Nieuwjaarswensen naar aanleiding van de toeslagenaffaire
Indien onze minister-president na de verkiezingen van maart terugblikt op de voorbije jaren als regeringsleider, welke gebeurtenissen zullen dan in het bijzonder in zijn geheugen gegrift staan? De ramp met de MH17, de Brexit, de coronacrisis? Of de affaire naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagen? Het zijn allemaal crises van formaat. De eerste drie zijn hem (ons) in zekere zin overkomen, wat onverlet laat dat er over afhandeling nog wel het een en ander gezegd kan worden. De toeslagenaffaire is van een andere orde. Niet zozeer in de zin van groter of kleiner – ik zou niet weten hoe ik de ernst van de gebeurtenissen onderling zou moeten vergelijken -, maar wel omdat dit had moeten en kunnen worden voorkomen.
De falende overheid is niet nieuw. Mij verschijnt maar steeds de justitiële crisis in België midden jaren negentig op mijn netvlies, toen de kindermoordenaar Marc Dutroux na een lange zoektocht werd opgepakt, vervolgens ontsnapte en weer werd opgepakt, en uiteindelijk tot een levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld. De publieke verontwaardiging als gevolg van die crisis was niet alleen een functie van de gruwelijke feiten die hadden plaatsgevonden (en daarin verschilt de affaire Dutroux van de toeslagenaffaire), maar ook van de jarenlange stiefmoederlijke behandeling door de Belgische politiek van het systeem van rechtspleging en justitie. Van wijlen professor Marcel Storme (Universiteit Gent) is de boutade dat aan de gerechtsbedeling minder geld werd besteed dan aan de postbedeling. Ook werkten de verantwoordelijke organen (politie, rechterlijke macht, politiek) al jaren langs elkaar heen. De problemen waren echter bekend. Er werd ook vele malen op gewezen, maar er werd niets aan gedaan. Katalysator voor de crisis was een arrest van het Belgische Hof van Cassatie. Als gevolg daarvan werd de onderzoeksrechter in de zaak Dutroux, ongeveer de enige die in het dossier doortastend had weten op te treden (en dit weerwil van heel wat institutionele tegenkanting!), van de casus gehaald. Het vertrouwen van de burgers in politiek en justitie was daarmee tot een absoluut dieptepunt gedaald. Op een zeker moment protesteerden 300.000 Belgen in de straten van Brussel om hun ongenoegen te ventileren.
Ondanks de verschillen tussen beide casus, is er ook een overeenkomst. Want in beide gevallen gaat het ook over een systeemkwestie; om de ‘kroniek van een aangekondigde crisis’ (Huyse). In België zowel als Nederland was en is in ieder geval al jaren kritiek op het functioneren van de rechtspraak. En opvallend is dat die kritiek ook vanbinnen de organisatie zelf komt. Om me tot Nederland te beperken: er was bijvoorbeeld de zogenoemde brandbrief die heel wat rechters twee jaar geleden schreven, er is al lang sprake van overbelasting van rechters, en van een sterke dominantie van bedrijfsmatig denken in de organisatie van de rechtspraak. Maar er is ook een grootschaligheidstendens (gevolg van de hertekening van de gerechtelijke kaart), en een enorme feitelijke afstand tot de burger. Onder meer Alex Brenninkmeier, Pieter Ippel en Herman Tjeenk Willink wijzen al jaren op deze problemen.
Een op momenten haperende rechterlijke macht kan een niet te onderschatten probleem zijn voor het maatschappelijk draagvlak van die rechterlijke macht. Ik begrijp dat de financiën op orde moeten zijn, maar er moet balans zijn. Ik zou denken dat er nu een herijking van de onafhankelijke machtskritische functie van de rechterlijke macht moet plaatsvinden. Want in die onafhankelijke machtskritiek ligt de rechtsstatelijke kern ervan besloten. Via zo’n herijking kunnen dan ook de relaties tussen verschillende staatsmachten die medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de rechterlijke macht, waaronder het parlement zelf, in beeld komen. Om het in de woorden van de opstellers van het rapport over de kinderopvangtoeslagen te stellen: “We doen een dringend beroep op alle betrokken staatsmachten om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen en hoe het ontstane onrecht alsnog kan worden rechtgezet.” Dat is een nauwelijks verholen oproep om ook vanuit een ruimer perspectief naar de toeslagaffaire te kijken.
Morgen komt het kabinet opnieuw bij elkaar, onder meer om te praten over welke politieke consequenties nu moeten worden getrokken uit de crisis. Dan is het goed om nog eens te overdenken wat de Vlaamse politicoloog Luc Huyse schreef naar aanleiding van de Dutroux-crisis. Namelijk dat elke democratie op twee pijlers rust. De eerste daarvan is legitimiteit: dat is de overtuiging, aanwezig in brede lagen van de bevolking, dat de politieke instellingen en hun equipage het vertrouwen waard zijn; dat wie de staat bestuurt daartoe ook het benodigde draagvlak heeft. Slagkracht is de tweede pijler: dat is het vermogen van de overheid om dat vertrouwen ook waar te maken. Het zijn de steunpilaren van het huis van de rechtsstaat, waarbij de ene pilaar de andere verstrekt. Een democratie kan een langdurige structurele verzwakking van een van die pilaren niet overleven.
Wie door de bril van legitimiteit en slagkracht kijkt naar de toeslagenaffaire kijkt weet dat het flink mis is gegaan. Positief is dan weer dat het boven water is gekomen. Maar het zou een vergissing zijn om de toeslagenaffaire als slechts een bedrijfsongeval te bezien. Ik ben erg benieuwd naar de conclusies die het kabinet morgen gaat trekken.
Reacties