Inmiddels in Jakarta: het Indonesische Constitutionele Hof ligt stevig onder politiek vuur
Dit blog werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op de website Indonesia at Melbourne, en is met toestemming van de auteur van het blog en de hoofdredacteur van de website ook hier opgenomen. De vertaling naar het Nederlands werd gemaakt door Maurice Adams.
Op 29 september stemde Commissie III van het Huis van Afgevaardigden van Indonesië (verder: de DPR) ermee in om Guntur Hamzah voor te dragen als een van de negen rechters van het Constitutionele Hof van Indonesië (Mahkamah Konstitusi Republik Indonesia). Commissie III is onder meer bevoegd voor kwesties die het Constitutionele Hof aanbelangen. De beslissing leek uit het niets te komen en zorgde onmiddellijk voor stevige onrust in de Indonesische rechtsgemeenschap.
Om een nieuwe rechter voor het Hof te kunnen voordragen, zou een van de drie rechters die eerder door de DPR waren voorgedragen, moeten zijn overleden, hun ambtstermijn hebben beëindigd, ontslag hebben genomen of zijn ontslagen. Anders zou dit resulteren in 10 rechters die zitting hebben in de rechtbank, wat in strijd zou zijn met de Indonesische Grondwet.
Al snel bleek dat de DPR van plan was om een zekere Guntur als plaatsvervangend opperrechter van het Grondwettelijk Hof te benoemen. Gunter zou dan de huidige plaatsvervangend opperrechter Aswanto vervangen, die volgens de Wet op het Constitutioneel Hof tot 2029 zou dienen.
De DPR had blijkbaar besloten om Aswanto te vervangen, omdat hij de belangen van de DPR niet had verdedigd. De voorzitter van de vermelde Commissie III van de DPR, Bambang Wuryanto, zei dat Aswanto door de DPR als rechter is voorgedragen en als zodanig de belangen van de DPR moet vertegenwoordigen en beschermen. Als zijn optreden “onbevredigend” was, aldus Bambang, had de DPR het recht om hem terug te roepen.
Dit is een schokkende en onconstitutionele ontwikkeling die de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ondermijnt en zelfs het bestaan van het Constitutionele Hof als hoeder van de democratie en rechtsstaat bedreigt.
De Grondwet en de Wet op het Constitutionele Hof (wet nr. 24 van 2003, zoals gewijzigd bij wet nr. 7 van 2020) regelen duidelijk de benoeming en het ontslag van rechters van het Constitutioneel Hof. Beide stellen dat de rechtbank uit negen rechters bestaat, waarbij de DPR, het Hooggerechtshof en de President verantwoordelijk zijn voor de benoeming van elk drie rechters, die vervolgens formeel worden benoemd door de President. Volgens wet nr. 24 van 2003 wordt het benoemingsproces overgelaten aan elke instelling, maar moet de procedure “transparant en participatief” (artikel 19) en “objectief en verantwoordingsplichtig” (artikel 18, lid 1) zijn.
De procedure voor het ontslag van rechters is anders en wordt beschreven in de artikelen 23-27A. Daar staat dat het Constitutioneel Hof verantwoordelijk is voor het vaststellen van de voorwaarden voor het ontslag van rechters, niet enige andere instelling. Deze bepalingen zijn juist bedoeld om ervoor te zorgen dat de rechtbank onafhankelijk blijft door te voorkomen dat rechters willekeurig worden ontslagen door andere instellingen.
De wet bepaalt in artikel 26 lid 1 ook dat het Constitutioneel Hof de betrokken instellingen zes maanden voordat een rechter de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, moet informeren over mogelijk ontslag. Met betrekking tot Aswanto heeft het Hof een dergelijke brief niet naar de DPR gestuurd. Wel heeft het Hof een andere brief gezonden, en het lijkt erop dat de DPR die brief heeft gebruikt om zijn zeer twijfelachtige acties te rechtvaardigen. Op 21 juli heeft het Constitutioneel Hof, de President, de DPR en het Hooggerechtshof namelijk schriftelijk op de hoogte gebracht van zijn beslissing met betrekking tot de Wet op het Constitutioneel Hof.
Die beslissing was het resultaat van een verzoekschrift ingediend door Priyanto, een advocaat, die van mening was dat de wijzigingen van de Wet op het Constitutioneel Hof hem op oneerlijke wijze zouden kunnen beletten om rechter in het Hof te worden. Hij doelde in het bijzonder op de wijzigingen die de minimumleeftijd voor toekomstige rechters verhoogd van 47 naar 55 jaar, en de termijnen van de opperrechter en plaatsvervangend opperrechter van het Constitutioneel Hof verhoogd van 2,5 naar 5 jaar. Ook werd de vorige maximale ambtstermijn van twee termijnen van vijf jaar voor alle zittende rechters geschrapt.
Priyanto vocht in het bijzonder artikel 87(a) aan, waarin staat dat rechters die momenteel als hoofd of plaatsvervangend hoofd van het Grondwettelijk Hof fungeren, die positie kunnen bekleden totdat hun ambtstermijn als hoofd of plaatsvervanger afloopt, en artikel 87(b), waarin staat dat rechters die op dat moment in functie waren, worden geacht te voldoen aan de vereisten om zitting te hebben in het Hof en dat ze kunnen blijven tot ze de pensioengerechtigde leeftijd van 70 jaar hebben bereikt (zolang ze tenminste niet langer dan 15 jaar in dienst zijn geweest). Het effect van artikel 87(b), zo betoogde Priyanto, was dat het hem minder kansen bood om als rechter te worden gekozen.
