Lokale coalitievorming: een proces van goed vertrouwen
Enkele landelijke partijen hebben zich bij de start van de gemeenteraadsverkiezingscampagne uitgesproken tegen samenwerking met Forum voor Democratie. Dat leidt zowel tot steun als ophef. Buitensluiten is niet democratisch wordt dan al snel gezegd, maar binnen gemeenten kiezen partijen zelf met wie ze willen samenwerken. Dat heeft tot gevolg dat een partij soms buitenspel kan komen te staan. Goede relaties met andere partijen kan helpen om dat te voorkomen.
Elke vier jaar zijn er spraakmakende casussen in gemeenten, waarin bepaalde partijen en lijsttrekkers menen dat ze na de verkiezingen zijn buitengesloten van een nieuwe coalitie. Enkele voorbeelden uit 2018 waren Leefbaar Rotterdam, in aantal stemmen de grootste lokale partij in Nederland en de Lijst Smolders Tilburg (LST), de partij van Hans Smolders, onder andere de oud-chauffeur van Pim Fortuyn, die na een verdubbeling van zijn zetelaantal toch niet in het Tilburgse college terechtkwam. Ook Echt voor Barendrecht spreekt in dat opzicht tot de verbeelding. De partij wist na vier jaar besturen bijna de absolute meerderheid te behalen, waarna de zes andere partijen in de gemeenteraad samen een coalitie vormden om Echt voor Barendrecht in de oppositie te zetten. Het verwijt van veel van dergelijke grote partijen die uiteindelijk niet aan de coalitie meedoen, is dat ze in de onderhandeling nooit een eerlijke kans hebben gekregen. De overige partijen spreken doorgaans van een normaal democratisch proces. Daarbij kunnen partijen, ook als ze de grootste worden, nu eenmaal buiten de boot vallen.
Alvorens daar verder op in te gaan, is het goed te beseffen dat voor het proces om tot een nieuwe lokale coalitie te komen, nauwelijks formele regels bestaan. Het is mede daarom dat in veel gemeenten voor de verkiezingen afspraken worden gemaakt over hoe dat coalitieproces er na de verkiezingen uit zou moeten zien. Dat kan dan gaan over of er een openbare raadsvergadering aan vooraf moet gaan om van alle partijen de wensen over dat proces te horen. Ook kan er worden besloten om na de verkiezingen een externe lokale informateur te benoemen. Een externe lokale informateur heeft op het moment van (in)formateurschap geen officiële politieke of ambtelijke functie in de gemeente waar hij of zij (in)formateur is. In 2014 heeft 40% van de gemeenten gebruik gemaakt van een externe (in)formateur. De externe informateur wordt in vrijwel alle gevallen door de fractievoorzitter van de grootste partij gevraagd en is in de meeste gevallen van dezelfde partij. Over het functioneren van de lokale externe informateur is in dit artikel meer te lezen.
In veel gemeenten wordt na de verkiezing de (informele) regel dat de grootste partij het initiatief neemt in de (in)formatie gehanteerd. Deze partij nodigt andere partijen uit voor een gesprek en/of benoemt een externe informateur die dat proces leidt. Het is daarom in veel gemeenten niet verrassend dat de grootste partij ook zelf in de coalitie belandt. Maar daar zijn, zoals eerder gezien, dus uitzonderingen op. Het blijkt zelfs dat in grofweg tien procent van de gemeenten de grootste partij niet in het college belandt. Veruit de belangrijkste redenen daarvoor zijn terug te herleiden tot verstoorde persoonlijke en politieke verhoudingen. Dat kunnen recent verstoorde verhoudingen zijn, daterend uit de periode 2014-2018. Dat is bijvoorbeeld terug te zien bij partijen die toen collegeverantwoordelijkheid droegen. Het kan dan gaan over personen, bijvoorbeeld wethouders die niet goed samenwerken, al dan niet versterkt door onenigheid over bepaalde dossiers. De reden kan ook meer met politieke stijl te maken hebben. Dan gaat het om bepaalde personen die afkeer opwekken door hun politieke gedrag en/of het stevig oppositievoeren, soms zelfs coalitiepartijen die zich volgens hun coalitiepartners als oppositiepartij gedragen. Daarnaast is er nog oud zeer wat verder teruggaat. Dat kan dan gaan over het passeren van een bepaalde partij in een eerdere coalitieformatie wat nog niet verwerkt is of het stem- of draaigedrag rondom een belangrijk dossier.
In enkele gevallen kunnen die verhoudingen ertoe leiden dat partijen al vrij snel buitenspel staan. Zo blijkt dat in 2018 in ongeveer negen van de achttien gevallen waar de grootste lokale partij niet meedeed, dit al voor de verkiezingen is afgesproken. Soms is dat (deels) expliciet, zoals de lijsttrekker van D66 in Tilburg die al voor de verkiezing aangaf niet met de LST te willen samenwerken. Een andere keer wordt de partij na de verkiezingen door een blok van andere partijen verrast, zoals in Barendrecht. In hoeverre de buitengesloten partij dat niet-meedoen aan zichzelf te wijten heeft, is in veel gevallen niet duidelijk; het is vaak woord tegen woord. De partij die wordt buitengesloten, meent dat ze nooit als serieuze kandidaat is overwogen. De buitensluitende partijen menen dat de partij zichzelf door eigen toedoen buitenspel heeft gezet, bijvoorbeeld door onvoldoende samenwerking, te weinig compromisbereidheid of al te uitgesproken oppositievoeren.
In een democratie mogen partijen gelukkig zelf bepalen met wie ze samenwerken. Beter dan het (achteraf) voeren van dat soort discussies is het daarom als partij van belang om vooraf ervoor te zorgen dat je niet buitenspel staat. Dat doe je door als politicus en partij proactief in goede relaties met andere partijen te investeren, de politieke verhoudingen niet te onderschatten, te waken voor hoogmoed (met name als je de grootste bent) en alert en proactief te zijn in de onderhandelingen. Dat betekent niet dat je je niet mag afzetten tegen partijen of mag aangeven waarom je het niet met hun ideeën eens bent, maar wel dat enige mate van goede verstandhouding achter de schermen kan helpen om verrassingen na de verkiezingen te voorkomen.
Reacties