Terug naar overzicht

Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #6: Afschaffing dividendbelasting en marktglobalisering


Het regeerakkoord voorziet in de afschaffing van de dividendbelasting. Een zeer controversieel punt. De coalitiepartijen zijn bang dat zonder deze maatregel grote bedrijven naar het buitenland zullen ‘vluchten’. De linkse oppositie vindt het oneerlijk dat bedrijven na het afschaffen van de dividendbelasting nog minder belasting betalen, terwijl de BTW op eerste levensbehoeften omhoog gaat.

Het is hoog tijd dat wij deze discussie voeren. De afschaffing van de dividendbelasting is slechts een onderdeel van een veel grotere ontwikkeling waarbij de globaliserende markt de nationale staat en samenleving ondermijnt. Niets minder dan het voortbestaan van onze democratische rechtsstaat staat op het spel.

Het probleem voor nationale regeringen is groot en haast onoplosbaar. Al jarenlang maakt voortschrijdende marktglobalisering het voor nationale overheden steeds moeilijker om grote, multinationale bedrijven te belasten. Het kapitaal van grote bedrijven is bewegelijk. Sinds de Panama Papers weten we dat het al vanaf ongeveer 300.000 euro eigen vermogen lucratief is om een constructie op te tuigen waarmee belasting via het buitenland kan worden ontweken. Om multinationals aan te trekken en/of te voorkomen dat zij zich elders vestigen, verlagen nationale overheden de belastingen op bedrijfswinsten of schaffen deze zelfs helemaal af. Deels terecht zijn nationale overheden bang dat met het vertrek van grote bedrijven ook banen en investeringen naar het buitenland zullen verdwijnen.

Ondertussen moeten nationale overheden voor publieke voorzieningen zorgen. Burgers en bedrijven kunnen niet zonder scholen, dijken, rechtbanken en politie, maar de markt genereert deze noodzakelijke voorzieningen meestal niet vanzelf. In de huidige situatie rest nationale overheden slechts twee alternatieven. Ten eerste, bezuinigen op publieke voorzieningen. Dit is wat overheden al dertig jaar doen. En ten tweede worden overheden door de globalisering van de markt gedwongen om de belastingen voor plaatsgebonden burgers en bedrijven te verhogen. Doordat deze burgers en bedrijven voor hun inkomen afhankelijk zijn van plaatselijk ondernemerschap en lokale arbeid kunnen zij, in tegenstelling tot grote bedrijven, hun belastingplicht niet ontvluchten. Zij zijn de enige groep die de overheid nog kan belasten.

Plaatsgebonden ondernemers en burgers betalen; de eigenaars van grote, multinationale bedrijven profiteren. Dat kan nooit goed gaan. En inderdaad zien we dat naarmate de ongelijke verdeling van lasten tussen kapitaal en arbeid, tussen markt en samenleving, en tussen grootbedrijf en kleine luiden toeneemt, het populisme terrein wint. Geef de ‘boze’ burger eens ongelijk: waarom zou je loyaal zijn aan een democratische rechtsstaat die in toenemende mate de zwaarste lasten door de zwakste schouders laat dragen?

En zet je schrap. De komende jaren wordt het probleem alleen maar groter. Technologische ontwikkelingen, met name digitalisering, maken het elke dag nòg eenvoudiger om productiemiddelen te verplaatsen. Bovendien zullen als gevolg van robotisering in de nabije toekomst veel banen en ondernemingskansen verdwijnen. Het zal voor kleine ondernemers en gewone burgers steeds moeilijker worden om een inkomen uit arbeid te vergaren. Tegelijkertijd zullen nationale overheden deze groep steeds zwaarder moeten belasten om publieke voorzieningen op peil te houden. Robotisering maakt het voor grote bedrijven immers steeds makkelijker om met uitsluitend kapitaal – in de vorm van slimme, verplaatsbare machines – geld te verdienen en dus nog grotere delen van hun winsten aan het bereik van belastingdiensten te onttrekken.

Valt dit tij nog te keren? Niet als we onze democratische rechtsstaten primair op nationaal niveau blijven organiseren en als het eigenaarschap van grote bedrijven zo exclusief blijft als het nu is. Nationale regeringen, zelfs grote regeringen zoals die van de Verenigde Staten, zijn niet opgewassen tegen de globale markt. In de huidige situatie kunnen multinationals probleemloos hun maatschappelijke bijdrage ontlopen en hun sociale en ecologische kosten afwentelen op plaatsgebonden burgers. Het in ere herstellen van nationale grenzen, iets wat veel populisten als oplossing voorstellen, is eigenlijk geen optie. Een land dat zich afsluit van de globale markt, voor zover dit in het digitale tijdperk mogelijk is, zal zonder meer sterk verarmen. Eerder is de oplossing het tegendeel: alleen een sterke wereldstaat zou de globale markt leefbaar kunnen houden.

