Terug naar overzicht

Instituut voor mensenrechten in België eindelijk van start!


Belangrijk nieuws voor de mensenrechten in België. Twee weken geleden startte daar het Federaal Instituut voor Mensenrechten (FIRM) met zijn werkzaamheden.

België werd door de Verenigde Naties reeds verschillende keren op de vingers getikt omdat een volwaardig nationaal mensenrechteninstituut ontbrak
. Na verschillende decennia van internationale politieke druk werd op 12 mei 2019 dan toch vooruitgang geboekt met de aanname van de wet tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens. Nadat eerder de raad van bestuur zijn werkzaamheden aanvatte, gebeurde de operationalisering van het secretariaat van het FIRM twee weken geleden.

De bedoeling is dat dit instituut zal uitgroeien tot een volwaardig nationaal mensenrechteninstituut volgens de principes van Parijs of dat dit instituut alleszins in samenwerking met andere instellingen (bevoegd voor mensenrechten) zal kunnen kwalificeren als een volwaardig mensenrechteninstituut.

Nationale mensenrechteninstituten zijn onafhankelijke organen die belast zijn met de bescherming en bevordering van mensenrechten op nationaal niveau. De principes van Parijs, dewelke in 1993 werden bekrachtigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zetten de criteria uiteen waaraan een dergelijk instituut moet voldoen. De nationale instellingen voor de rechten van de mens maken deel uit van de Internationale Alliantie van Mensenrechteninstituten (GANHRI) en, op Europees niveau, van het Europees Netwerk van Nationale Mensenrechteninstellingen (ENNHRI). GANHRI beoordeelt of een bepaald instituut wel degelijk is opgericht en/of het opereert volgens de voormelde principes. Zo kan een instituut een A-status verkrijgen indien het volledig beantwoordt aan de voormelde principes, een B-status indien het slechts gedeeltelijk conform is, en ten slotte kan het ook geen status toebedeeld krijgen. Het College voor de Rechten van de Mens in Nederland heeft in mei 2014 een A-status verkregen en in december 2020 werd dit bovendien nogmaals bevestigd. Nederland beschikt aldus over een volwaardig mensenrechteninstituut..

Hoewel staten beschikken over een beleidsmarge bij de oprichting van een NMRI zijn er evenwel enkele minimale vereisten waaraan een dergelijk instituut zeker moet voldoen:
–       Het mandaat en de bevoegdheid van het instituut moeten zo ruim mogelijk zijn (daarover later meer).
–       Het instituut moet autonoom bestaan en dus kunnen opereren zonder enige inmenging van de overheid. Dit zou bij voorbeeld niet het geval zijn als de toekenning van het budget enkel gebeurt met goedkeuring van de minister.
–       De onafhankelijkheid van het instituut moet (grond)wettelijk vastgelegd zijn. Deze vereiste duidt op de procedure van aanstelling, het statuut en het ontslag van de leden.
–       Pluralisme: deze vereiste heeft betrekking op de samenstelling van het NMRI.
–       Het instituut moet beschikken over voldoende middelen voor de uitoefening van het volledige mandaat.
–       Het instituut moet voldoende bevoegdheid en macht hebben om zaken te onderzoeken.

Een eerste vraag die men geregeld stelt is of België een dergelijk mensenrechteninstituut nodig heeft. Beschikt België niet al over verschillende instituten die bevoegd zijn voor mensenrechten? Dat is inderdaad het geval, er zijn reeds talrijke instanties die een mandaat hebben om bepaalde specifieke mensenrechten te beschermen: UniaMyria, de Gegevensbeschermingsautoriteit, de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind, het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, enzovoort.  Elk van de betrokken instellingen werkt op basis van een eigen mandaat endynamiek. Unia heeft een mandaat op het gebied van antidiscriminatie en de rechten van mensen met een handicap (en is als enige mensenrechteninstituut in België erkend met een B-status), Myria heeft een mandaat op het gebied van migratie, de gegevensbeschermingsautoriteit is bevoegd voor privacykwesties, enzovoort.  Er is echter geen instelling met een breed mandaat.  Het is dus niet mogelijk om de mensenrechtensituatie in België als geheel te beoordelen. Bovendien worden verschillende mensenrechtenkwesties momenteel niet behandeld (bijvoorbeeld: vrijheid van meningsuiting, wanneer het niet gaat over bv. hate speech want daarvoor is Unia bevoegd omwille van de discriminatiecomponent) en/of opgevolgd door één van de voornoemde instanties. Er is op dit moment dus wel degelijk sprake van versnippering en het risico op overlapping (en de daarbij horende domeinconflicten) is niet ondenkbaar. Met andere woorden, een toezichtmechanisme dat zich – met autoriteit en een brede kijk – kan uitspreken over álle mensenrechten ontbreekt.

Een tweede vraag is of het FIRM in zijn huidige vorm in aanmerking komt voor de erkenning als volwaardig mensenrechteninstituut met een A-status.  Het antwoord hierop is dat er daarvoor nóg een grote hindernis zal moeten overwonnen moeten worden.

Gelet op de principes van Parijs moeten het mandaat en de bevoegdheid van het instituut zo ruim mogelijk zijn. Maar België is een federaal land, en het FIRM is enkel bevoegd voor federale aangelegenheden en dus niet voor de bevoegdheden die zijn toegewezen aan de ‘gewesten en de gemeenschappen’ van België. De gemeenschappen hebben bevoegdheden die te maken hebben met taal en cultuur (bijvoorbeeld: onderwijs), terwijl de gewesten bevoegd zijn voor economische belangen.  Mensenrechten zijn in België in hoge mate gemeenschapsbevoegdheden met als gevolg dat het FIRM dus voor heel wat zaken onbevoegd is.

Een interfederaal instituut, dat zowel op federaal niveau als op het niveau van de gewesten en de gemeenschappen bevoegd is, zou aan deze voorwaarde tegemoet komen. Het interfederaliseren van het instituut is voordelig omdat het dan een ruimere bevoegdheid heeft, hetgeen de kans verkleint op hiaten in de opvolging en bescherming van mensenrechten in België.  Artikel 21 van de wet van 12 mei 2019 geeft weliswaar al aan dat het de bedoeling is dat het instituut zal worden geïnterfederaliseerd, maar het valt dus nog af te wachten wanneer dat in de praktijk zal worden omgezet.

Over de auteurs

Marike Lefevre

Marike Lefevre is PhD Researcher in Human Rights Law aan het Leuven Centre for Public Law

Reacties

Recente blogs
Volksgezondheid dwingt tot minder pesticiden
Hoezo democratisch tekort? Met financiële wetgeving in koninkrijksaangelegenheden hebben de Caribische landen zich blijkbaar niet te bemoeien
Vrouw en rechtsstaat
The Notorious R.B.G: kleine veranderingen, grote overwinningen