Gedragscode politieke advertenties blog #3: Desinformatie over verkiezingen: verwijderen of labelen?
Begin februari 2021 werd de ‘Nederlandse Gedragscode Transparantie Online Politieke Advertenties’ bekendgemaakt. De Gedragscode heeft tot doel desinformatie rond de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen tegen te gaan. Daarbij heeft de Gedragscode vooral manipulatie van verkiezingen door misbruik van sociale media op het oog. Met enige regelmaat wordt in binnen- en buitenland gediscussieerd over de vraag of sociale media platforms het mogelijk maken democratische verkiezingen te manipuleren.
Deze Gedragscode volgt op eerdere initiatieven zoals de EU Code of Practice on Disinformation van de Europese Commissie. Nieuw is dat de Gedragscode ook ondertekend is door politieke partijen. De Code of Practice is immers enkel gericht op online platforms. De Gedragscode bevat echter ook verplichtingen voor online platforms. De vrees bij ‘desinformatieregels’ is vaak dat dit de vrijheid van meningsuiting van gebruikers beperkt. Wie bepaalt immers wat desinformatie is?
De vraag is of de Gedragscode inderdaad aanleiding geeft tot dergelijke zorgen. Bevat de Gedragscode wel voldoende waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting van gebruikers van platforms?
Het verwijderen van content als desinformatie?
De Gedragscode sluit in woord en daad aan bij de in EU Code of Practice uit 2018. In de Code of Practice zijn afspraken gemaakt tussen de Europese Commissie en enkele grote online platforms over het tegengaan van desinformatie. Zo legt de Code of Practice bijvoorbeeld transparantieverplichtingen op voor online platforms bij het plaatsen van (politieke) advertenties.
De Gedragscode volgt de Code of Practice en geeft vooral randvoorwaarden voor het plaatsen van politieke advertenties op sociale media. De Gedragscode bevat dus weinig richtlijnen over welke inhoud kwalificeert als ‘desinformatie’. Wel vraagt de Gedragscode online platforms “[t]e overwegen om onjuiste informatie over het verkiezingsproces, zoals over stemprocedures of stembureaus, tegen te gaan zodra dergelijke informatie is geïdentificeerd.” Wat ‘tegen te gaan’ betekent, is niet gedefinieerd. Het kan een brede waaier van activiteiten betekenen: van het verwijderen van individuele berichten tot het weren van een gebruiker van het platform, maar ook bijvoorbeeld het labelen van informatie als onjuist kan worden gekwalificeerd als ‘tegengaan’.
Als te rade wordt gegaan bij de Code of Practice lijkt het laatste instrument het meest voor de hand te liggen. Informatie mag volgens de Code of Practice niet worden verwijderd ‘slechts’ omdat het onjuist is. Er moet dus iets meer aan de hand zijn voordat informatie verwijderd moet worden. Materiaal moet bijvoorbeeld illegaal zijn of het misbruik van het online platform inhouden. Dit laatste ziet bijvoorbeeld op je voordoen als iemand anders of gebruikmaken van nepaccounts. Terughoudend omgaan met het verwijderen van informatie lijkt ook in lijn met het Europees Verdrag voor de Rechten voor de Mens.
Het recht om het fout te hebben
Het beschermen van de integriteit van verkiezingen is (uiteraard) legitiem. Om de integriteit van de verkiezingen te waarborgen kan de Staat dus vragen aan online platforms onjuiste informatie over het verkiezingsproces ‘tegen te gaan’. Daarbij moet echter wel gerealiseerd worden dat niet alle onjuiste berichten opzettelijk worden geplaatst. Het kan ook om een vergissing of een foutje gaan. Moet dergelijke inbreng direct als ‘onjuist’ van het platform worden verwijderd?
Ook uitlatingen die niet kloppen of ongefundeerd zijn genieten in beginsel bescherming onder artikel 10 EVRM. Zeker in de context van het publieke debat kan gezegd worden dat er een recht bestaat ‘om het fout te hebben’. Anderen kunnen vervolgens iemand wijzen op deze fout. Het zou een te zware verantwoordelijkheid zijn voor burgers om elke bewering met 100% zekerheid te verifiëren voordat deze geuit kan worden.
Dit kan natuurlijk wel anders zijn voor bepaalde groepen burgers die in een bepaalde hoedanigheid uitlatingen doen. Meer kan bijvoorbeeld verwacht worden van academici (wetenschappelijke integriteit), artsen (in hun voorlichtende rol) en natuurlijk ook van ook politici. Van de laatste groep kan bijvoorbeeld juiste informatie over het verkiezingsproces verwacht worden. Dit is ook opgenomen in de Gedragscode die vraagt politici zich te onthouden van ‘onethisch gedrag’, het ‘moedwillig plaatsen, verspreiden of aanbevelen van misleidende inhoud’ en ‘het plaatsen, verspreiden of aanbevelen van content die tot geweld aanzet of haatzaait.’
Zelfregulering en online platforms
De Gedragscode is niet bindend en de naleving is dus niet af te dwingen. Wel zet de Gedragscode een belangrijke norm voor zowel politici als online platforms dat (grootschalige verspreiding van) misleidende content in verkiezingstijd moet worden voorkomen. Daarbij lijkt de Gedragscode niet hoofdzakelijk de individuele gebruiker op het oog te hebben maar vooral politieke partijen.
Het recht op vrijheid van meningsuiting brengt met zich mee dat burgers, uiteraard binnen de grenzen van de wet, zich moeten kunnen uiten in het publieke debat. Daarbij dient in beginsel geen onderscheid te worden gemaakt tussen juiste en onjuiste uitlatingen. Bij het kiezen van het juist instrument om misleidende informatie tegen te gaan dient het lichtste middel gekozen te worden.
Eén van de mogelijkheden om misleidende informatie “tegen te gaan” is om bijvoorbeeld alle berichten over verkiezingen te voorzien van een informatievenster met betrouwbare informatie. Dit voorkomt dat online platforms zelf moeten beslissen wat juist en onjuist is.
Reacties