Gelijk hebben en gelijk krijgen
De rechter heeft altijd gelijk zo definieer ik de onafhankelijkheid van deze staatsmacht. De rechter spreekt door zijn vonnis. Daarmee is de rechtsstatelijke kous af. De burger kan van alles van het vonnis vinden, maar dat is alleen interessant voor borreltafel en maatschappelijk debat. Politici kunnen zich in dat debat mengen en doen dat steeds vaker, als de rechter onvoldoende met de tijdgeest meebeweegt. Of de rechter krijgt nog vóór zijn uitspraak een oproep tot zulk meebewegen. Veel gevoel voor de delicate verhoudingen in de trias politica valt zelden te bespeuren.
In Nederland is constitutioneel bewustzijn niet zo sterk ontwikkeld. Wij hebben geen toetsing van de gewone wet aan de Grondwet. Femke Halsema’s voorstel om zo’n constitutionele toetsing in te voeren wacht nog steeds op voortgezette behandeling. Veel kans maakt het niet. Het CDA was altijd tegen en nu is er ook vanuit liberale hoek veel bezwaar. De rechter als niet-democratisch orgaan zou nooit door een meerderheid vastgestelde wetten mogen beoordelen. Met nauw verholen woede keren nogal wat politici zeker niet alleen van populistischen huize zich tegen het Europese Hof van Justitie, dat nationale wetgeving wel aan Europese verdragen en regelgeving mag toetsen.
Al te gemakkelijk wordt vergeten dat de rechter onvervreemdbaar onderdeel is van de democratische rechtsstaat. In de woorden van Ernst Hirsch Ballin zijn democratie en rechtsstaat niet los verkrijgbaar. De rechtsstaat garandeert de burger universele rechten die niet door een meerderheid hoe democratisch gelegitimeerd ook mogen worden geschonden. Wie vooral meerderheidsvorming als kern van de democratie ziet, miskent het feit dat elke burger ooit en op enig onderwerp een minderheid is. Niet de meerderheid, maar de minderheid is het belangrijkste begrip van de democratie.
Het gaat er in de democratie niet om dat we het eens worden, maar dat we het vreedzaam oneens kunnen blijven. Daarom ook is het compromis van een grote schoonheid: het laat oorspronkelijke standpunten in hun tegenstrijdigheid bestaan. De politiek filosoof Claude Lefort spreekt over `de lege plek van de macht’. De staat mag nooit worden bezet door één politieke overtuiging over het goede leven. De meerderheid is altijd voorlopig. Stroperigheid van besluitvorming voor menig lezer van deze krant een gruwel is een waarde. De staat past slechts fermheid als aantasting van het geweldmonopolie dreigt. In alle andere gevallen maakt datzelfde monopolie de staat gevaarlijk.
De rechtspraak is een democratische institutie. Ze beschermt de burger tegen het gevaar dat zijn medeburgers soms vormen. Ze geeft mogelijkheden tot regulering van conflict. Maar vooral ook beschermt ze de burger tegen de staat, waarvan ze een van de belangrijke machten is. Haar onafhankelijkheid is de garantie om die bescherming als tegenmacht te kunnen bieden.
Van politici mag daarom worden verwacht dat ze de reputatie van de rechtspraak hoog houden. Ook al blijkt uit onderzoek na onderzoek dat de reputatie van de rechtspraak onomstreden hoog is, risico’s zijn er genoeg. Rechters klagen over grote werkdruk en over een ministerie dat de rechtspraak als een van zijn uitvoeringsorganisaties beschouwt en ook behandelt. Strakke sturing en budgettering leiden tot de ervaring `een koekjesfabriek’ te zijn. Juridische kwaliteit wordt geofferd op het altaar van de efficiency. Tegelijk rammelt de samenleving via oude en nieuwe media aan de poorten van wat ooit een burcht was.
Uiteindelijk moet echter de rechtspraak zelf haar belangrijkste waarden verdedigen. Dat vergt vooral institutionele reflectie en onderhoud. In een recent onderzoek hebben wij met de metafoor van het vonnis de rechtspraak in drie beelden gekarakteriseerd. Het `briljante vonnis’ symboliseert de noodzaak van juridische voortreffelijkheid. Het `efficiënte vonnis’ maakt duidelijk dat schaarste van middelen om goed bestuur vraagt. Het `relevante vonnis’ tenslotte drukt uit dat de rechtspraak maatschappelijk zichtbaar en responsief moet zijn. Zichtbaarheid vraagt echter om distantie. Responsiviteit vraagt om de erkenning van doelmatigheid en tijdigheid als waarden. Juridische voortreffelijkheid is waar het allemaal mee begint en eindigt. Alleen dan krijgt de rechter ook altijd gelijk.
Deze bijdrage verscheen 4 maart in het Financieel Dagblad
Reacties