Artikel 138 - Aanpassing niet gewijzigde bepalingen
Grondwetsbepaling
- Voordat de in tweede lezing aangenomen voorstellen tot verandering in de Grondwet door de Koning worden bekrachtigd, kunnen bij de wet:
- de aangenomen voorstellen en de ongewijzigd gebleven bepalingen van de Grondwet voor zoveel nodig aan elkaar worden aangepast;
- de indeling in en de plaats van hoofdstukken, paragrafen en artikelen, alsmede de opschriften worden gewijzigd.
-
-
- Een voorstel van wet, houdende voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder a, kunnen de kamers alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.
-
{tc l1 “}
-
Aanpassing van de tekst en wijziging van de indeling
Artikel 138 biedt voorzieningen voor technische problemen die gedeeltelijke verwerping van herzieningsvoorstellen kan meebrengen. Vooral bij ingrijpende voorstellen kan dan de innerlijke samenhang of de inhoudelijke afstemming van verschillende tekstgedeelten worden doorbroken. Het eerste lid onder a voorziet in niet-inhoudelijke tekstuele harmonisatie. Het eerste lid onder b voorziet in een mogelijke wijziging van de indeling van de Grondwet. Deze redactionele aanpassingen en wijzigingen in ‘uiterlijke vormgeving’ kunnen bij wet plaatsvinden. De aanpassingen (a), respectievelijk wijzigingen (b) worden na de tweede lezing opgenomen in een wetsontwerp. Pas nadat die wet het Staatsblad heeft bereikt, volgt publicatie in het Staatsblad van de aangepaste nieuwe grondwetsbepalingen.1 Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 45.
Aanpassingen (a) en wijzigingen (b) mogen in één wet gebeuren, maar dat hoeft niet.2 Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 4. Zie ook Nng Tweede lezing (tweede gedeelte), p. 16. Dit is belangrijk vanwege de vereiste twee derde meerderheid voor aanneming van de onder a bedoelde aanpassingen. De normale wetgevingsprocedure is van toepassing, inclusief amendementsrecht van de Tweede Kamer. De enige afwijking betreft de versterkte meerderheid bij aanpassingen als bedoeld onder a.
Het eerste lid, onder a, bevat de restrictie ‘voor zoveel nodig’. Tekstwijziging moet nodig zijn anders kan zij haar karakter van aanpassing verliezen en neerkomen op een herziening. De regering benadrukte dat zin en strekking van de aan te passen voorschriften ongewijzigd dienen te blijven.3 Bijlage Handelingen II 1969/70, 10738, nr. 3, p. 67.
Anekdotisch is de discussie over vervanging van het woord ‘Koning’ door ‘regering’ in (thans) artikel 97, tweede lid (oppergezag over de krijgsmacht). De regering en een meerderheid in de Tweede Kamer vonden dit nodig toen bleek dat sommige Kamerleden een bijzondere gezagsrelatie over de krijgsmacht wensten van het staatshoofd persoonlijk.4 Nng Tweede lezing (tweede gedeelte), p. 69 e.v. Zie hierover T. Zwart, ‘Het slotoffensief van de krijgsmacht’, in: Verhalen over de Grondwet, Den Haag: Sdu Uitgevers 1993.
Desgevraagd5 Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 4, p. 3. heeft de regering verklaard dat ‘ongewijzigd gebleven bepalingen van de Grondwet’ (a) een ruime strekking heeft. Het betreft niet alleen grondwetsbepalingen die als gevolg van verwerping van een herzieningsvoorstel ongewijzigd blijven, maar alle bepalingen die niet worden herzien, ook die waarvoor geen wijzigingsvoorstellen zijn ingediend.6 Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 4.
Grondwetswijzigingen die betrekking hebben op de grondrechten, het Koningschap, wetgeving, buitenlandse betrekkingen en defensie dienen bij rijkswet te geschieden (art. 5, derde lid, en art. 11 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden). Dat geldt ook voor aanpassingen en wijzigingen op grond van artikel 138 in de betreffende delen van de Grondwet.
Rubricering
Lid 1, onder b, betreft uiterlijke aspecten van de Grondwet. Het gaat verder dan artikel 141, dat zich beperkt tot vernummering en verwijzingen. Krachtens artikel 138 kan de indeling in en de plaats van hoofdstukken, paragrafen en artikelen worden gewijzigd. Ook kunnen opschriften worden veranderd. Deze ruimere bevoegdheid is, anders dan in artikel 141, de wetgever toegekend, niet de regering.7 Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 4.
De Grondwet eist bij deze voorstellen (b) geen gekwalificeerde meerderheid, omdat het uitsluitend om uiterlijke vormgeving zou gaan.8 Bijlage Handelingen II 1969/70, 10738, nr. 3, p. 6. Rubricering kan echter betekenis hebben voor interpretatie. Dit temeer nu ook de formulering van de opschriften onder deze wijzigingsbevoegdheid valt. Terughoudendheid en zorgvuldigheid zijn derhalve op hun plaats.
Voetnoten
-
Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 45.
-
Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 4. Zie ook Nng Tweede lezing (tweede gedeelte), p. 16.
-
Bijlage Handelingen II 1969/70, 10738, nr. 3, p. 67.
-
Nng Tweede lezing (tweede gedeelte), p. 69 e.v. Zie hierover T. Zwart, ‘Het slotoffensief van de krijgsmacht’, in: Verhalen over de Grondwet, Den Haag: Sdu Uitgevers 1993.
-
Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 4, p. 3.
-
Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 4.
-
Bijlage Handelingen II 1970/71, 10738, nr. 5, p. 4.
-
Bijlage Handelingen II 1969/70, 10738, nr. 3, p. 6.