Daarbij is de manier waarop democratische rechtsstaten eigenaarschap van grote bedrijven regelen onhoudbaar. Eigendom van grote bedrijven is op dit moment een bijna volledig private aangelegenheid, terwijl deze bedrijven een enorme impact hebben op de samenleving als geheel. Bovendien wordt een groot deel van de waarde die deze bedrijven hebben met hoge maatschappelijke kosten gecreëerd.

Vervolgens wordt deze waarde uitsluitend privaat aangewend. Neem Apple als voorbeeld. Bijna alle technologie die Apple verkoopt is met publieke middelen ontwikkeld. Daarbij kan Apple zaken doen dankzij dure publieke voorzieningen. Toch is Apple bijna volledig in private handen. Het zijn de (ook nog eens zeer beperkt aansprakelijke) aandeelhouders die de nauwelijks belaste winst van dit bedrijf opstrijken. Zeker met het oog op verdere robotisering – en de verdere toename van het belang van grote bedrijven dat daaruit voortvloeit – is dit systeem van eigenaarschap onhoudbaar.

De vraag hoe het anders moet is nog lang niet beantwoord. Eén ding lijkt wel zeker: we kunnen technologische ontwikkeling niet tegenhouden. We kunnen niet terug naar het verleden en als we het verleden al zouden kunnen herstellen kun je je afvragen of dit wel aantrekkelijk is: technologie brengt ons, behalve enorme politieke, economische en constitutionele uitdagingen, ook heel veel mooie dingen zoals een comfortabeler en vrijer leven. Robotisering en digitalisering bieden ons de kans om af te rekenen met het idee en de realiteit dat je arbeid moet leveren om te kunnen overleven.

Terug in de tijd gaan kan dus niet en is ook niet wenselijk. De optie die ons rest is nadenken over de vraag hoe wij de wereld zo kunnen inrichten dat technologie voor ons allemaal werkt, en niet alleen voor de kleine groep eigenaars van technologie (die trouwens uiteindelijk ook gebaat is bij een stabiele en welvarende samenleving).

Ikzelf meen dat in het idee van het ‘universeel dividend’, onder andere geopperd door Yanis Varoufakis, een interessante denkrichting ligt. De kern van dit idee is dat iedereen recht heeft op een regelmatige uitkering die wij financieren door de opbrengsten van kapitaal internationaal te belasten of door het aandeelhouderschapssysteem dat wij nu kennen zo te hervormen dat veel meer mensen direct toegang hebben tot kapitaaleigenaarschap en dus tot de welvaart die slimme machines genereren.

Kortom, willen we de democratische rechtsstaat laten voortbestaan, dan moeten wij de ‘echte’ kosten van multinationals aan hun eigenaars doorberekenen en ervoor zorgen dat aandeelhouderschap van grote bedrijven veel toegankelijker wordt. Niet de democratische rechtsstaat vermarkten, maar de markt democratiseren, daar zou de wereldgemeenschap zich op moeten richten.

Gaat dit ook gebeuren? Voorlopig waarschijnlijk niet. Zolang burgers primair in nationale samenlevingen blijven leven, maar globaal willen consumeren rest nationale regeringen niets anders dan meedoen aan de race-to-the-bottom. In deze race zullen democratische en rechtsstatelijke waarden steeds verder onder druk komen te staan doordat de steeds groter wordende groep verliezers op populistische partijen en hun destructieve programma’s zullen stemmen.

Er komt natuurlijk een punt waarop de spagaat van markt en staat te wijd wordt. We kunnen een sprankje hoop putten uit het feit dat markt en staat uiteindelijk niet zonder elkaar kunnen, al was het maar omdat grote bedrijven afhankelijk zijn van mensen die hun producten kunnen kopen. Zoals Adam Smith in zijn beroemde Wealth of Nations schreef: “consumptie is het enige doel en de enige reden van bestaan van alle productie”. Het lijkt er dus op dat de balans tussen markt, staat en samenleving pas hersteld kan worden als het voortbestaan van grote bedrijven en de welvaart van kapitaaleigenaars zelf in gevaar komt. Hopelijk hoeft het niet zover te komen.

Over de auteurs

Reijer Passchier

Reijer Passchier is hoogleraar digitalisering en de democratische rechtsstaat aan de Open Universiteit en universitair docent aan de Universiteit Leiden

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #8: De gekozen burgemeester
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #7: De grondwet in het regeerakkoord – drie aandachtspunten
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #5: Intrekking van de wet raadgevend referendum
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #4: Passend onderwijs als aanhoudende zorg der regering
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #3: wetgevingskoorts en terrorismebestrijding
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #2: Nederlanderschap als verdienste?
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #1: Woongelegenheid als zorg der overheid