Grondwettelijke voornemens #7: The Trumpocracy als pouvoir neutre
Terwijl ik dit schrijf kijk ik naar de inauguratie van de nieuwe Amerikaanse president Donald J. Trump. De dag die je wist dat zou komen, zullen we maar zeggen. Ik kan me nog goed herinneren dat ik in 2008 een nacht oversloeg om Election Day te volgen. Daar werd historie geschreven, Barack Obama werd de eerste zwarte Amerikaanse president ooit en zou een frisse charismatische intellectuele wind gaan laten waaien door het Witte Huis. Voor velen een verademing, change was gonna come. Zwaar ontroerd zat ik voor de televisie.
Hoe anders was het afgelopen jaar. Hoewel de aanloop naar de verkiezingen er een om van te smullen was, zou de afloop volgens vele kenners niet heel verrassend zijn. Er zou wederom geschiedenis worden geschreven, ditmaal zou Amerika voor het eerst een vrouwelijke president krijgen. Met dat idee besloot ik om de nacht gewoon slapend door te brengen, ook omdat ik weinig op had met beide kandidaten. Toen ik in de zeer vroege ochtend mijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen en toch even snel op mijn teletekst-app keek (u leest het goed, ik ben een fervent teletekstster) wist ik niet wat ik las: Trump had zojuist een aantal belangrijke swing states gewonnen en lag op koers voor het presidentschap. Verder slapen was uiteraard onmogelijk en een aantal uren later zag ik live hoe the Donald de overwinning opeiste, Hillary’s achterban verbijsterd achterlatend.
Uiteraard regende het reacties en analyses in de dagen en maanden daarna. Over het moddergooien tussen beide kandidaten en het gebrek aan inhoud van de gevoerde politieke strijd. Een strijd die zich vooral richtte op de kandidaten onderling in plaats van de verbinding tussen kandidaat en achterban. Over de laatdunkende houding van de politieke elite jegens Trump en zijn achterban. Over de zorg om Trumps bejegening van minderheden en vrouwen, mede naar aanleiding van pussygate. En over the silent majority die zich eindelijk had uitgesproken. Ongetwijfeld een verkiezingsuitslag om boeken over vol te schrijven.
Hoewel ik zijn prestatie bewonder en ervan ben overtuigd dat iemand moet worden beoordeeld op zijn daden, deel ik de zorg als het gaat om de bescherming van minderheden, laat ik ze de potentiële silent minorities noemen. Die zorg zit niet eens primair in het mogelijke handelen van president Trump, maar ook in het staatsrechtelijke systeem waarin hij acteert. Ongeacht de gekozen staatsvorm van een democratie bestaan er altijd meerderheden en minderheden. Om tot besluitvorming te komen wordt de meerderheidsregel gehanteerd. Het is echter niet deze regel die de kern vormt van de democratie, maar de erkenning dat de meerderheid bij besluitvorming de rechten en opvattingen van minderheden respecteert. Of in de woorden van Naomi Klein: “democracy is not just the right to vote, it is the right to live in dignity”. Zelfbestuur betekent niet dat elk individu over zichzelf regeert, maar dat ‘de rest’ over elk individu regeert. De volkswil is dan de wil van het grootste of meest actieve deel van het volk, maar niet van het volk als geheel. De volkswil is dus onlosmakelijk verbonden met de wil van de meerderheid. Hierdoor kan democratie nooit rechtstreeks worden afgeleid van de zogenaamde ‘volkswil’. Een door het volk gekozen president kan dus nooit ongelimiteerd handelen op basis van zijn democratisch mandaat, datzelfde geldt voor een parlement. Democratische legitimatie is niet onbeperkt en moet worden begrensd.
Om de spanning tussen meerderheden en minderheden te beheersen zijn er diverse staatsrechtelijke mechanismen, denk aan grondrechten en constitutionele toetsing. Een ander belangrijk principe is machtenscheiding. Tegenwoordig vaak verpakt in een systeem van checks and balances, met de Verenigde Staten als schoolvoorbeeld gezien zijn constitutionele founding fathers en de Grondwet. Er is alleen een probleem: het systeem biedt geen oplossing als de diverse machten het oneens zijn over de vraag of het evenwicht voldoende gestalte krijgt. Praktisch verschillen de machten dan over hun visie op het algemeen belang. Dit probleem doet zich bijvoorbeeld voor in Polen, waar de regering een absolute meerderheid heeft in het parlement en omstreden wetten heeft ingevoerd. Bijvoorbeeld over een beperking van het Grondwettelijk Hof. Turkije vormt een ander voorbeeld, waar het handelen van president Erdogan het machtsevenwicht tussen de verschillende staatsmachten stevig onder druk zet. In beide landen wankelt het systeem van macht en tegenmacht.
Terug naar de Verenigde Staten en the Donald. Twee dingen baren mij zorgen. Allereerst de samenstelling van de wetgevende macht, omdat zowel de Senaat als het Huis van Afgevaardigden een republikeinse meerderheid kennen. Tel daar de republikeinse president bij op, en je kan op z’n minst spreken over een republikeins machtsblok. Hier komt mijn zorg over the silent minorities naar voren, de vraag is of zij voldoende vertegenwoordigd zijn. Theoretisch is het overigens onmogelijk om een gelijkwaardige verdeling na te streven, het hebben van een meerderheid en dus minderheden hoort nu eenmaal bij een democratisch staatsbestel. Het argument dat een tweepartijenstelsel ook ruimte biedt voor diversiteit is dubbel: enerzijds zijn er binnen beide partijen inderdaad diverse afsplitsingen en is de ene republikein (of democraat) de andere niet, anderzijds blijft het in essentie toch een tweepartijenstelsel.
Uiteraard is er nog een onafhankelijke rechter die waakt over de rechten van minderheden. Dit leidt tot mijn tweede zorg. Wanneer politiek wordt gedreven door meer polarisatie kan dat niet alleen leiden tot tegenstellingen en verharding in ‘het politieke’ gedeelte van de staatsmachten zoals wetgever en bestuur, maar ook tussen de staatsmachten onderling. Denk in dit licht aan Italiaanse Englaro casus waar rechter, bestuur en wetgever het fundamenteel oneens waren en definitieve besluitvorming uitbleef.[1] Een rechtsstatelijke impasse kent in ieder geval geen winnaars.
Hoewel een staatsrechtelijk figuur als een president uiteindelijk zelf ook onderdeel is van het systeem van macht en tegenmacht kan hij wel degelijk een rol spelen bij het voorkomen van zo’n impasse. De Franse filosoof Benjamin Constant pleitte al voor een pouvoir neutre. Constant stelt dat een koning het meest geschikt zou zijn, mede omdat deze geen democratische legitimiteit kent en daardoor op een grotere afstand van de andere staatsrechtelijke actoren zou staan. Toch biedt zijn theorie aanknopingspunten voor een president in deze rol. Enerzijds op basis van zijn exclusieve bevoegdheden, anderzijds misschien nog wel meer door de manier waarop hij deze invult. Hij heeft de mogelijkheid om ‘boven’ de partijen te gaan staan en een verbindende rol te spelen. En hierin moet ik de Trump critici gelijk geven: de beste man heeft veel laten zien, maar nog niet veel dat wijst op verbinding. Het staatsrechtelijke systeem staat vast, de invulling ervan biedt ruimte. Het zou mooi zijn als de Trumpocracy zich zou gaan kenmerken door eenheid en verbinding, in plaats van verdeeldheid en polarisatie. Hoe dan ook: ik sla in november 2020 weer een nachtje over.
Reacties