Duurzaam en verantwoord ondernemen: De vrijblijvendheid voorbij?
In Nederlandse winkels is kleding te koop gemaakt door Oeigoerse dwangarbeiders in Chinese ‘heropvoedings’-kampen. Bij de voorbereidingen van het wereldkampioenschap voetbal in Qatar zijn ten minste 6.500 arbeidsmigranten omgekomen. Het Gerechtshof te Den Haag acht Shell aansprakelijk voor de schade die boeren in Nigeria hebben geleden als gevolg van olielekkages. Deze greep uit nieuwsberichten van de afgelopen maand tonen aan hoe bedrijven die internationaal opereren het risico lopen om direct en indirect betrokken te raken bij wantoestanden zoals uitbuiting, slavernij, kinderarbeid en milieuschade. De Corona-crisis heeft de problemen voor deze slachtoffers alleen maar verergerd. Zo annuleerden veel grote modemerken bestellingen waardoor arbeiders onderaan de wereldwijde productieketens de hoogste prijs betalen voor de economisch impact van de pandemie.
Wet Verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen
Om dergelijke misstanden aan te pakken dienden vier partijen (ChristenUnie, Groen Links, PvdA en SP) op 11 maart de initiatiefwet Verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen in. Indien de wet wordt aangenomen zullen ondernemingen vanaf 1 januari 2023 worden verplicht ‘gepaste zorgvuldigheid’ te betrachten om wereldwijd ondernemings-gerelateerde schendingen te voorkomen en te adresseren. Gepaste zorgvuldigheid is de vertaling van ‘human rights due diligence’, het kernprincipe uit de in 2011 door de VN Mensenrechtenraad aangenomen UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Human rights due diligence is het proces waarbij ondernemingen de daadwerkelijke en mogelijke nadelige gevolgen van hun handelen identificeren, voorkomen en beperken, en verantwoording afleggen over hoe zij omgaan met de geïdentificeerde risico’s. Volgens de voorgestelde wet zullen alle ondernemingen die in Nederland gevestigd, of op de Nederlandse markt commercieel actief zijn, deze gepaste zorgvuldigheid moeten uitvoeren. Alleen grote ondernemingen (>250 werknemers, balanstotaal van € 20 miljoen of een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen) zullen verplicht worden alle stappen van gepaste zorgvuldigheid te doorlopen. Dat zijn in Nederland al gauw meer dan 3000 bedrijven. Maar voor elke onderneming zal gelden dat bij een vermoeden van schade aan mens en milieu in een ander land, maatregelen moeten worden getroffen om die schade te voorkomen of te beperken en zorg te dragen voor herstel. Wanneer een onderneming volgens een betrokkene (dit kan ook een maatschappelijke organisatie zijn) hier niet aan voldoet, kan deze dit aan de civiele rechter voorleggen. Bij herhaalde overtredingen is sprake van een economisch delict en strafrechtelijke handhaving mogelijk. Tenslotte, zal de wet een toezichthouder in het leven roepen die bestuursdwang of bestuurlijke boetes kan opleggen.
Zoals het recente baanbrekende arrest van het Gerechtshof tegen Shell laat zien kunnen ondernemingen nu ook al civielrechtelijk aansprakelijk gesteld worden voor schade aan mens en milieu in het buitenland. Deze zaak staat niet op zichzelf. Wereldwijd zijn er honderden zaken aangespannen tegen multinationale ondernemingen voor rechtbanken in andere landen dan waar de schade plaatsvindt. Het komt echter nog maar heel zelden voor dat rechters in het voordeel van de slachtoffers beslissen. Dergelijke zaken stranden vaak op vraagstukken van bevoegdheid of ontvankelijkheid. Bovendien vereisen deze procedures een lange adem en diepe zakken. De uitspraak in de zaak van de Nigeriaanse boeren tegen Shell kwam na 13 jaar procederen. Twee van de aanvankelijke eisers zijn intussen overleden.
Met het initiatiefwetsvoorstel wordt beoogd om van de ongeschreven zorgplicht, zoals aangenomen in de Shell-zaak, een wettelijke zorgplicht te maken, een wettelijke ondergrens voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO).
