De grondwet is te belangrijk om aan specialisten over te laten!
Vandaag bestaat onze Grondwet tweehonderd jaar. Dat wordt groots gevierd en gaat gepaard met uiteenlopende festiviteiten en herdenkingen, waaronder het Grondwet Festival in Den Haag. Gevoelens van trots en blijdschap overheersen: onze Grondwet, wel tweehonderd jaar oud en best belangrijk!
In het licht van deze feestvreugde is het opmerkelijk dat de Grondwet in de dagelijkse politiek zo weinig leeft. Het voornaamste probleem lijkt ons dat de Grondwet, vanwege een bepaling in de Grondwet zelf, door de rechter maar heel beperkt als toetsingskader kan worden gebruikt. Zonder zulk toezicht op de naleving kan de Grondwet inderdaad maar moeilijk tot leven komen. Verder is de inhoud nogal technisch, weinig meeslepend of inspirerend en nauwelijks met de tijd meegegaan sinds de vaststelling van de huidige tekst in 1983. Ondertussen spelen wereldwijde virtuele contacten een steeds grotere rol en is een deel van de publieke machtsuitoefening naar het Europese niveau verschoven. Vooral waar het gaat om de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden, is de Grondwet in feite vervangen door het in 1950 gesloten Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Vieren wij de tweehonderdste verjaardag van een staatsrechtelijke relikwie?
Toch is deze verjaardag reden voor enige trots. Onze Grondwet behoort tot de oudste ter wereld en regelt al tweehonderd jaren een stabiel staatsbestel. Onze Grondwet is wel vele malen herzien, maar is constitutionele crises, revolutionaire bewegingen en zelfs oorlog steeds in goed overleg te boven gekomen. De huidige tekst – in hoofdzaak van 1983 – is een sober document, zonder hoogdravende openingswoorden, maar wel met eerbied voor tradities zoals de naam van ons parlement (“Staten-Generaal”) en typisch Nederlandse kenmerken zoals de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.
Maar straks zijn de slingers opgeruimd, en is de Grondwet tweehonderd en één jaar oud. Wat doen we er dan mee? Onze Grondwet is te bijzonder en te belangrijk om haar in een hoek te laten verstoffen. Als we ook van de tweehonderdvijftigste verjaardag van de Grondwet een feest willen kunnen maken, moet er iets veranderen, zowel aan de manier waarop we met de Grondwet omgaan als aan de Grondwet zelf.
In elk geval is meer maatschappelijke en politieke discussie nodig. De discussies over de betekenis van de Grondwet op 4 februari en 11 maart in de Eerste Kamer zijn een mooi begin. Het zou goed zijn jaarlijks, bijvoorbeeld op de derde dinsdag van maart, een dergelijk debat te houden. Maar er is meer nodig, want de Grondwet is te belangrijk om alleen aan de specialisten over te laten. Welke waarborgen biedt de Grondwet voor de rechten en vrijheden van elke Nederlander, wat is de waarde daarvan? Dat zou veel breder bekend moeten zijn. Is het nu echt zo vreemd om, te beginnen in basisscholen, alle jonge Nederlanders te laten zien waar de Grondwet vandaan komt, wat erin staat en waarom dat belangrijk is? Meer kennis van de Grondwet zal de levendigheid van het debat vergroten en uiteindelijk ook het belang ervan versterken. Moderne communicatiemiddelen helpen daarbij, zoals de interactieve website www.nederlandrechtsstaat.nl.
Daarmee komen we bij de inhoud van de Grondwet. Herhaaldelijk is opgemerkt dat groot onderhoud nodig is. Waarom ‘Europa’ er niet in opnemen, of de Nederlandse taal? De toegang tot de rechter zou meernadruk kunnen krijgen, de bepalingen over de grondrechten gemoderniseerd in het licht van nieuwe communicatiemiddelen en privacyvraagstukken, enzovoorts.
Maar om de Grondwet werkelijk eigentijds te maken en het praktisch belang ervan te vergroten, zijn eerst twee procedurele aanpassingen nodig. De eerste is een eenvoudiger herzieningsprocedure. Voorstellen voor wijziging moeten nu tweemaal worden behandeld in de beide Kamers van de Staten-Generaal, met daartussen verkiezingen voor de Tweede Kamer; bij de tweede lezing is bovendien een tweederdemeerderheid nodig om de voorstellen aan te nemen. Daarachter zit de gedachte dat de Grondwet te belangrijk is om haar ‘zomaar’ aan te passen wanneer een toevallige meerderheid daar zin in zou hebben. De zware procedure leidt ertoe dat de grondwetgever – regering en Staten-Generaal gezamenlijk – alleen die zaken in de Grondwet wil opnemen waarvan vrijwel alle betrokkenen zeker zijn dat ze erin thuis horen en dat ze er tot in lengte van dagen in kunnen blijven staan. Van die krampachtigheid moeten we af. Als we willen dat de Grondwet werkelijke betekenis krijgt in het publieke debat en in de rechtspraktijk, zullen we ervoor moeten zorgen dat zij kan mee veranderen met belangrijke ontwikkelingen. Een eenvoudiger herzieningsprocedure kan daarvoor zorgen. Daarbij is het wel mogelijk een aantal zeer belangrijke beginselen aan te wijzen die niet eenvoudig kunnen worden veranderd.
De tweede aanpassing moet het mogelijk maken dat de Grondwet een bruikbaarder instrument wordt voor de burger. Al decennialang is er debat over de (gedeeltelijke) opheffing van het verbod van toetsing door rechters aan de Grondwet. Een nog onuitgewerkt initiatiefvoorstel is in de eerste lezing door de beide Kamers aangenomen; de tweede lezing laat al jaren op zich wachten. Het gaat het erom hoe een wet in de praktijk uitpakt, iets dat in het wetgevingsproces niet altijd voldoende kan worden voorzien. Daarom zou het goed zijn als rechters wél de bevoegdheid zouden krijgen de toepassing van wetten te toetsen aan de Grondwet. Wanneer zij uitspraak kunnen doen over de betekenis van de Grondwet in de actuele verhoudingen, krijgen ook de wetgever en het bestuur meer houvast aan de Grondwet en een beter besef van haar betekenis. Pas dan kan een echt betekenisvol maatschappelijk debat over constitutionele kwesties en over de Grondwet zelf ontstaan. Pas dan wordt het mogelijk om in een snel veranderende wereld de fundamenten van onze democratische rechtsstaat die in de Grondwet zijn neergelegd, te bespreken en te bewaken.
Dit artikel verscheen 28-03-2014 ook in het Brabants Dagblad.
Reacties