Terug naar overzicht

De kiesdrempel als drempel voor een (on)bestuurbaar Nederland?


Gisteren zag ik op Facebook een zogenaamde live-poll van het CDA over het verhogen van de kiesdrempel: het minimale aantal stemmen dat een partij moet behalen voor het verkrijgen van een zetel. De kiesdrempel wordt uitgedrukt in een percentage van het totale aantal uitgebrachte stemmen. Volgens het CDA zijn er op dit moment teveel kleine politieke partijen waardoor Nederland onbestuurbaar zou worden gemaakt, aldus #teamCDA. De partij pleit voor een verhoging: van 62.000 stemmen naar 188.000 stemmen.[1] De tussenstand op donderdagavond was duidelijk in het voordeel van het idee om de kiesdrempel te verhogen. Ik vraag me echter af of dat ook daadwerkelijk leidt tot een beter bestuurbaar Nederland.

Eerst een klein stukje theorie. In Nederland is niet wettelijk vastgelegd dat een partij een minimum aantal zetels moet hebben behaald om zitting te nemen in het parlement. Er is dus geen formele kiesdrempel, een partij krijgt een zetel wanneer deze de kiesdeler heeft behaald.[2] De kiesdeler wordt berekend door het totale aantal uitgebrachte stemmen te delen door het aantal te verdelen zetels. Voorbeeld: bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 werden er 9.424.235 stemmen uitgebracht. Deel dat door 150 zetels, en je komt op een kiesdeler van 62.828 uit. Wilde je als partij bij die verkiezingen één zetel behalen, dan had je dus minimaal 62.828 stemmen moeten hebben. Zou je dit uitdrukken in een percentage, dan is dat 0,67 procent van de stemmen gezien de 150 te verdelen zetels.
Kijken we naar landen om ons heen, dan zien we dat daar een formele, en vaak hogere kiesdrempel wordt gehanteerd. In Zweden gaat het om vier procent, in Duitsland en België vijf procent en Turkije hanteert zelfs een kiesdrempel van tien procent. Dit slechts ter illustratie, want niet alle kiesstelsels kunnen zomaar met elkaar worden vergeleken. Duitsland kent bijvoorbeeld een gemengd systeem, waarin proportionele vertegenwoordiging wordt gecombineerd met het meerderheidsstelsel.

Terug naar ons systeem. In Nederland is de informele kiesdrempel op dit moment dus relatief laag, al is dat niet altijd zo geweest.[3] Bij de invoering van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging[4] in 1917, rees de vraag bij welk percentage een partij nog een (rest) zetel kon bemachtigen, aangezien het aantal stemmen op een bepaalde partij zelden een precies aantal malen zo groot is als de kiesdeler. Men koos toen voor de helft van de kiesdeler, waardoor in 1918 zeven van de 100 zetels werden toegekend aan partijen die in beginsel veel minder stemmen hadden gehaald dan de volledige kiesdeler. Enkele jaren later, in 1921, werd de Kieswet gewijzigd en werd het een percentage van 75, eind jaren ’30 werd dit percentage 100. Toen het aantal zetels van de Tweede Kamer in 1956 werd uitgebreid naar 150, bleef het percentage gelijk, waardoor de praktische kiesdrempel lager werd.[5] Hierdoor werd het voor kleine partijen dus gemakkelijker om een zetel in de Tweede Kamer te bemachtigen.

Eind december maakte de Kiesraad bekend dat een recordaantal partijen zich had geregistreerd voor de komende Tweede Kamerverkiezingen: maar liefst 81.[6] Uiteindelijk doen er ‘maar’ 28 mee. Dat is meer dan de afgelopen jaren, maar niet direct een aantal om van te schrikken. In 1994 deden bijvoorbeeld 26 partijen mee, in 2006 waren dat er 24.[7] Interessant is vooral om eens te kijken naar het aantal partijen dat de afgelopen decennia daadwerkelijk in de Tweede Kamer kwam.

