Terug naar overzicht

Moordzaak Peter R. de Vries opnieuw aangevangen. Terug bij af?


De strafzaak tegen twee mannen die terechtstaan op verdenking van de moord op misdaadjournalist Peter R. de Vries moet over. Dat berichtten landelijke media op 3 november. Een ongewone beslissing in een van de meest geruchtmakende strafzaken van de laatste jaren. Een bittere pil ook voor de persoonlijk betrokkenen, voor wie een uitspraak van de rechtbank wellicht een einde had kunnen maken aan een periode van onzekerheid.

De beslissing van de rechtbank Amsterdam dat het onderzoek ter terechtzitting opnieuw moet worden aangevangen, is op het eerste gezicht misschien moeilijk te begrijpen. Toch komt zij niet uit de lucht vallen. Al in augustus werd bekend dat een van de rechters in de zaak was geëmigreerd en daarom zou worden vervangen. De Nederlandse wet schrijft voor dat het zittingsonderzoek opnieuw moet worden aangevangen als bij de hervatting van dat onderzoek de samenstelling van de rechtbank is gewijzigd. Afwijking van die regel is alleen mogelijk met instemming van het openbaar ministerie én de verdachte (artikel 322 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering). Deze regeling waarborgt wat strafrechtjuristen het ‘onmiddellijkheidsbeginsel’ noemen. Dit beginsel houdt in de kern in dat de rechter zijn uitspraak moet baseren op het onderzoek en het materiaal dat ter zitting door hemzelf of ten overstaan van hem naar voren is gebracht. Het kan in principe niet zo zijn dat een rechter uitspraak doet in een zaak die deze rechter niet zelf heeft behandeld en waarin deze de betrokken procespartijen niet zelf in de ogen heeft kunnen kijken, en vice versa (zie bijvoorbeeld ook deze uitspraak van de Hoge Raad). Terecht, want sommige ervaringen laten zich nu eenmaal niet goed overbrengen in woord en geschrift: je had erbij moeten zijn. Het als rechter onderzoeken van een strafzaak is bij uitstek zo’n ervaring. Op dit punt blijft in de regeringsplannen voor een grootschalige modernisering van het Wetboek van Strafvordering dan ook alles bij het huidige.

In de strafrechtspraktijk van alledag komt het vaker voor dat in zaken met meerdere zittingen een of meer leden van het gerecht worden vervangen. Meestal levert dat geen moeilijkheden op. Als de zaak nog niet inhoudelijk is behandeld, bijvoorbeeld omdat alleen nog maar een of meer zogeheten ‘pro forma’-zittingen hebben plaatsgehad, schaadt de rechterswissel  geen procesbelangen. Procespartijen zullen doorgaans instemmen met de efficiëntere voortzetting van de zaak. Er vloeit dan echter evenmin bloed als het onderzoek toch opnieuw wordt aangevangen. Het inhoudelijk onderzoek moet immers nog worden verricht. Nauwelijks een herhaling van zetten dus, want alleen de ‘tweede ’zittingscombinatie onderzoekt de zaak inhoudelijk.

Maar uitgerekend in deze zo belangrijke zaak liep het anders: door een samenloop van omstandigheden moest een rechter worden vervangen nadat het inhoudelijke onderzoek van de zaak was verricht en leek te zijn afgerond. Conform planning vond op 7 en 15 juni 2022 de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de twee verdachten plaats. Nadat het onderzoek op de terechtzitting was gesloten, zou de rechtbank op 14 juli 2022 einduitspraak doen. De live-uitzending daarvan bij de publieke omroep stond zelfs al geprogrammeerd. Pas daarna zou een van de rechters naar het buitenland verhuizen. Na sluiting van het onderzoek en voorafgaand aan de uitspraak, kwam het openbaar ministerie onverwacht met nieuw bewijsmateriaal op de proppen en met de mededeling dat het onderzoek niet volledig was geweest. De rechtbank zag zich hierdoor genoodzaakt het zittingsonderzoek te heropenen. Maar de voorgenomen rechterlijke verhuizing ging door. Het is dit samenstel van omstandigheden waardoor een nieuwe rechter moest worden ingevlogen. Men gaat nogal kort door de bocht waar de gehele ongelukkige gang van zaken aan uitsluitend de emigratie van de rechter wordt toegerekend (zo kopte bijvoorbeeld Mr. Online: “Geëmigreerde rechter gooit proces Peter R. de Vries overhoop”).

Een van de twee verdachten wil de rechters die zijn zaak beslissen alle drie in de ogen hebben gekeken. Hij stemt niet in met voortzetting van het onderzoek. Dat is zijn goed recht. Na de eerdere beslissing tot heropening betekent dit wel dat de afdoening van de zaak voor de tweede keer aanzienlijke vertraging oploopt. Inmiddels is het recht van de twee verdachten op berechting binnen een redelijke termijn (in dit geval: binnen 16 maanden) geschonden. Voor het overige zijn de consequenties voor het vervolg van de strafzaak wat minder dramatisch dan sommige krantenkoppen (bijv. de Volkskrant: “strafzaak moord Peter R de Vries moet over”) wellicht doen vermoeden. In de eerste plaats betreft het natuurlijk niet de gehele strafzaak die over moet, maar alleen het inhoudelijke zittingsonderzoek van de rechtbank. Wat politie en justitie aan opsporingshandelingen hebben verricht, neemt geen keer. Daar komt bij dat de juridische beslissing tot het opnieuw aanvangen van het zittingsonderzoek niet inhoudt dat echt álles opnieuw moet. Sommige handelingen en beslissingen van de ‘eerste’ rechtbank behouden hun rechtskracht. Het gaat daarbij om een aantal kwesties van formele aard en om de meeste beslissingen over het horen van getuigen. Getuigen die de rechtbank eerder liet horen, hoeven in principe niet enkel ten behoeve van de ene nieuwe rechter opnieuw te worden gehoord.

Al met al zijn de complicaties in deze zaak dus wat beter te begrijpen dan, en niet zo desastreus als sommige (koppen van) nieuwsberichten erover suggereerden. Van een falend systeem of onaanvaardbaar grote fouten van juridische professionals is geen sprake. Helemaal terug bij af is de rechtbank ook niet. Men mag erop hopen dat het nieuwe zittingsonderzoek vlot kan worden verricht en afgerond. Wordt – helaas – nog even vervolgd, al is het dan niet vanaf nul.

Over de auteurs

Joeri Bemelmans

Joeri Bemelmans is universitair hoofddocent straf(proces)recht aan Tilburg Law School

Reacties

Recente blogs
Wanneer gaat het kabinet eens de klimaatcrisis ‘ervaren’?
De Shell klimaatzaak: wel gewonnen, geen winst?
Bevordering van de internationale rechtsorde: hoe nu verder met artikel 90 Grondwet na de Amerikaanse verkiezingen?