Terug naar overzicht

Het zwarte pietendebat is nog steeds belangrijk


‘Waar gáát dit over?’, ‘Kunnen we het als-je-blieft over belangrijkere zaken hebben?’, ‘Ik word hier zo ontzettend moe van.’ Weldenkend Nederland heeft het inmiddels helemaal gehad met de oeverloze Zwarte Pietendiscussie die nu al zolang woedt. ‘Oh nee toch.’ verzucht menig verjaardagsfeestje wanneer het gespreksonderwerp op Zwarte Piet dreigt te komen. ‘Laten we het alsjeblieft gezellig houden!’ Maar de maatschappelijke ophef wegzetten als onbenullig gezever is gevaarlijk: de Zwarte Pietendiscussie doet er wel degelijk toe.

Natuurlijk zijn dit soort reacties begrijpelijk als we zien op wat voor een bedroevend niveau de discussie vaak wordt gevoerd. De radicale tegenstanders van Zwarte Piet maken iedereen die ook maar een beetje sympathie koestert voor de egaal zwartgeschminkte Piet uit voor een racist. En de militante voorstanders, die een oer-Hollandse traditie zeggen te verdedigen, komen vaak niet verder dan argumenten als ‘het is een kinderfeest’, of (in extreme gevallen) ‘als het ze niet aanstaat, gaan ze toch gewoon weer terug naar hun eigen land.’

Maar even los van het treurige argumentatieniveau: het is misleidend om de discussie rondom de kleur van Sinterklaas’ olijke knecht, af te doen als onbeduidend. Een aanzienlijke groep gekleurde Nederlanders voelt zich door dit kinderfeest gediscrimineerd. Deze gevoelens van onrecht zijn in een democratie allesbehalve triviaal.

Degenen in mijn omgeving die verklaren ‘helemaal klaar te zijn met deze onzin’, zijn zonder uitzondering voorbeeldige (roomblanke) burgers. Geen van hen verdenk ik van heimelijk racistische motieven en bij het horen van de populistische argumenten uit het Pro-pieten kamp, schudden ze net als iedere redelijke Nederlander meewarig hun hoofd.

Toch vinden ze alle commotie gruwelijk overtrokken. Het kan best zijn dat de pietentraditie historisch gezien een racistisch bijsmaakje heeft, maar zolang het Sinterklaasfeest nu die lading niet heeft, is er toch niets aan de hand? Juist door de suggestie van racisme creëer je een probleem dat er eigenlijk niet is. Bovendien, we vieren het al jaren zo, waarom nu plots dit verwijt? Eigenlijk, heel kort door de bocht, is hun boodschap aan de critici van Zwarte Piet: zeur toch niet zo, wij bedoelen het allemaal niet slecht.

Degenen die de grieven van veel donkere Nederlanders afdoen als nonsens, redeneren vanuit wat de Lets-Amerikaanse filosofe Judith N. Shklar ‘het standaardmodel van rechtvaardigheid’ noemt. Grote filosofen hebben boekenkasten volgeschreven over rechtvaardigheid: zij braken hun hoofd over vragen als hoe we rechtvaardig kunnen leven (Aristoteles) of volgens welke principes een rechtvaardige maatschappij georganiseerd moet zijn (John Rawls).

Onrechtvaardigheid wordt volgens de gangbare lezing simpelweg gedefinieerd als negatieve tegenpool: het ontbreken van rechtvaardigheid. Wanneer er geen juridische of ethische regels worden overtreden, is er geen sprake van onrecht – punt uit. Dus zolang de mensen die zich jaarlijks uitdossen als de helpers van de goedheiligman geen racisten zijn, en er met een intocht met zwartgeschminkte Pietermannen geen wetten worden overtreden, is er geen probleem. Stoppen met mekkeren, doorlopen!

