Gedragscode politieke advertenties blog #1
De Gedragscode Transparantie Online Politieke Advertenties beoogt te voorkomen dat online verkiezingscampagnes de integriteit van de verkiezingen schaden. Daarmee wordt gehoor gegeven aan de roep van de Tweede Kamer, die in oktober 2020 met de motie-Middendorp/Kuiken wees op het risico van buitenlandse beïnvloeding en het belang van transparantie bij digitale campagnes. In navolging van die motie richt de Gedragscode zich tot twee groepen, te weten de internetplatforms en de politieke partijen. De regels voor die laatste groep zijn echter lang niet allemaal op transparantie gericht. Het zijn met name de internetplatforms die transparantie moeten betrachten. Hoe kan die keuze verklaard worden?
Het belang van transparantie
Transparantie speelt een grote rol in de discussie omtrent het reguleren van microtargeting en het tegengaan van de verspreiding van desinformatie. De Staatscommissie-Remkes adviseerde in 2018 een wettelijke regeling op te tuigen die partijen verplicht openheid te verschaffen over hun digitale campagnetechnieken: gemaakte kosten, gebruikte data, zoekcriteria, enzovoorts. Op dit moment is een Wet op de politieke partijen (Wpp) in voorbereiding, waarin transparantieverplichtingen voor partijen een plek moeten krijgen. Minister Ollongren stelde dat deze regels ‘de controleerbaarheid van deze campagnes moeten waarborgen en vergroten, misleiding voorkomen en duidelijkheid geven over wie een advertentie heeft betaald’. Ook op EU-niveau werden lidstaten al opgeroepen om ervoor te zorgen dat politieke partijen openheid van zaken geven over hun digitale campagnetechnieken.
De gedragsregels
Een blik op de bepalingen van de Gedragscode leert zoals gezegd dat het voornamelijk de internetplatforms zijn die transparantie moeten betrachten: zij zijn het die rapporteren over de uitgaven en het bereik van advertenties en zorg moeten dragen voor de registratie en verificatie van politieke adverteerders. De politieke partijen verplichten zich in dat kader wel om ‘waarheidsgetrouwe gegevens’ over hun advertenties aan de platforms te leveren en ervan af te zien om advertenties via tussenpersonen of zonder verwijzing naar de partij te plaatsen.
De overige regels voor politieke partijen zijn echter grotendeels van een andere orde: zij hebben niet zozeer betrekking op transparantie, maar schrijven partijen tot op zekere hoogte voor hoe hun verkiezingscampagne eruit moet zien. Partijen beloven ‘ethische grenzen aan te houden’ bij het koppelen van datasets ten behoeve van microtargeting – het toespitsen van campagneboodschappen op de persoonskenmerken van de kiezer – en zullen zich ook voor het overige niet schuldig maken aan ‘online onethisch gedrag’.
De opvallendste bepaling is wat mij betreft de bepaling van de Gedragscode dat partijen ‘geen gebruik (…) maken van psychologische profiling voor het targeten van politieke advertenties’. De vraag is wanneer daarvan precies sprake is. Met wat goede wil zijn incidenten uit het verleden als ‘psychologische profiling’ aan te merken. Zo kregen Rotterdammers met een interesse voor tennis vaker VVD-advertenties voorgeschoteld tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. Kiezers van wie vermoed werd dat zij veganistisch aten, kregen advertenties van de Partij voor de Dieren te zien. Zulke strategieën lijken nu uit den boze. Kortom: anders dan de titel doet vermoeden gaat de ‘Gedragscode Transparantie’ niet slechts over transparantie. Voor politieke partijen gaan de gedragsregels een stuk verder.
Partijen of platforms?
Dat de transparantie met name van de internetplatforms moet komen, is een interessante constatering in het licht van de op stapel staande Wet op de politieke partijen, waarvan toch het idee is dat deze de partijen transparantieverplichtingen oplegt. Als het aan de commissie-Remkes ligt, vormen de regels van de Wpp een ‘consistent geheel’ met de financiële transparantieverplichtingen die al zijn vastgelegd in de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Hoe consistent ook, met zulke verplichtingen begeeft de wetgever zich op nieuw terrein. De nu geldende verplichtingen betreffen transparantie over partij-inkomsten. Die verplichtingen zijn in het leven geroepen om belangenverstrengeling tussen partijen en geldschieters tegen te gaan. Transparantie over online campagneuitgaven kan daarmee niet gerechtvaardigd worden. Dergelijke verplichtingen dienen een wezenlijk ander doel: voorkomen dat de verkiezingscampagne zich aan de openbaarheid onttrekt.
De focus op politieke partijen bij het opleggen van transparantieverplichtingen in verkiezingstijd is goed te verklaren. Het zijn de partijen die kandidaten stellen voor de verkiezingen en de kiezers met hun standpunten proberen te overtuigen. Er is dus wat voor te zeggen om de advertenties van politieke partijen met speciale waarborgen te omkleden. Daarbij is wel vereist dat partijen de regels niet omzeilen door hun advertenties ongemerkt door derden te laten plaatsen. Transparantieregels voor politieke partijen zouden dus moeten vereisen dat de partijen inzage geven in hun uitgaven voor online campagnes, zodat voor de buitenwacht duidelijk is wanneer zij derden betalen. Een meer rigoureuze benadering zou kunnen zijn om, in de lijn van de Gedragscode, het verspreiden van boodschappen via derden helemaal te verbieden.
De Gedragscode gaat er echter van uit dat niet alleen politieke partijen het politieke debat in de aanloop naar de verkiezingen op ondoorzichtige wijze beïnvloeden. In principe kan iedereen politieke advertenties plaatsen en daarmee het debat sturen. In die gedachtegang ligt het meer voor de hand om transparantie te eisen van politieke advertenties dan van politieke partijen. Anders gezegd: het betrachten van transparantie kan worden gekoppeld aan het karakter van de boodschap in plaats van aan de hoedanigheid van de verspreider. Elders op dit forum is een focus op politieke partijen in dat kader al een ‘ietwat ouderwetse benadering’ genoemd.
Wie transparantie moet betrachten, hangt dus af van welk probleem men probeert op te lossen: ondoorzichtige beïnvloeding van het politieke debat, of ondoorzichtige beïnvloeding van het politieke debat door politieke partijen? De Gedragscode poogt dat eerste. Overigens maakt dat de campagneregels voor politieke partijen – het hanteren van ethische grenzen, het afzien van psychologische targeting, enzovoorts – niet minder opvallend: met transparantie hebben die regels weinig te maken.
Reacties