering. Het ritueel dient er niet toe om die kracht uit te wissen of te ontkennen maar de gemeenschap in staat te stellen om onder ogen te zien wat voor kansen er in de gevaarscheppende situatie aanwezig zijn. Zo bezien is het uiterst zinvol dat aan de politieke strijd een moment voorafgaat, hoe kort ook, van politieke eensgezindheid, op televisie uitvergroot tot een nationaal ritueel. Artikel 65 mag gerust in de Grondwet blijven staan.
Reacties