Kritische vragen over de rechtsstaat
Rechtspraak staat in dienst van de samenleving. Om goed te functioneren, moet de Rechtspraak zich aanpassen aan de eisen van de tijd. De huidige maatschappij, die sterk in beweging is, vraagt om snellere procedures met een centrale rol voor de rechtzoekende, geleid door rechters die oog hebben voor maatschappelijke ontwikkelingen.1
Bovenstaand citaat moet een lezer die zich bezig houdt met thema’s als rechtspraak, conflictoplossing, (de organisatie van) rechtspleging of procesinnovatie bekend voorkomen. Een greep uit enkele recente publicaties op deze gebieden levert namelijk het beeld op dat de samenleving niet stilstaat maar snel verandert en complex is waardoor de eisen die worden gesteld aan rechtspraak steeds hoger worden. Het is een gemeenplaats geworden dat rechtspraak ‘bij de tijd dient te zijn’ en bovendien ‘dient in te spelen op de veranderende wensen en behoeften van de samenleving. Bij mij roept bovenstaand refrein echter ook kritische vragen op.
We weten dat ontwikkelingen als individualisering, delegitimering en horizontalisering de verhouding tussen instituties als rechtspraak en burgers hebben veranderd. Daarnaast stellen deze ontwikkelingen nieuwe eisen aan publieke organisaties en ontketenen zij een sterke reactie om aan deze eisen te voldoen. Door de burger meer verantwoordelijkheid te geven, door hem meer betrokken te maken bij besluitvorming en beleid en door hem meer informatie te verschaffen, wordt getracht op een passende wijze op deze eisen in te spelen. Het uiteindelijke doel is om de afstand tussen organisatie en burger te verkleinen, de relatie horizontaler te maken en meer naar de burger te luisteren opdat legitimiteit gewaarborgd zal blijven.
Ook de rechtspraak buigt tegenwoordig naar de burger toe en legt de veronderstelling dat er sprake is van afbrokkelend vertrouwen dat leidt tot een ongewenste kloof tussen burger en rechtspraak ten grondslag aan haar handelen. Weet de rechtspraak echter wel wie ‘de’ rechtzoekende is en wat hij of zij behoeft of verwacht? De rechtspraak lijkt vooral oplossingen te bedenken voor problemen die zij zelf ziet en maakt nog te weinig gebruik van de mogelijkheden om in contact te komen met mensen die afhankelijk zijn van haar dienstverlening. Kenmerkend voor de rechtspraak is namelijk dat zij aanbod-gestuurd en niet vraag-gestuurd werkt. De klant heeft een stem in de beoordeling achteraf, middels klantwaarderingsonderzoeken of klachtprocedures, en de rechtspraak neemt vaak zelf het initiatief tot vragen naar die oordelen.
Dit roept onder meer de vraag op of huidige initiatieven gericht op maatwerk, versnelling, differentiatie en aandacht voor het onderliggende conflict het juiste antwoord zijn op de vermeende legitimiteitscrisis. Beweegt de rechtspraak zich de juiste richting op? Over wat de rol van de burger zou moeten zijn binnen onze hedendaagse rechtspraak, of het ‘naar de burger toebuigen’ door de rechtspraak een wenselijke ontwikkeling is en of de huidige innovaties het passende antwoord zijn op de behoeftes van rechtzoekenden praat ik graag verder op de themadag over rechtsstatelijke innovatie op 4 december aanstaande.
1 S.M. Roos en E. van Amelsfort-Van der Kam , ‘Een nieuwe werving, selectie en opleiding voor rechters’ in: Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, nr. 9, 2012, p. 310.
Reacties