Jarige grondwet bewijst uitstekende diensten
De Grondwet is bijna jarig en mag zich in een toenemende belangstelling verheugen. In maart 2014 bestaat hij 200 jaar en ook de festiviteiten rondom 200 jaar Koninkrijk dragen bij aan de hernieuwde aandacht voor onze constitutie. Maar als we de commentaren op onze Grondwet bezien, lijkt er weinig reden tot vreugde.
Zo brandde hoogleraar staatsrecht Wim Voermans de Grondwet onlangs nog ongenadig tot de grond af. De aanklacht is bekend en wordt breed gedragen: de Grondwet is te sober, belangrijke zaken worden veronachtzaamd, hij stemt niet overeen met de werkelijkheid, en tot overmaat van ramp mag de rechter wetten niet eens toetsen aan die muffe Grondwet. Is onze Grondwet dan werkelijk zo’n verouderd gedrocht? Kunnen we zijn jubileum maar beter stilletjes voorbij laten gaan?
Bescheidenheid
Integendeel, er valt juist genoeg te vieren aan onze Grondwet. Hij biedt in al zijn soberheid en bescheidenheid al bijna twee eeuwen het kader waarbinnen onze politiek zich afspeelt. Dat is geen geringe prestatie.
Hij kan dat enkel omdat hij zich louter richt op de basis. Door gewoontevorming maken de verschillende staatsorganen –regering, wetgever en rechter– zelf de ongeschreven regels die hun onderlinge verhoudingen nader regelen. Dit politieke proces kan uiteraard grillig en onstuimig zijn, maar ook inventief in het vinden van nieuwe staatsrechtelijke constructies.
Neem het minderheidskabinet-Rutte I. Door decennia van meerderheidskabinetten was het gebruikelijk geworden om zeer gedetailleerde regeerakkoorden op te stellen. De regeringscoalitie kon dan rustig beginnen aan de uitvoering van de gemaakte afspraken. De Tweede Kamer werd daarmee gereduceerd tot afstempelmachine van wetsvoorstellen. Oftewel: weg controlefunctie, weg inhoudelijk debat. Omdat er in 2010 echter geen meerderheidscoalitie gevormd kon worden, ontstond een constitutionele noviteit: het minderheidskabinet-Rutte I. Deze constructie had veel voordelen: de regering moest opeens knokken voor meerderheden, het debat over wetsvoorstellen verlevendigde en niet-regeringspartijen hadden daadwerkelijk invloed.
Stel dat we in een eerder stadium een regel in de Grondwet hadden opgenomen als „regeringen dienen te steunen op een stabiele meerderheid in de Tweede Kamer.” Dat was tenslotte de praktijk, dus waarom die achterhaalde Grondwet niet wat meer overeen laten komen met die realiteit? Dan hadden we onszelf in 2010 toch met een serieus probleem opgezadeld. Een onnodig probleem bovendien, want de politieke praktijk blijkt heel goed in staat zelf oplossingen te bedenken voor constitutionele patstellingen. Maar daar moet dan wel ruimte voor zijn. Dat kan alleen met een bescheiden Grondwet, die zich beperkt tot fundamentele zaken.
Enthousiasme
Maar er valt nog meer te genieten. Denk bijvoorbeeld aan het toetsingsverbod: de Grondwet bepaalt dat niet de ongekozen rechter, maar de democratisch gelegitimeerde wetgever uitmaakt of een wet overeenstemt met onze Grondwet. We zouden daarmee de paria zijn van constitutioneel Europa, zo niet de wereld, hoort men staatsrechtjuristen in koor verkondigen. Bovendien leidt het gebrek aan rechterlijke toetsing tot verder verval van de Grondwet. De rechter zou die anders tenminste nog eens goed kunnen afstoffen.
Probleem is alleen dat het veelal niet bij afstoffen blijft: in hun interpretatief enthousiasme doorkruisen rechters meer dan eens de democratische besluitvorming. Te vaak denkt men dat rechters louter zakelijk democratische besluiten op hun grondwettelijkheid controleren. De praktijk is anders.
Neem de beroemde abortuszaak Roe versus Wade in de Verenigde Staten; hét land van de rechterlijke toetsing. Het Amerikaanse hooggerechtshof bepaalde dat abortus niet bij wet verboden mag worden; het valt onder een constitutioneel recht op privacy van vrouwen. De 18e-eeuwse Amerikaanse Grondwet spreekt echter nergens over privacy, laat staan over een „recht op abortus.” Het moge duidelijk zijn: van het simpelweg toetsen van wetten aan de constitutie is allang geen sprake meer.
Des te verstandiger is het dat de Nederlandse Grondwet de toetsing overlaat aan een orgaan dat wel door de kiezer ter verantwoording kan worden geroepen: de wetgever. Het levert misschien geen spectaculaire rechterlijke uitspraken op, maar het zorgt er wel voor dat politieke besluiten genomen worden waar ze genomen moeten worden: in het parlement.
Kortom: er valt genoeg te vieren aan onze constitutie. Dat men er niet zo veel over hoort bewijst de vitaliteit ervan. Een bescheiden Grondwet die de Nederlandse politiek al bijna 200 jaar geruisloos maar effectief in goede banen leidt: leve onze saaie Grondwet!
Dit stuk verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad van 14 november 2013
Reacties