De marxistische rechtsstaat in China (vervolg)
Deze blogpost is de tweede uit een serie van twee. De blogpost zal – in dwingende volgorde – de volgende onderwerpen bespreken (en zodoende voortbouwen op hetgeen in de eerste blogpost besproken is): de in de Decision geïntroduceerde oplossingen voor de tekortkomingen van het huidige Chinese rechtssysteem, de kritiek ten aanzien van de leidende rol van de CPC, en, tot slot, de introductie van een nieuw ethos tegenover recht en wet, eveneens met commentaar. Ter afsluiting zal een algemene, concluderende beschouwing worden gegeven die zowel de onderwerpen van de eerste, als de tweede blogpost omvat.
De Decision constateert en onderkent echter niet alleen de tekortkomingen van het huidige Chinese rechtssysteem, maar geeft daar ook oplossingen voor (het tweede doel van de Decision). Zo worden maatregelen genomen om alle machten – rechters, wetgevers, en uitvoerders, laatstgenoemden in de vorm van een interne partijcontrole door de Centrale Commissie voor Discipline en Inspectie (CCDI) – onafhankelijker te maken van de lokale machthebbers.[1] Ook zullen ‘klokkenluiders’ van binnen én buiten de instituten beter worden beschermd wanneer ze via de officiële kanalen rapporteren over belangenverstrengeling c.q. corruptie. Verder wordt de rol van de CPC als wetgever versterkt doordat voorstellen om de Grondwet te wijzigen voortaan uit het Centraal Comité moeten komen, en elk normaal wetsvoorstel – dat afkomstig is van het Nationale Volkscongres en gemaakt wordt in samenwerking met de daarvoor aangewezen gespecialiseerde commissie – aan het Centraal Comité ter goedkeuring moet worden voorgelegd. Daarbovenop blijft de CPC de benoeming van volksvertegenwoordigers en wetgevers regelen.
Is de leidende rol van de CPC nu eigenlijk wel gerechtvaardigd? Dit zal mede afhangen van de met het partijbeleid behaalde (en nog te behalen) resultaten. Dat China onder leiding van de CPC grote vooruitgang heeft geboekt op sociaal, economisch en nu ook juridisch gebied door respectievelijk armoedebestrijding, groei en hervormingen te realiseren is – zeker in vergelijking met andere ontwikkelingslanden – bijzonder indrukwekkend. Zolang China zich op deze manier zal kunnen blijven ontwikkelen en effectieve maatregelen neemt zoals weergegeven in de voorgaande alinea, lijkt het leiderschap van de CPC gerechtvaardigd. Het is echter lastig om hierover een vaststaande uitspraak te doen. Feit is namelijk dat er komende jaren nog heel wat werk te verrichten is voor de CPC, met name op het gebied van fundamentele vrijheidsrechten voor mens én burger. Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid zijn hier een voorbeeld van. Dat deze (en andere vrijheidsrechten) kunnen botsen met de overheersende drang van de CPC om zowel de samenleving te controleren als het door haar gewenste beleid uit te voeren, komt regelmatig naar voren in binnen- en buitenlandse media.[2]
De moeilijkste en grootste uitdaging in het ontwikkelingsproces naar een volwaardige, functionele rechtsstaat is er echter een van ideologische aard. Xi Jinping en de CPC willen een nieuw ethos tegenover recht en wet introduceren, dat moet gaan wortelen in zowel de CPC zelf als in de Chinese maatschappij (het derde doel van de Decision). Hiervoor zullen duizenden jaren aan traditie moeten worden overwonnen, en zal de reeds besproken departementale, dan wel individuele belangenbehartiging door ambtenaren de kop in moeten worden gedrukt. Daarnaast moeten binnen de rechtspraak en de overheid diepgewortelde normen en practices opzij worden gezet. Het nieuwe ethos houdt volgens Xi Jinping namelijk in dat het recht wordt gerespecteerd en gevolgd, en wel omdat ambtenaren en burgers de voordelen van een rule-based order zijn gaan accepteren en zich de normatieve waarden van een rule of law eigen hebben gemaakt.[3] Voor introductie van dit ‘nieuwe normaal’, zoals Xi Jinping het noemt, moeten hij en de CPC de harten én hoofden winnen van Partijleden, overheidsambtenaren en Chinese burgers. Het ontwikkelen van een dergelijke rule of law-cultuurzal daarom niet makkelijk zijn. Dit geldt bovendien in nog sterkere mate voor een land als China, waarin het politieke systeem over het algemeen wordt gekenmerkt door op loyaliteit gebaseerde machtsverhoudingen.
