Terug naar overzicht

Europeesrechtelijke haken en ogen aan het uitroepen van de asielcrisis


In het hoofdlijnenakkoord van PVV, NSC, VVD en BBB werd al aangekondigd dat dit kabinet de asielcrisis zou uitroepen en in het regeerprogramma werd duidelijk dat het het kabinet Schoof menens is. Minister Faber kondigde op 13 september 2024 aan dat het kabinet, via de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet, een deel van de Vreemdelingenwet buiten toepassing wil stellen. Art. 110 stelt dat art. 111 bij Koninklijk besluit in werking kan worden gesteld in het geval van buitengewone omstandigheden. Dit heeft tot gevolg dat er bij AMvB kan worden afgeweken van hoofdstuk 1 tot en met 7 van de Vreemdelingenwet.

Concreet is het plan om geen nareis te verlenen aan meerderjarige kinderen, nieuwe feiten en omstandigheden bij opvolgende asielverzoeken strenger te toetsen en het asielverzoek van asielzoekers die niet op afspraak verschijnen, af te wijzen. Daarnaast is het kabinet ook voornemens om een asielcrisiswet aan te nemen. Op basis daarvan wil de minister de Spreidingswet (die op 1 februari 2024 in werking trad) intrekken, een beslisstop invoeren op asielaanvragen, de opvang versoberen en meer inzetten op gedwongen uitzetting. In haar blog van 16 september 2024 gaat Samantha Daniels in op dit voorstel vanuit het perspectief van het staatsnoodrecht. In aanvulling daarop uit ik hier, vanuit het oogpunt van het Europees asielrecht, mijn ernstige zorgen bij de voorgenomen afwijkingen van de Vreemdelingenwet en bij de asielcrisiswet.

Nadat de minister op 18 september een aanvraag deed voor een opt-out van het Europees asielrecht, liet de Europese commissie weten dat de Europese afspraken over asiel en migratie bindend blijven voor Nederland. Het is dus niet zonder meer mogelijk om af te wijken van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel.

Allereerst is van belang op te merken dat het Europees asielrecht op dit moment niet voorziet in afwijkingen en uitzonderingen vanwege een asielcrisis. Het enige wat daarbij in de buurt komt, is artikel 33 van de Dublinverordening met het daarin opgenomen ‘mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en crisisbeheersing’. Dat geeft de lidstaten echter niet de bevoegdheid om zélf een asielcrisis in het leven te roepen. Die bevoegdheid is duidelijk belegd bij de Europese Commissie. In algemene zin is de voorgestelde asielcrisiswet dus niet in overeenstemming met het Europees asielrecht.

Ook meer concreet kent het voorstel veel haken en ogen. Zo lijkt het mij sterk dat een volledige beslisstop kan worden ingevoerd. Naar mijn idee zou dat namelijk in strijd zijn met de Procedurerichtlijn: de EU-richtlijn waarin wordt geregeld aan welke voorwaarden een asielprocedure moet voldoen. Een asielbeslisstop zou namelijk betekenen dat de minister bewust actie onderneemt om de termijnen in de Procedurerichtlijn niet te halen. Ook aan andere verplichtingen op grond van de Procedurerichtlijn zal dan niet worden voldaan, bijvoorbeeld de toegang tot de procedure, of de bescherming van juridische waarborgen voor minderjarigen.

De plannen van de minister zijn ook in strijd zijn met de Dublinverordening, die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke beoordeling van een in Europa ingediend asielverzoek. De Dublinverordening is immers in het leven geroepen om te vermijden dat asielzoekers kunnen kiezen welke lidstaat hun asielverzoek behandelt (asylum shopping), maar evenzeer om te vermijden dat er geen enkele lidstaat verantwoordelijk is (in limbo). Als Nederland er daadwerkelijk toe zou overgaan om geen asielverzoeken meer te behandelen, komt zij daarmee ook in strijd met de gedachte achter de Dublinverordening en zou zij het uiterst moeilijk maken voor de andere lidstaten om hun verplichtingen onder de Dublinverordening na te leven. Dit is ook strijdig met het beginsel van loyale samenwerking, op basis waarvan Nederland er alles aan moet doen om de nakoming van het Unierecht te verzekeren. Om die reden zou een asielbeslisstop niet alleen leiden tot een schending van de Procedurerichtlijn, maar ook tot een schending van het beginsel van loyale samenwerking in de context van de Dublinverordening.

Wat vanuit Unierechtelijk oogpunt daarnaast opvalt is dat het kabinet Schoof in zijn regeerprogramma aangeeft vooruit te lopen op de invoering van het Europees Migratie- en Asielpact. Het idee van een asielcrisiswet staat daarmee echter op gespannen voet.

Het Pact is eerder dit jaar goedgekeurd, na ongeveer 7 jaar onderhandelen, en omvat een pakket aan instrumenten die het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel hervormen. Een nieuw instrument is de Crisisverordening (2024/1359), die regelt hoe de EU en de Europese lidstaten moeten omgaan met asielgerelateerde crises en overmachtssituaties. Daarin wordt een definitie opgenomen van zowel de begrippen ‘crisis’ als ‘overmacht’. Deze definitie impliceert dat een crisis pas geactiveerd kan worden op het moment dat een specifiek aantal asielzoekers dat een lidstaat binnenkomt, wordt overschreden. Hoewel de Crisisverordening pas op 1 juni 2026 in werking treedt, mogen de lidstaten – op grond van het beginsel van loyale samenwerking – in de tussentijd niets doen waardoor de uitvoering van de verordening in de toekomst wordt bemoeilijkt. Ook vanuit het oogpunt van de Crisisverordening stel ik mij daarom ernstige vragen over het voornemen van het kabinet Schoof om eigenhandig een asielcrisis uit te roepen en daarmee de rechten van asielzoekers te beperken.

Er zitten dus heel wat haken en ogen aan de verregaande voorstellen van minister Faber en het kabinet Schoof op het terrein van asiel. Niet alleen vanuit rechtsstatelijk perspectief, maar ook vanwege de strijdigheid met het Europees asielrecht.

Over de auteurs

Lynn Hillary

Lynn Hillary is universitair docent staats- en bestuursrecht van de Universiteit van Amsterdam

Reacties

Andere blogs van Lynn Hillary
Het asielcrisisnarratief in het Hoofdlijnenakkoord 2024
Verkiezingen 2023
Verkiezingsblog 2023 #7: Migratie in de verkiezingsprogramma’s 2023: heet hangijzer of bedenking achteraf?
Geen interstatelijk vertrouwen ten aanzien van Italië