Kan de gewone burger voor tegenmacht zorgen binnen de Nederlandse rechtsstaat?
Van de kinderopvangtoeslagaffaire en de gaswinning in Groningen zijn aanzienlijke groepen burgers het slachtoffer geworden. De discussies waar de twee affaires toe leidden worden vooral binnen Tweede Kamer, regering en media gevoerd, en gaan over zaken als dualisme, dichtgetimmerde regeerakkoorden, een nieuwe bestuurscultuur en transparantie. Er moet meer tegenspraak komen, en dan vooral tussen regering en Tweede Kamer. De gewone burgers, die worden geraakt door dit soort affaires, nemen echter maar mondjesmaat deel aan dit debat. Zouden burgers niet méér moeten participeren in dergelijke discussies? En, kúnnen zij wel bijdragen aan de zo gewenste tegenspraak? Wat gebeurt er als zij dat doen? Wordt er naar hen geluisterd?
Over dit soort vragen gaat deze blog. Omdat het onmogelijk is om alle vormen van potentiële tegenspraak en participatie door burgers hier te bespreken, richt ik mijn aandacht op drie voorbeelden. Ik bespreek eerst de zaak Spijkers, de medewerker van Defensie die weigerde om leugens te vertellen aan de weduwe van een omgekomen medewerker en daar jarenlang de gevolgen van ondervond. Het tweede voorbeeld gaat over de man van Urenco die vergeefs probeerde te verhinderen dat zijn collega geheimen doorgaf waardoor Pakistan een atoombom kon maken. Het derde voorbeeld is van een wat andere aard: lekenrechtspraak. Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat bijna elk land dat heeft, maar Nederland niet. Ik bespreek de reacties die ik in Nederland kreeg bij het onderwerp ‘participatie van burgers in de rechtspraak’, en vergelijk die met hoe andere landen er tegenaan kijken.
De zaak Spijkers
Op 14 september 1984 verloor mijnexpert Oova, in dienst bij Defensie, zijn leven bij een ongeluk met een mijn. Spijkers, die als bedrijfsmaatschappelijk werker bij Defensie werkte, kreeg opdracht de weduwe van Oova te vertellen dat haar man zelf de oorzaak van het ongeluk was geweest. Maar dat deed Spijkers niet, hij wilde niet de leugen vertellen die hem was opgedragen. Waarschijnlijk was de mijn die het ongeluk veroorzaakte ondeugdelijk. Er kwam een verdraaid psychiatrisch onderzoek waarin Spijkers als paranoïde en schizofreen werd omschreven en hij kwam in de WAO. Na een jarenlange strijd erkende Defensie in 2002 dat ze Spijkers, de Tweede Kamer, media en samenleving 18 jaar lang had misleid.
In de ban van de bom
Veerman werkte in de jaren zeventig bij de uraniumverrijker Urenco. Hij had een Pakistaanse collega, Kahn. Het viel Veerman op dat Kahn veel vertrouwelijke tekeningen en foto’s mee naar huis nam. Kahn ging met vakantie naar Pakistan en kwam niet meer terug. Later ontpopte hij zich als vader van de Pakistaanse atoombom. De kennis die hij had meegenomen is doorverkocht aan Iran en wellicht ook aan Noord-Korea. Veerman had hem willen tegengehouden, maar dat lukte niet. In plaats daarvan werd Veerman geïntimideerd door de Nederlandse geheime dienst, vastgehouden in de Bijlmerbajes en moest hij zwijgen. Net als Spijkers deed hij dat niet. Een recente documentaire van Frans Bromet over deze zaak laat zien dat het midden in de Koude Oorlog helemaal niet zo slecht uitkwam als ook Pakistan een atoombom had. Nadat Veerman decennialang jaar had gevochten voor eerherstel kwam het Huis voor Klokkenluiders in de zomer van 2020 met een rapport dat vaststelde dat Veerman groot onrecht is aangedaan.
Lekenrechtspraak
In de jaren 2007–2009 deed ik onderzoek naar lekenrechtspraak in Europese landen. Ik bezocht Engeland, woonde daar juryzaken en zaken met magistrates (lekenrechters) bij, en interviewde hen. Ik ging naar Denemarken en sprak daar zowel met professionele als lekenrechters en woonde zaken bij. Hetzelfde deed ik in België en Duitsland. In Nederland sprak ik met rechters en met rechters- en raadsheren-plaatsvervangers en andere betrokkenen bij de rechtspraak.
Wat het meeste opviel was dat in die andere landen er als vanzelfsprekend vanuit wordt gegaan dat gewone burgers deelnemen aan de rechtspraak. Vooral Denemarken en Engeland bleken daar een groot voorstander van te zijn, ondanks de praktische problemen waar lekenrechtspraak toe kan leiden. In Nederland ontmoette ik op zijn best enige welwillendheid. Maar meestal was de reactie ronduit afwijzend: dat kan niet, dat mag niet, dat mag nooit. Sommige van mijn gesprekspartners leken zich bijna persoonlijk aangevallen te voelen bij dit onderwerp.
Conclusies
Er zullen ongetwijfeld veel situaties te noemen zijn waarbij er wél wordt geluisterd naar tegenspraak door burgers, of waar zij naar volle tevredenheid participeren in bepaalde maatschappelijke segmenten. De beschreven voorbeelden laten echter niet bepaald een open houding ten opzichte van de burger zien; noch de burger die protesteert tegen een misstand, noch de burger die te lijden heeft onder overheidshandelen, noch de burger die wellicht wil participeren in maatschappelijke segmenten die meestal voorbehouden blijven aan hoogopgeleide professionals. Tjeenk Willink benoemt de kinderopvangtoeslagaffaire als een exemplarisch voorbeeld van wat er misgaat als wantrouwen de relatie van de overheid met de burgers bestempelt. De overheid ziet de burger vooral als klant en als kostenpost, zegt hij. Kijkend naar de kinderopvangtoeslagaffaire, de gaswinningsperikelen en de in deze column beschreven voorbeelden komt bij mij een wat andere karakterisering van de relatie tussen overheid en burger naar boven, en wel die van dedain voor de gewone burger. Door dit dedain is de overheid steeds minder bereid om zich in te leven in de burger die het minder goed heeft getroffen, en om de steeds wijder wordende kloven binnen onderwijs, huisvesting en de toegang tot de rechtspraak te dichten. Dankzij Tjeenk Willink en anderen groeit het bewustzijn dat dat echt anders moet in de toekomst. Laten we hopen dat die pleidooien enig effect hebben.
Reacties