Het Hof heeft Priyanto’s verzoek gedeeltelijk toegewezen: Artikel 87(a) is inderdaad ongrondwettelijk en daarom ongeldig. Artikel 87(b) is echter niet ingetrokken. Het Hof stelt dat dit artikel alleen bedoeld is om de overgang van de oude wet naar de herziene wet te vergemakkelijken, en niet bedoeld is om bepaalde personen die momenteel in het Hof zetelen te bevoorrechten. Om dit punt te verduidelijken, heeft de rechtbank een formele brief verstuurd naar de DPR, het Hooggerechtshof en de President, waarin is bevestigd dat termijnlimieten niet langer van toepassing zijn op rechters die momenteel zetelen.
De DPR lijkt nu deze brief te hebben gebruikt als een excuus om voor te stellen Aswanto (die dus diende als plaatsvervangend opperrechter) te ontslaan en hem te vervangen door Guntur Hamzah.
De drie rechters die nu zitting hebben in het Grondwettelijk Hof en die door de DPR zijn voorgedragen, zijn Arief Hidayat, Wahiduddin Adams en Aswanto. Van de drie zal Wahiduddin als eerste het einde van zijn termijn bereiken, in maart 2024 – Aswanto zou pas in 2029 met pensioen gaan.
Het vermoeden bestaat dat Aswanto werd geselecteerd voor ontslag, omdat hij wetten die de DPR en de regering als strategisch beschouwden, ongrondwettig had verklaard. In het bijzonder de uitspraak van het Grondwettelijk Hof van december 2021 dat de zogenoemde Omnibuswet (een verzamelwet die vooral toezag op het scheppen van werkgelegenheid) procedureel gebrekkig was, heeft heel wat consternatie bij de wetgever en overheidsfunctionarissen veroorzaakt. Blijkbaar werd het feit dat juist een rechter die door de DPR was benoemd tot een ongrondwettigheid concludeerde door de DPR-leden als problematisch beschouwd. Dat was temeer zo, omdat de DPR blijkbaar vond dat het de rechters van het Constitutioneel Hof al een “geschenk” had gegeven door hun termijnlimieten op te heffen en hen toe te staan om tot hun 70ste te zetelen.
Een teken aan de wand is dat de DPR en de regering nu een verdere wijziging van de Wet op het Constitutioneel Hof plannen. Die omvat nieuwe bepalingen die het mogelijk maken om zittende rechters om de vijf jaar te evalueren door de instellingen die hen hebben voorgesteld, of op elk moment naar aanleiding van klachten. Deze evaluatie wordt vervolgens voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof.
Als deze herzieningen worden doorgevoerd, zullen rechters die zitting hebben in de rechtbank onder buitengewone druk komen te staan, omdat de dreiging voortdurend te worden “teruggeroepen” boven hun hoofd hangt.
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt gegarandeerd op grond van artikel 24 van de Indonesische Grondwet. Hoe kunnen rechters onafhankelijk werken als ze op elk moment beoordeeld kunnen worden, simpelweg op basis van een rapport of klacht? De voorgestelde herzieningen moeten onmiddellijk worden opgegeven.
Over de ontwerpherzieningen van de Wet op het Constitutioneel Hof moet nog worden beraadslaagd door de DPR en de regering. Maar het is duidelijk dat de geest van de voorgestelde wijzigingen, Commissie III al heeft beïnvloed bij haar besluit om Aswanto terug te roepen.
Als eerste opperrechter van het Constitutioneel Hof van 2003 tot 2008, ben ik gevraagd te reageren op het ontslag van Aswanto. Toen de media me benaderden op de dag dat het gebeurde, 29 september, verklaarde ik duidelijk dat het een beslissing was die in strijd is met de Grondwet en de toepasselijke wetgeving.
Op 1 oktober heb ik een bijeenkomst belegd van negen voormalige rechters van het Grondwettelijk Hof, waaronder drie voormalige opperrechters – ikzelf, Hamdan Zoelva en de coördinerend minister van Politieke, Juridische en Veiligheidszaken Mahfud MD. Andere aanwezigen waren Laica Marzuki, Maruarar Siahaan, Harjono, Ahmad Sodiki, Maria Farida en Gede Dewa Palguna. De vergadering kwam tot de conclusie dat het besluit van de DPR om Guntur Hamzah te benoemen ter vervanging van Aswanto in strijd was met de Grondwet en de wet, en een opzettelijk verkeerde interpretatie van de brief was die in juli door het Grondwettelijk Hof werd verzonden.
De DPR heeft alleen de bevoegdheid om potentiële rechters voor de rechtbank voor te dragen, het heeft niet de bevoegdheid om rechters te ontslaan tijdens hun ambtstermijn. Het heeft duidelijk zijn bevoegdheid overschreden, waardoor de onafhankelijkheid van het Grondwettelijk Hof, en zelfs de rechtsstaat, teniet is gedaan.
De President mag het ontslag van Aswanto niet goedkeuren. Een nieuwe rechter mag volgens de wet pas worden benoemd als een van de functies vacant wordt.
Reacties