Het streven van de CPC en Xi Jinping naar een rule of law en een nieuw ethos tegenover recht en wet zal zoals gezegd het debat omtrent de autoritaire rol van de CPC, vrije verkiezingen en de hiervoor al aangehaalde fundamentele vrijheidsrechten voor het individu, niet doen afnemen. Het realiseren van een rule of law-cultuur zou echter wel kunnen helpen bij het streven van China naar een eigen, op socialistische leest geschoeide, volwaardige en door binnen- en buitenland gerespecteerde rechtsstaat.
Concluderend kan het streven naar een socialistische rechtstaat door China worden beschouwd als een krachtige boodschap aan West-Europa, die luidt:één soort rechtsstaat bestaat niet.Waar West-Europese staten halsstarrig blijven vasthouden aan hun democratische rechtsstelsels – waarbij het vaak lang duurt voordat een breed gedragen dan wel effectieve beslissing wordt genomen – blijft China economisch gezien zich relatief snel ontwikkelen (ook al is de groei de laatste jaren wat minder geworden, wat critici sterkt in hun overtuiging[4]). Cruciaal bij deze groei is de leidende rol van de CPC. Zij laat met de in de Decision geformuleerde doelen, de vaststelling en onderkenning van problemen met het huidige Chinese rechtssysteem en de hiervoor geboden oplossingen zien dat zij de ontwikkeling van de socialistische rechtsstaat en een bijbehorende rule of law noodzakelijk acht en serieus neemt. Op dit moment is deze constatering tevens de rechtvaardiging voor de leidende en proactieve rol die de CPC heeft. De algemene vergadering van het Centraal Comité en de daaruit voortvloeiende Decision van de CPC zou binnenlandse (lees: Chinese) critici dan ook om deze reden moeten kunnen overtuigen. Hierin schuilt echter ook gelijk het grootste gevaar; de CPC moet oppassen dat ze niet té ambitieus wordt en daardoor ten onder zou kunnen gaan aan (te) hoge verwachtingen. Indien ze die hoge verwachtingen niet waarmaakt, zou de sfeer omtrent de – in eerste instantie positief beoordeelde – ontwikkelingen namelijk zomaar kunnen omslaan. Met name het streven naar een nieuw ethos op het gebied van wet en recht is wellicht te hoog gegrepen, en feit is dat op het gebied van fundamentele vrijheidsrechten nog grote stappen moeten worden gezet.
Het overkoepelende doel van de Decision, zijnde het verwezenlijken van een socialistische rechtsstaat en een op eigen, socialistische kenmerken gebaseerde rule of law, zou echter door West-Europese critici positief moeten worden ontvangen. West-Europese staten zouden de ontwikkeling van de socialistische rechtsstaat in China bovendien moeten zien als een wake-up call, en moeten gebruiken om hun eigen rechtsstaat waar nodig te herzien. West-Europese staten worstelen vandaag de dag immers met de volgende vraag: hoe zouden wij onze democratische rechtsstaat, waarvan algemeen bekend is dat ze momenteel lijdt aan legitimatieproblemen[5], kunnen verbeteren?
Wellicht dat – hoe vreemd het in eerste instantie ook klinkt – de Chinese socialistische rechtsstaat en de bijbehorende rule of law de West-Europese, democratische rechtsstaten zouden kunnen helpen bij het beantwoorden van deze vraag.
Reacties