In haar boek The Faces of Injustice legt Shklar de gebreken bloot van dit standaardmodel: rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid zijn volgens haar geen twee zijden van dezelfde medaille. Deze grote filosofen zien iets fundamenteels over het hoofd: de gevoelens van onrecht. Wanneer we onrechtvaardigheid reduceren tot simpelweg de afwezigheid van rechtvaardigheid, doen we de ervaringen van slachtoffers tekort. Degenen die zich gekwetst of beledigd voelen, dragen altijd een gevoel van onrecht met zich mee. Slechts door hun ervaringen serieus te nemen, krijgen we onrechtvaardigheid volledig in het vizier.

Dat wil niet zeggen dat onrechtgevoelens altijd redelijk zijn. Zelfs iemand die wordt getroffen door domme pech kan het gevoel hebben dat hem onrecht wordt aangedaan. Als ik in één week drie keer een lekke band heb, vraag ik me ook verongelijkt af waarom dit nu net mij moet overkomen.

Maar de standaardlezing veronderstelt ten onrechte dat er een objectieve manier bestaat om vast te stellen of onrechtgevoelens terecht zijn. We kunnen niet naar een wetboek of een set morele voorschriften grijpen om te bepalen of de tegenstanders van Zwarte Piet het gelijk aan hun zijde hebben. Daarom moeten we, juist in een constitutionele democratie, oor hebben voor gevoelens van onrecht. De klachten van gekwetste burgers moeten we immers niet slechts beoordelen in het licht van bestaande regels, maar ook met het oog op mogelijke verbeteringen.

Wat wij in een samenleving als onrecht aanduiden, ligt niet vast en is aan interpretatie onderhevig. Slavernij kon driehonderd jaar geleden nog door de beugel; nu is het land in rep en roer om de kleur van de Pieten. Wetten en ethische normen zijn, kortom, niet in steen gebeiteld en gevoelens van onrecht kunnen een aanleiding vormen voor democratische verandering. Wanneer deze sentimenten daarentegen worden genegeerd, kan private onvrede omslaan in publieke woede of wantrouwen.

Dit betekent trouwens niet dat we altijd politieke consequenties aan onrechtgevoelens moeten verbinden. Ieder gevoel van onrecht wegnemen is onmogelijk, want zo benadrukt Shklar: ‘to redress one injustice, is to create another’. Ongetwijfeld zullen de verdedigers van de klassieke Zwarte Piet zich onrechtvaardig behandeld voelen, wanneer een traditie die hen zo aan het hart gaat, ‘verminkt’ dreigt te worden. De vraag is natuurlijk of dit overtuigend is. Precies dat is de inzet van Zwarte Pietendebat. Of althans, dat zou het moeten zijn.

Het Zwarte Pietendebat is soms misschien vermoeiend en lang niet altijd constructief, maar enkel in een maatschappelijke discussie kan komen bovendrijven wiens grieven meer recht van spreken hebben. Dat is niet in een paar weken beslist. Wanneer de stoomboot weer terugkeert naar Spanje, krijgen we misschien een adempauze, maar volgend jaar rond deze tijd keert het debat ongetwijfeld in alle hevigheid terug. Dat is niet erg; dat is juist van fundamenteel belang in een democratie. De discussie weghonen als irrelevant geneuzel werkt daarbij alleen maar averechts.

Dit artikel verscheen 01-12-2014 op opline opinieplatform deFusie.

Over de auteurs

Jaap Tielbeke

Jaap Tielbeke (1989) studeerde internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen en wijsbegeerte aan de Universiteit van Antwerpen. Op dit moment volgt hij de master wijsbegeerte aan de Radboud Universiteit Nijmegen en probeert hij Habermas’ ideeën over Europa te doorgronden. Als journalist schreef hij onder andere voor De Correspondent.

Reacties

Recente blogs
Volksgezondheid dwingt tot minder pesticiden
Hoezo democratisch tekort? Met financiële wetgeving in koninkrijksaangelegenheden hebben de Caribische landen zich blijkbaar niet te bemoeien
Vrouw en rechtsstaat
The Notorious R.B.G: kleine veranderingen, grote overwinningen