Door het indienen van deze initiatiefwet geven de parlementariërs aan dat de huidige aanpak tekortschiet. Het Nederlandse IMVO-beleid is gestoeld op vrijwilligheid. Om nadelige gevolgen in de keten tegen te gaan verwacht de overheid van ondernemingen dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen toepassen. Het streven is dat over twee jaar 90% van de grote ondernemingen in Nederland deze richtlijnen moet hebben onderschreven. De teller staat nu echter op slechts 35%. Verder hebben zogenaamde ‘hoog-risicosectoren’, waaronder de kledingbranche, de bancaire wereld en de goudsector, vrijwillige IMVO-convenanten gesloten die misstanden zoals uitbuiting, dierenleed en milieuschade in de ketens moeten voorkomen. Slechts 1,6% van de ondernemingen heeft zich bij een IMVO Convenant aangesloten en de resultaten laten te wensen over. Volgens de indieners van het wetsvoorstel is nu de tijd gekomen om bij wet bedrijven te verplichten zorg te dragen voor mens en milieu in het buitenland.
Bredere ontwikkeling
De initiatiefwet sluit aan bij een bredere ontwikkeling. Er zijn al verschillende landen die wetgeving kennen die gepaste zorgvuldigheid voorschrijft, soms breed, soms gericht op specifieke risico’s. Zo kent het Verenigd Koninkrijk sinds 2015 de Modern Slavery Act die bedrijven verplicht te rapporteren wat zij ondernemen om slavernij in de productieketens tegen te gaan. Frankrijk heeft sinds 2017 de strengere Loi Sur le Devoir de Vigilance des Multinationales, een wet die een zorgplicht en een algemene aansprakelijkheid instelt op het gebied van mensenrechten en milieu voor de grootste ondernemingen in het land. De Duitse regering kwam half februari met de Lieferkettengesetz waar nog dit jaar over zal worden gestemd. Nederland kent sinds 2019 al een beperkte zorgplicht-wetgeving op het terrein van kinderarbeid. Verder staat in verschillende Europese landen, waaronder Oostenrijk, Finland, Luxemburg en Noorwegen, (een vorm van) nationale gepaste zorgvuldigheidswetgeving op de politieke agenda.
Het Nederlandse wetsvoorstel is nu ingediend in de hoop bij te dragen aan een Europees plan.Vorig jaar kondigde Eurocommissaris Reynders van Justitie aan dat de Europese Commissie in 2021 een wetgevend initiatief zal presenteren om gepaste zorgvuldigheid te verplichten voor bedrijven om negatieve gevolgen voor mensenrechten en milieu in het buitenland en in hun toeleveringsketens te voorkomen.
Kortom, met name in Europa lijkt de weg naar bindende verplichtingen ingeslagen. Een juridisch bindende zorgplicht kan rekenen op steun in Nederland van het maatschappelijk middenveld, investeerders, politieke partijen en in toenemende mate, aangespoord door beleggers en consumenten, ook van bedrijven zelf. Wetgeving, en zeker internationaal gecoördineerde wetgeving, kan zorgen voor een gelijk speelveld. Alle ondernemingen moeten zich aan dezelfde regels houden en niet alleen de ondernemingen die vrijwillig besluiten aan een IMVO-convenant mee te doen. Bovendien schept wetgeving, zeker op Europees niveau, rechtszekerheid over wat de zorgplicht voor bedrijven inhoudt nu er een lappendeken van rechterlijke uitspraken en nationale wetgeving dreigt te ontstaan.
Conclusie
Als de wet Duurzaam en verantwoord internationaal ondernemen wordt aangenomen zal dat verstrekkende gevolgen hebben. Nederland is een land waar vele grote multinationale ondernemingen zich thuis voelen. Op veel vragen zal nog een antwoord moeten worden gevonden. Bijvoorbeeld hoe bedrijven gepaste zorgvuldigheid wereldwijd kunnen toepassen in vaak zeer gecompliceerde ketens en de vraag hoe hier effectief toezicht op kan worden gehouden. Maar een wet die bedrijven verplicht proactief schade aan mens en milieu te voorkomen is toe te juichen. Er zal nog veel water door de Rijn moeten stromen voor de zorgplichtwet wordt aangenomen maar gesteld kan worden dat wat betreft de verantwoordelijkheid van bedrijven voor mens en milieu het tij lijkt te keren. Niet langer is vrijblijvendheid de norm en dat is goed nieuws.
Reacties