Artikel 59 - Kiesrecht en verkiezingen
Grondwetsbepaling
Alles, wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft, wordt bij de wet geregeld.
De regeling van het kiesrecht en de verkiezingen
De nadere regeling van het actief en passief kiesrecht en van de organisatie van de verkiezingen is opgedragen aan de wetgever. Deze opdracht heeft niet alleen betrekking op de verkiezingen voor de beide kamers van de Staten-Generaal: artikel 129, derde lid, van de Grondwet verklaart artikel 59 van toepassing op de verkiezingen voor de gemeenteraden en Provinciale Staten.
De regeling die uitvoering geeft aan artikel 59, is de Kieswet.1 Wet van 28 september 1989, Stb. 1989, 423; de wet is intussen vele malen gewijzigd. De wet geeft regels voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden (afdelingen II en IV), voor de verkiezing van de Eerste Kamer (afdelingen III en IV), voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement (afdeling V)2 Deze bepalingen vloeien niet voort uit de regelingsopdracht in art. 59 Gw, maar geven uitvoering aan de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen. en voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de eilandsraden, van de kiescolleges voor de Eerste Kamer, van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van het Europees Parlement in Bonaire, Sint Eustatius en Saba (afdeling Va). De Kieswet regelt het gehele verloop van de verkiezingen voor deze organen, van de registratie van kiesgerechtigdheid tot het vaststellen en publiceren van de verkiezingsuitslag. Hoofdstuk I van de wet betreft de Kiesraad, een onafhankelijk orgaan dat onder meer de regering adviseert en het publiek informeert over het kiesrecht, het verloop van verkiezingen en de gang van zaken rond referenda.
Tot 2008 sloot de Kieswet Nederlanders die ingezetenen waren van Aruba en de Nederlandse Antillen, destijds zelfstandige landen in het Koninkrijk, uit van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De eisen voor deelname aan die verkiezingen waren gelijkgesteld aan de eisen voor deelname aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer; Nederlandse ingezetenen van de Caribische landen zijn daarvan uitgesloten, tenzij zij minstens tien jaar ingezetene van Nederland zijn geweest.3 Art. B1 Kieswet. Eman en Sevinger, beiden Nederlandse ingezetenen van Aruba, werd daarom registratie als kiezer voor de leden van het Europees Parlement geweigerd. Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelde echter dat die weigering een ongerechtvaardigd onderscheid opleverde tussen Caribische Nederlanders enerzijds en andere buiten Nederland woonachtige Nederlanders anderzijds.4 HvJ EG 12 september 2006, ECLI:EU:C:2006:545 (Eman & Sevinger/B&W Den Haag). Naar aanleiding daarvan besloot de wetgever de Kieswet te wijzigen en het kiesrecht voor het Europees Parlement ook toe te kennen aan Nederlanders die ingezetenen zijn van een van de Caribische landen in het koninkrijk (tegenwoordig Aruba, Curaçao en Sint Maarten).5 Art. Y3, onder a, Kieswet.
Opmerking verdient nog dat artikel 59 delegatie van de regelingsbevoegdheid mogelijk maakt. Aangenomen wordt dat hiermee niet bedoeld is delegatie aan provincie- of gemeentebesturen mogelijk te maken. Het zou immers vreemd zijn wanneer deze lokale overheden regels zouden kunnen stellen voor de verkiezing van landelijke vertegenwoordigende organen; daarnaast geldt ook bij de verkiezingen voor Provinciale Staten en gemeenteraden vanouds een landelijke uniformiteit in de betreffende kiesregelingen.
Voetnoten
-
Wet van 28 september 1989, Stb. 1989, 423; de wet is intussen vele malen gewijzigd.
-
Deze bepalingen vloeien niet voort uit de regelingsopdracht in art. 59 Gw, maar geven uitvoering aan de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen.
-
Art. B1 Kieswet.
-
HvJ EG 12 september 2006, ECLI:EU:C:2006:545 (Eman & Sevinger/B&W Den Haag).
-
Art. Y3, onder a, Kieswet.