Discussie over de eventuele rol van de Koning bij de kabinetsformatie
Reactie op het blog ‘Terugkeer van de Koning in het formatieproces’ , door Eric Janse de Jonge
De Koning, formeren en waardigheid
Maurits Potappel voert een pleidooi voor de ‘terugkeer van de Koning in het formatieproces’. Dat lijkt mij geen verstandig voorstel om de volgende redenen.
Ten eerste miskent het voorstel 175 jaar constitutionele ontwikkeling waarin de Koning uit het centrum van de macht is gemanoeuvreerd. Democratisering, parlementarisering en legitimering waren en zijn hierbij de belangrijkste argumenten. Kernvraag was en is nog steeds hoe om te gaan met een niet-gekozen, erfelijke Koning in een democratisch bestel waar de burger het laatste woord heeft. Staatsrechtelijke inperkingen van aanvankelijk de macht en later de invloed van de Koning hebben over de jaren hebben geleid tot een houdbaar stelsel. Dat zien wij in alle Europese constitutionele monarchieën overigens ook. In die zin kwam de wijziging van 2012 niet uit de lucht vallen.
Het voorstel is kenmerkend voor de kortademige politiek en bestuur van deze jaren. De formatie van 2021-22 verliep inderdaad chaotisch. Daar zijn leerpunten uit te halen en verbeteringen aan te brengen, maar om nu gelijk een majeure wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer m.b.t. de positie van de Koning weer in te trekken, is overhaast en onzorgvuldig. Je kan in een constitutionele monarchie niet overhaast vrij fundamentele voorschriften veranderen in ons bestel. Na één procedureel mislukte formatie is zelfanalyse van de kamer heel zinvol, echter een zo vergaand voorstel als de Koning terug in de formatie vergt toch wat meer praktijkervaring. Het RvO van de Tweede Kamer is geen windvaantje dat met alle (politieke) winden meewaait. Daarvoor is zijn externe betekenis te groot, zeker bij een wijziging om de Koning uit het formatieproces te halen.
Een veel betere ‘oplossing’ die Potappel ook meldt, lijkt een meer onafhankelijk en gezaghebbend persoon aan te zoeken die de leiding neemt bij de start van de formatie (‘verkenner’). Men kan denken aan figuren als Johan Remkes en Job Cohen. Zie ook het verstandige (spoed)advies van de Raad van State over dit onderwerp die bewust niet spreekt van een rol van de Koning in de formatie.
Het nu overhaast weer terughalen van de Koning in de formatie kan bovendien de Koning is een lastige positie brengen. Sturing en bemiddeling vergt kennis van zaken, ervaring en transparantie. De huidige scherpe politieke en maatschappelijke tegenstellingen en emoties, social media en politieke fragmentarisering, kunnen hem in deze rol kwetsbaar maken. Dat moeten we de Koning niet aandoen.
Met waardigheid heeft de mogelijke terugkeer van een (politieke) rol van de Koning weinig te maken. Waardigheid is prima en daar kan niemand op tegen zijn. Waardigheid moeten de beide kamers zélf als richtsnoer nemen. Zelfdiscipline is daarbij belangrijk. We weten dat de kamers niet sterk zijn in zelfevaluatie en zelfkritiek. De waardigheid van het ambt van Kamerlid moet toenemen. Ken uw bevoegdheden, ga daar zorgvuldig mee om, wees integer en geef als Kamerlid een voorbeeld aan een samenleving in verwarring. Daar ligt voor mij een belangrijk deel van de oplossing na één mislukte formatie.
De Tweede kamer heeft op dinsdag 24 oktober jl. met ruime meerderheid het CDA-voorstel (waarop Potappel zich baseert) inzake de terugkeer van de Koning in de formatie verworpen. Een verstandig besluit.
Reactie door Maurtits Potappel
Traditie doet ertoe
In zijn reactie op mijn voorstel om de koning als verkenner aan te wijzen in het formatieproces, voert Eric Janse de Jonge drie argumenten aan om de koning juist niet terug te brengen. Allereerst voert hij een argument op basis van traditie aan. In de afgelopen 175 jaar heeft de koning steeds minder macht gekregen en deze traditie zou niet onderbroken moeten worden.
In het verloop van deze traditie hebben partijen van links tot rechts altijd gepleit voor een bescheiden rol van de koning in onze constitutionele monarchie. Sinds het einde van de 19e eeuw ligt deze rol van de koning als ‘hoofd van de natie’, ‘wachter bij de constitutie’ en hoeder van nationale eenheid. ‘Het Nederlandse koningschap is in sterke mate de belichaming van deze noties’ zo stelde de Raad van State in 2000.
Gezaghebbende figuren zoals Herman Tjeenk Willink en Ernst Hirsch Ballin hebben de koning als drager van eenheid steeds erkend en hebben daarom grote vraagtekens gesteld bij de wijzigingen van de rol van de koning bij kabinetsformaties. ‘Wat is eigenlijk het probleem dat moet worden opgelost?’ vroegen zij steeds. De traditie die Janse de Jonge presenteert is dus niet onverdeeld en het is veel eerlijker om te zeggen dat de recente voorstellen om de koning geheel uit het formatieproces te halen eerder een breuk dan een continuïteit vormen met het zoeken naar een balans in onze Nederlandse constitutionele monarchie.
Ten tweede stelt Janse de Jonge dat het voorstel overhaast is en dat het RvO niet zomaar gewijzigd kan worden. In feite is het voorstel om de koning terug te brengen in de formatie niet overhaast maar komt het tegemoet aan de principes van de Grondwet en wil het slechts goede elementen herstellen. Het voorstel uit 2012 blijkt juist te overhaast te zijn ingevoerd omdat niet duidelijk is waar de regie nu ligt en wat de regie inhoudt zoals de evaluatiecommissie kabinetsformatie 2021/2022 stelt. Het RvO is eenvoudig te wijzigen en hiermee erkent de Kamer dat ze een onafhankelijk figuur nodig blijft hebben die boven de politieke partijen staat.
Ten derde brengt Jansen De Jonge in dat de koning hierdoor in een lastige positie komt en dat ‘kennis van zaken, ervaring en transparantie’ vereist is. Deze elementen worden gewaarborgd doordat de koning wordt bijgestaan door voldoende raadgevers, partij-onafhankelijk opereert, in zijn rol kan groeien en de adviezen van de fractievoorzitters openbaar worden gemaakt. Door de publicatie van deze adviezen blijft het proces transparant en controleerbaar.
Mij lijkt een oplossing tussen verdere parlementarisering en alles bij het oude laten van groot belang om de positieve elementen van de procedure zoals deze voor 2012 bestond te behouden. De koning zou vooral de eerste dagen na de verkiezing als gastheer en verkenner moeten optreden om rust en waardigheid terug te brengen. De Kamer, informateur en Koning versterken elkaar in zo’n proces. Hierdoor wordt voorkomen dat er direct na verkiezingen te veel van een verdeelde Tweede Kamer gevraagd wordt.
Waardigheid is inderdaad een primaire verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer zelf. Maar als zij hierin tekort schiet en de politieke wetten zo werken dat chaos en wanorde versterkt worden, dan is er een externe figuur nodig die helpt om het proces waardig te laten verlopen. Waarom zouden we op zoek moeten naar figuren die steeds wisselen zoals de vice-president van de Raad van State of figuren zoals Remkes en Cohen als de Grondwet eenstemmig wijst naar de koning die boven de partijen staat en voor het leven aanblijft? Neem de Grondwet serieus en geef daarom de koning een bescheiden rol aan het begin van de formatie.
Reacties