Artikel 41 - Inrichting huis Koning
Grondwetsbepaling
De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in.
De inrichting van de hofhouding van de Koning
Artikel 41 erkent het recht van de Koning om naar eigen inzicht over de inrichting van zijn huis te beslissen, maar maakt tegelijk duidelijk dat een openbaar belang aan zijn persoonlijke beslissingen kan kleven. De term ‘huis’ heeft daarbij niet slechts de betekenis van ‘koninklijk huis’ in de zin van de voorgaande grondwetsartikelen, maar die van ‘koninklijke hofhouding’: het koninklijk huis met inbegrip van alle daartoe behorende personeel.
Tot de algehele herziening van 1983 sprak de Grondwet in dit verband van het inrichten ‘naar eigen goedvinden’. Sindsdien verlangt de Grondwet echter ‘inachtneming van het openbaar belang’. Deze beide zinsneden lijken een tegengestelde betekenis te hebben, maar bedoelen uiteindelijk hetzelfde te zeggen. De Koning is in beginsel vrij om zelfstandig over zijn hofhouding te beslissen. Alleen daar waar die beslissingen het openbaar belang raken, geldt de ministeriële verantwoordelijkheid en is de Koning dientengevolge minder vrij.1 Kamerstukken II 1979/80, 16034 (R 1138), nr. 3, p. 17 (Nng II, p. 23). Zie ook het commentaar bij art. 42 Gw.
Men kan daarbij denken aan een situatie zoals zich in jaren vijftig voordeed. Prins Bernhard en koningin Juliana hadden de gebedsgenezeres Greet Hofmans naar paleis Soestdijk gehaald in de hoop dat zij hun jongste dochter, prinses Marijke (later Christina genoemd), zou kunnen behandelen voor een ernstige oogafwijking. Na verloop van tijd groeide het vermoeden dat de pacifistische opvattingen van Hofmans een grote invloed hadden op de opvattingen van Juliana. Een en ander zou onder meer blijken uit de sterk pacifistische – en door het kabinet afgekeurde – toespraak die Juliana op 3 april 1952 hield voor het Amerikaanse Congres2 Zie www.npogeschiedenis.nl/speeches/nederlandsespeeches/wederopbouw-en-vernieuwing/Pacifistische-toespraak-Juliana-voor-het-Amerikaanse-Congres-in-New-York.html. en uit haar weigering de besluiten tot afwijzing van een gratieverzoek van twee oorlogsmisdadigers te ondertekenen.3 Zie J. Alberts, ‘Juliana en de Vier van Breda’, Historisch Nieuwsblad 2013, nr. 2.
In juni 1956 verschenen in de buitenlandse pers verschillende publicaties omtrent de invloed van Greet Hofmans op de opvattingen en handelingen van koningin Juliana.4 ‘Zwischen Königin und Rasputin’, Der Spiegel 13 juni 1956; verschillende bijdragen in de Britse Daily Express van 18, 19 en 20 juni 1956 onder de titel: ‘The Gay Prince’. Toen de aanzwellende geruchten het aanzien van de Nederlandse monarchie dreigden te schaden, benoemde het kabinet-Drees een ‘commissie van wijze mannen’, bestaande uit minister Beel, oud-premier Gerbrandy en de laatste gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Naar aanleiding van het rapport van de commissie besloot het kabinet voorzieningen te treffen die leidden tot ‘mutaties’ in de hofhouding van de koningin.5 P.J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden, deel I, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink, 1967, p. 211-212. Zie over de kwestie-Hofmans ook o.a. C. Fasseur, Juliana en Bernhard, Het verhaal van een huwelijk. De jaren 1936-1956, Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008; A. van der Zijl, Bernhard. Een verborgen geschiedenis, Amsterdam: Querido, 2010. Het rapport van de Commissie-Beel is te raadplegen op: http://vorige.nrc.nl/redactie/binnenland/beel.pdf.
In hetzelfde licht kan ook de beslissing van het kabinet-Kok II worden gezien ten aanzien van het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima in 2002. De vader van de bruid mocht in februari van dat jaar niet bij de bruiloft aanwezig zijn, vanwege zijn rol in het dictatoriale regime van Videla in Argentinië, aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw.
De huidige formulering van artikel 41 Grondwet drukt, beter dan de oude redactie dat deed, uit dat in dergelijke gevallen de handelingsvrijheid van de Koning begrensd wordt door het algemeen belang, en daarmee door de ministeriële verantwoordelijkheid. De opvattingen van de ministers zijn dan bepalend voor de ruimte die de Koning heeft om zelf keuzes te maken.
Voetnoten
-
Kamerstukken II 1979/80, 16034 (R 1138), nr. 3, p. 17 (Nng II, p. 23). Zie ook het commentaar bij art. 42 Gw.
-
Zie www.npogeschiedenis.nl/speeches/nederlandsespeeches/wederopbouw-en-vernieuwing/Pacifistische-toespraak-Juliana-voor-het-Amerikaanse-Congres-in-New-York.html.
-
Zie J. Alberts, ‘Juliana en de Vier van Breda’, Historisch Nieuwsblad 2013, nr. 2.
-
‘Zwischen Königin und Rasputin’, Der Spiegel 13 juni 1956; verschillende bijdragen in de Britse Daily Express van 18, 19 en 20 juni 1956 onder de titel: ‘The Gay Prince’.
-
P.J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden, deel I, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink, 1967, p. 211-212. Zie over de kwestie-Hofmans ook o.a. C. Fasseur, Juliana en Bernhard, Het verhaal van een huwelijk. De jaren 1936-1956, Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008; A. van der Zijl, Bernhard. Een verborgen geschiedenis, Amsterdam: Querido, 2010. Het rapport van de Commissie-Beel is te raadplegen op: http://vorige.nrc.nl/redactie/binnenland/beel.pdf.