Zoals in bovenstaande tabel is te zien, is het aantal partijen dat daadwerkelijk het parlement haalde niet explosief gestegen. Ook na het verhogen van het aantal Tweede Kamerzetels in 1956, met de lagere kiesdrempel tot gevolg, is er geen plotselinge grote stijging van het aantal partijen te zien.
Een ander interessant gegeven is het aantal fracties waarmee een regeringsperiode begint, ten opzichte van het aantal waarmee die periode eindigt. “Zetelroof” blijkt van alle tijden te zijn, maar uit de volgende tabel blijkt ook dat de huidige regeringsperiode bovengemiddeld hoog scoort, met als bekende voorbeelden de groep Kuzu/Öztürk en meer recent Jacques Monasch.

Volgens het CDA zouden teveel kleine partijen het land onbestuurbaar maken. Daar lijken twee veronderstellingen aan ten grondslag te liggen: (1) ons stelsel bevat teveel kleine partijen, of biedt op z’n minst een grote kans op teveel kleine partijen en (2) een te groot aantal kleine partijen maakt het land onbestuurbaar. Laten we die veronderstellingen eens nader bekijken. Zoals hierboven aangetoond is het niet zo dat het aantal partijen in ons parlement de afgelopen decennia drastisch is gestegen. Ik kan me voorstellen de combinatie van 28 deelnemers en de bijbehorende peilingen doen vrezen voor een zeer gefragmenteerde Tweede Kamer na 15 maart, maar ook dat moeten we nog maar zien.  Ook het aantal afsplitsingen viel tot de huidige regeerperiode best mee. En wat dat aantal afsplitsingen betreft: het verminderen of zelfs verbieden van “zetelroof” vraagt om hele andere maatregelen dan het verhogen van de kiesdrempel.[8] Die fungeert immers alleen als ‘ingangsvoorwaarde’ voor het parlement. Dat een relatief lage kiesdrempel een groter aantal partijen mogelijk maakt is theoretisch juist, maar lijkt in de praktijk tot nu toe dus reuze mee te vallen.
Dan de vraag of een groot aantal kleine partijen het land onbestuurbaar zou maken. Dat het er misschien niet makkelijker op wordt stel ik niet ter discussie, maar onbestuurbaar lijkt mij een behoorlijk zware term. Die zogenaamde onbestuurbaarheid zit niet zozeer en alleen in het totale aantal partijen in het parlement, maar veel meer in de onderlinge verdeling van zetels. Grote partijen worden kleiner en kleine partijen worden groter.[9] Dat maakt coalitievorming moeilijker dan wanneer er enkele hele grote spelers zijn in het parlementaire veld met daar omheen meerdere hele kleine spelers. Buiten dat zou het in het kader van bijvoorbeeld democratische vernieuwing juist goed kunnen zijn dat nieuwe partijen zich relatief makkelijk kunnen vestigen in het parlement.

Als het om onbestuurbaarheid gaat denk ik aan nog een aantal andere ontwikkelingen, bijvoorbeeld polarisatie en populisme.  Twee verschijnselen die wat mij betreft niet bijdragen aan ons politieke poldermodel, dat onder andere is gebaseerd op coalitievorming en samenwerking. Je zou ook kunnen discussiëren over de positie van de Eerste Kamer, of over onze moeilijk te wijzigen Grondwet, als het gaat om onbestuurbaarheid. Bovendien zou het interessant zijn om eens te kijken waarom er behoefte is aan zoveel verschillende partijen. Dat zegt namelijk ook iets over de kiezers en hoe zij zich gerepresenteerd voelen, of misschien wel niet-gerepresenteerd voelen. Wat mij namelijk ook opvalt aan de huidige verkiezingsretoriek is het aantal nieuwe partijen dat het huidige establishment aanvalt, onder andere gebaseerd op het wantrouwen dat een gedeelte van het volk schijnt te hebben jegens het bestuur. Wantrouwen dat zeker niet minder wordt door het aftreden van bewindslieden wegens een bonnetjesaffaire of wegens het verstrekken van opdrachten aan familie…

