Terug naar overzicht

De Januskop van het staatsburgerschap


In de zestiende eeuw waren mensen in heel Europa onderdanen van de vorst die over hun land heerste. De belangrijkste vorsten hadden onderdanen die tot verschillende volkeren behoorden en verschillende talen spraken; zij voerden dan ook verschillende titels, zoals de Koning van Spanje, die Heer der Nederlanden was. Een van zijn stadhouders – eerst in Bourgondië, later in de Lage Landen – was een Duitse graaf uit Nassau die het Franse vorstendom Orange had geërfd: Willem de Zwijger. Hij nam naderhand de leiding in de Nederlandse Opstand en leeft in de herinnering voort als de vader des vaderlands. In het eerste couplet van het Wilhelmus klinkt zijn veelzijdige verbondenheid door, in het zesde dat wat uiteindelijk voor hem de doorslag gaf: de tirannie verdrijven. Als men toen al een uitgewerkt stelsel van nationaliteitswetgeving had gekend, was Willem van Oranje mogelijk een van de velen geweest met een meervoudige nationaliteit.

De vaak complexe nationaliteitswetgeving is een 19e-eeuwse uitvinding. Sinds de hoogtijdagen van het nationalisme wordt het geven en ontnemen van nationaliteit niet alleen gebruikt om mensen als staatsburgers te betrekken bij het politieke en maatschappelijke leven, maar ook om ze uit te stoten als ze behoren tot een onwelgevallige groep. Het nationaliteitsrecht heeft daarmee een januskop gekregen: het vriendelijke gezicht van verwelkoming en het grimmige gezicht van afwijzing van vreemdelingen. Ingeburgerde vreemdelingen die het Nederlanderschap aanvragen, moeten naar huidig recht meestal afstand doen van de eerdere nationaliteit. Deze verplichting geldt niet voor degenen die met Nederlanders trouwen. Zo wordt voorkomen dat zij, om op familiebezoek te kunnen gaan, telkens een visum moeten aanvragen, of als ze er ooit alleen voor komen te staan, moeilijk terug kunnen gaan.

In een boek over citizens’ rights (2014), ben ik ingegaan op de realiteiten achter het nationaliteitsrecht. Het leven van veel mensen verloopt zo dat banden ontstaan over grenzen heen, soms door werk, soms door liefde, soms ook doordat mensen moeten vluchten. Staatsburgerschap is een status die zeer persoonlijke dimensies heeft, maar ook een democratisch betekenisvol fundamenteel recht is. Het internationaal privaatrecht omvat regels die bepalen welke nationaliteit maatgevend is in (bijvoorbeeld) het huwelijksrecht en erfrecht: in de regel is dat de nationaliteit van de gewone woon- en verblijfplaats. Ook voor het stemrecht als staatsburger komt het erop aan in welke gemeenschap iemand leeft. Daarom heb ik bepleit een eind te maken aan kiesrecht van mensen die zich permanent in een ander land hebben gevestigd. Nederlandse staatsburgers in Canada of Spanje stemmen nu mee over belastingen die ze zelf niet hoeven te betalen en over de kwaliteit van lucht die ze zelf niet hoeven in te ademen. Bij het Turkse constitutionele referendum van april stemde een deel van de Turkse Nederlanders (een meerderheid van de minderheid die van het stemrecht gebruikmaakte) voor een dictatuur waarin zij zelf niet hoeven te leven.

De wereldwijde revival van nationalisme leidt er helaas toe dat staten nationaliteit weer meer gaan opvatten als onderdaanschap. De opdringerige campagnes onder Turkse Nederlanders en Duitsers waren daarvan een voorbeeld. Evenzeer verkeerd is het oproepen van in het buitenland gevestigde burgers voor militaire dienst. Mijn collega Peter Spiro uit Philadelphia schreef onlangs over de citizenship overreach door mensen met een Amerikaanse tweede nationaliteit ongeacht reële banden met de VS aan belastingmaatregelen te onderwerpen.

Wie in hetzelfde land wordt geboren, woont, trouwt, werkt en sterft als zijn of haar ouders en schoonouders heeft gewoonlijk enkel de nationaliteit van dat land. Dat heeft voor hen iets vanzelfsprekends. Maar voor mensen die migreren, vluchten, een deel van hun leven in een ander land gaan werken, of huwen met iemand uit een ander land – vooral in de grensstreken was dat altijd al het geval – en zeker voor hun kinderen, is dat anders, op dit moment zo’n 1,3 miljoen Nederlanders. Zowel het een als het ander verdient te worden gerespecteerd.

Deze  bijdrage verscheen ook in het SC, Wetten en regels verklaard op dinsdag 9 mei 

Over de auteurs

Ernst Hirsch Ballin

Ernst M.H. Hirsch Ballin is emeritus universiteitshoogleraar en emeritus hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht aan Tilburg University

Reacties

Andere blogs van Ernst Hirsch Ballin
Zeventig jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (deel II): toekomstperspectieven
Zeventig jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (deel I): de kracht van het Statuut
Humaan constitutionalisme