Terug naar overzicht

De euro als grondwettelijke munt


Bij de hervorming van de Nederlandse Grondwet in 1983 ontstond discussie over de noodzaak om iets in de Grondwet op te nemen over ons geld. De regering was van mening dat geldzaken niet in de Grondwet thuishoren. Er was nog wel overwogen om een verplichting op te nemen over het bestrijden van inflatie, maar de regering vond dat de invloed van de Grondwet in dergelijke zaken niet overschat moest worden. De Tweede Kamer vond dat er toch wel iets over ons geld in de Grondwet moest staan. Daarom stelt artikel 106 GW nu in minimalistische bewoordingen: de wet regelt het geldstelsel.

Tien jaar later komt het Verdrag van Maastricht tot stand met daarin uitgebreide hoofdstukken en annexen over de euro en de Europese Centrale Bank. Waar het vertrouwen ontbrak om in de Nederlandse Grondwet enig onderdeel van ons geldstelsel te regelen, zoveel vertrouwen was er in de Europese Verdragen.
Wat kunnen we nu, ruim 25 jaar later, zeggen over de keuze om de euro in Maastricht te constitutionaliseren? Of, voor wie in Europees verband niet van dit grondwettelijke taalgebruik houdt: om de regels van de euro vast te leggen in rigide verdragen?

De keuze voor het Verdrag van Maastricht als juridisch middel voor monetaire integratie was in de eerste plaats ingegeven door wantrouwen richting de politieke instituties van de EU. Hoewel de macht over monetair beleid werd overgedragen aan de EU, bleven fundamentele beslissingen over de toekomst van de euro in handen van de lidstaten gezamenlijk. De gebrekkige betrokkenheid van het Europese Parlement in de euro-crisis is een direct gevolg van de manier waarop de euro tot stand is gekomen.

Voorbij de grote vragen over verantwoordelijkheid binnen de EU, heeft de constitutionalisering van de euro ook gevolgen voor de manier waarop we het succes van de regels beoordelen. Neem bijvoorbeeld de artikelen over economic governance. Het is duidelijk dat de zogenaamde “3% regel” (over de maximale tekorten op de begroting) er niet in is geslaagd om goed economisch beleid af te dwingen. Maar de regels in de Europese Verdragen zijn er ook om de lidstaten te beschermen tegen steeds verder gaande integratie. In die zin zijn de regels over economic governance weer heel succesvol geweest. Tot de euro-crisis heeft er nauwelijks integratie plaatsgevonden op dit terrein, ondanks hoge druk van Duitsland en Nederland. (Laat u niet misleiden door het Stabiliteits & Groeipact uit 1997, dat weinig anders bevatte dan al wat in het verdrag stond.)

Wie de euro-crisis niet ziet als een economische crisis maar als een politieke crisis, komt al snel tot de conclusie dat de Europese verdragen geen bijdrage leveren aan een oplossing, maar juist in de weg staan. De eerste verantwoordelijkheid van een grondwet is het organiseren van verstandige politiek. Daarin heeft het Verdrag van Maastricht rijkelijk gefaald. De regering had het in 1983 bij het juiste eind. Geldzaken horen niet in de constitutie thuis.

Over de auteurs

Marijn van der Sluis

Dr. Marijn van der Sluis (vandersluis@law.eur.nl) is assistant professor in EU law aan de Erasmus School of Law in Rotterdam. Marijn heeft zijn proefschrift “In Law We Trust: the Role of EU Constitutional Law in European Monetary Integration” in juni verdedigd aan het European University Institute (EUI) in Florence, Italië.

Reacties

Recente blogs
Volksgezondheid dwingt tot minder pesticiden
Hoezo democratisch tekort? Met financiële wetgeving in koninkrijksaangelegenheden hebben de Caribische landen zich blijkbaar niet te bemoeien
Vrouw en rechtsstaat
The Notorious R.B.G: kleine veranderingen, grote overwinningen