Beste meneer Buma en #teamCDA, als ik u een tip mag geven: misschien is het een idee om die kiesdrempel te laten voor wat die is en u te richten op fundamentelere zaken als het gaat om het goed besturen van een land. Zorg voor een breed gedragen programma dat diverse mensen aanspreekt, investeer in goede bewindslieden, hou de fractie bij elkaar zonder te tornen aan het verbod van last en zoek actief naar samenwerking en verbinding met andere partijen. Zeker in tijden van polarisatie en verharding van het politieke discours. Een in mijn ogen op veel vlakken genuanceerde middenpartij als het CDA heeft de politieke positie om dat te doen. Als er dan daadwerkelijk wat moet worden gedaan aan de versplintering van het politieke landschap of de zogenaamde onbestuurbaarheid van Nederland, zijn er veel meer smaken dan alleen die van de kiesdrempel. Voorstellen tot staatsrechtelijke vernieuwing staan niet hoog op de politieke agenda in tijden van verkiezingen, aangezien burgers zich veel meer zorgen maken over zaken als inkomen, onderwijs en zorg. Toch daag ik u uit om met goed doordachte voorstellen te komen die écht over de staatsrechtelijke kern van ons parlementaire stelsel gaan en om voor die voorstellen politiek draagvlak te zoeken op de lange termijn. Wellicht kan de Staatscommissie Remkes daarbij een handje helpen. Hoe dan ook, het verhogen van de kiesdrempel zal niet zoveel betekenen als het gaat om de (on)bestuurbaarheid van Nederland, ruimte voor nieuwe staatsrechtelijke ideeën en hervormingen wel.


[1]Daarbij ga ik er vanuit dat dit aantal is gerelateerd aan de Tweede Kamerverkiezingen van 2012, omdat het aantal stemmen dat nodig is voor een zetel vooraf niet vaststaat. Dit is afhankelijk van het totale aantal uitgebrachte stemmen, zoals verderop valt te lezen. In hun commentaar op de poll spreekt het CDA over een drempel van 2 procent of drie zetels.
[2]Zie artikel P7 van de Kieswet.
[3]Dit is afhankelijk van het aantal te verdelen zetels. De kiesdrempel kan op zichzelf lager zijn, maar dat betekent niet dat het aantal benodigde stemmen voor een zetel ook automatisch lager is aangezien dat afhankelijk is van het totale aantal te verdelen zetels.
[4]Een stelsel waarbij de verhouding tussen de uitgebrachte stemmen en de behaalde zetels in beginsel voor alle partijen gelijk is.
[5]De praktische kiesdrempel in stemmen is vanaf 1921 steeds hoger geworden en pas weer omlaag gegaan toen de Tweede Kamer werd uitgebreid naar 150 zetels. De praktische kiesdrempel in procenten is dus steeds gestegen van 50% KD, naar 75% KD naar uiteindelijk 100% KD. Zie ook Kamerstukken II, 1970-1971, 10985.
[6]https://www.kiesraad.nl/actueel/nieuws/2016/12/22/record-aantal-81-geregistreerde-partijnamen-tweede-kamerverkiezing
[7]Zie voor andere gedetailleerde informatie over verkiezingen en uitslagen de website van de Kiesraad.
[8]Dan zal men zich namelijk moeten gaan buigen over artikel 67 lid 3 van de Grondwet, waarin is opgenomen dat leden van het parlement stemmen zonder last.
[9]Onder andere door ontwikkelingen zoals het naar de achtergrond raken van het geloof of het verdwijnen van traditionele kiezersgroepen als “de arbeider”.

 

Over de auteurs

Rosanne Franken

Rosanne Franken is werkzaam als afdelingshoofd Bestuur & Communicatie bij waterschap Brabantse Delta en verbonden als buitenpromovenda aan Tilburg Law School van Tilburg University.

Reacties

Andere blogs van Rosanne Franken
Verkiezingen 2021
Verkiezingsblog #13: Op naar de regio!
Remkes en de rechtsstaat
Remkes en de rechtsstaat #5: Representatieve (waterschaps) verkiezingen
Remkes en de rechtsstaat
Remkes en de rechtsstaat #3: Een terugzendrecht voor de Eerste Kamer?