Openbaar Ministerie: Nashville-verklaring niet strafbaar
Op 12 maart 2020 heeft het Openbaar Ministerie (OM) naar buiten gebracht dat het de zogeheten ‘Nashville-verklaring’ niet strafbaar acht. Het OM zal dus geen vervolging instellen, het heeft de zaak geseponeerd. Deze beslissing betekent (voorlopig?) het einde van een controverse die ruim een jaar geleden begon met de publicatie van de verklaring uit orthodox christelijke hoek. In dit stukje ga ik in op een aspect van deze controverse, namelijk het beledigen van groepen mensen, dat strafbaar is gesteld in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Eerder schreef ik wat uitgebreider over de Nashville-verklaring in het Nederlands Juristenblad in het artikel ‘Van Nashville tot Staphorst: Over homoseksualiteit, genderidentiteit, en de uitingsvrijheid van orthodoxe gelovigen’
De Nashville-verklaring: wat was dat ook alweer?
In januari 2019 werd de ‘Nashville-verklaring: Een gezamenlijke verklaring over Bijbelse seksualiteit’ gepubliceerd. Deze naar het Nederlands vertaalde versie van een van origine door Amerikaanse christenen opgesteld document werd ondertekend door honderden mensen uit voornamelijk gereformeerde hoek, onder wie SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij en Eerste Kamerlid Diederik Van Dijk. De Amerikaanse verklaring werd in augustus 2017 gepubliceerd in de context van maatschappelijke discussies over kwesties als het homohuwelijk en (trans)genderidentiteit.
Ook de Nederlandse vertaling kan worden gezien als stellingname in de algemene maatschappelijke discussie over gender-kwesties zoals het homohuwelijk en (trans)seksuele identiteit. Ook is de verklaring onderdeel van een discussie die binnen de Nederlandse kerken wordt gevoerd over deze thema’s. Zo zei één van de initiatiefnemers van de Nashville-verklaring, dominee Maarten Klaassen, over het gelijkstellen van het homo- en heterohuwelijk binnen de Protestantste Kerk Nederland: “Het is een urgente discussie, zeker binnen mijn kerk.”
Waarnaar deed het Openbaar Ministerie onderzoek?
De verklaring schoot velen in het verkeerde keelgat. Het College van de Rechten van de Mens ontving meer dan 400 klachten. Het Openbaar Ministerie besloot kort na publicatie van de verklaring om een onderzoek in te stellen naar eventuele strafbaarheid. Uit de brief van gisteren blijkt dat het OM zijn onderzoek in het bijzonder richtte op twee gedeeltes uit de verklaring, namelijk:
“WIJ ONTKENNEN dat seksuele aantrekkingskracht voor hetzelfde geslacht onderdeel is van de goedheid van Gods oorspronkelijke schepping, of dat het iemand buiten de hoop van het Evangelie zou plaatsen.”
“WIJ BEVESTIGEN dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren. Wie deze wel goedkeurt wijkt fundamenteel af van de standvastigheid die van christenen verwacht mag worden en van het getuigenis waartoe zij geroepen zijn. WIJ ONTKENNEN dat de goedkeuring van homoseksuele onreinheid of transgenderisme een moreel neutrale zaak is, waarover getrouwe christenen onderling van mening mogen verschillen.”
Het OM heeft deze passages geanalyseerd in het kader van onder meer het delict ‘groepsbelediging’ (artikel 137c Sr).
Wat vindt het Openbaar Ministerie en waarom?
Het Openbaar Ministerie is van oordeel dat de passages uit de verklaring niet strafbaar zijn.
In strafzaken over artikel 137c Sr wordt de zogeheten ‘driestappentoets’ gebruikt. Er dienen drie vragen te worden beantwoord: Is de uitlating beledigend? Neemt de context het beledigende karakter weg? Is de uitlating ‘onnodig grievend’? Voor wat betreft de eerste vraag is het OM van oordeel dat de hierboven geciteerde passages beledigend zijn over een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid. Immers, ‘over homoseksuelen [wordt] gezegd dat zij geen deel uitmaken van de goedheid van Gods oorspronkelijke schepping’ en de verklaring stelt dat ‘homoseksuele gerichtheid geen goedkeuring, maar afkeuring verdient en dat dit geen moreel neutrale zaak is,’ aldus het OM.
De tweede vraag ‘redt’ de Nashville-verklaring van vervolging. Het is vaste rechtspraak in Nederland dat beledigende uitingen die in direct verband staat met de geloofsovertuiging, beledigende uitingen in de context van een bijdrage aan het maatschappelijk debat, en beledigendeuitingen in de context van artistieke expressie niet strafbaar zijn. De gedachte daarachter is dat men in het openbare debat in een pluriforme samenleving voldoende ‘ruimte om te ademen’ moet hebben, zoals het Amerikaanse Supreme Court bepaaldein NAACP v. Button uit 1963 (en een jaar later herhaalde in de landmark case New York Times Co. v. Sullivan). Dat is weer belangrijk omdat dat openbare debat onlosmakelijk is verbonden met de democratie. Zo schreef de politiek filosoof Friedrich Hayek in The Constitution of Liberty
“[democracy requires] the existence of a large sphere independent of majority control in which the opinions of the individuals are formed. There is widespread consensus that for this reason the case for democracy and the case for freedom of speech and discussion are inseparable.”
Toegegeven, in een pluriforme samenleving zoals die van ons gaat de vrijheid van meningsuiting soms gepaard met tandenknarsen en vraagt die vrijheid een grote mate van tolerantie.
Terecht is het OM van mening dat ‘De publicatie van de Nashvilleverklaring kan worden geplaatst in een discussie die al geruime tijd binnen de kerk wordt gevoerd over homoseksualiteit en de rol van man en vrouw.’ ‘De context van het maatschappelijk debat en de context van de geloofsovertuiging maken dat de strafbaarheid van de delen van de Nashvilleverklaring die beledigend zijn over een groep in beginsel wordt weggenomen,’ in de ogen van het OM.
Dan moet tot slot worden gekeken naar de vraag of de verklaring tóch strafbaar is omdat zij ‘onnodig grievend’ is. Hier gaat het volgens het OM om de vraag of ‘de grievendheid in wanverhouding staat tot de functionaliteit van de boodschap en dus duidelijk disproportioneel is.’ Volgens OM is hiervan geen sprake: ‘Hoewel ‘worden als “onrein”, “misvorming” en “onteren” vandaag de dag kil en ongemakkelijk [kunnen] overkomen, zijn [zij] in het kader van de traditionele geloofsbelijdenis niet ongebruikelijk.’
Het OM heeft het hier volgens mij bij het juiste eind. Bij het criterium ‘onnodig grievend’ gaat het om ernstige beschuldigingen of grove minachting ten opzichte van de groep in kwestie. Zo ging het in een zaak waarin wel sprake was van ‘onnodig grievende’ uitingen om ‘het bestrijden van homofielen’ en had verdachte ‘een hekel aan homofielen.’ Hoewel de Nashville-verklaring absoluut mensen heeft gekwetst, treft men de grove minachting die nodig is voor ‘onnodig te grieven’, objectief gesproken, niet aan in de Nashville-verklaring. Juridisch kan de verklaring daarmee door de beugel.
En nu?
In principe betekent de sepotbeslissing van het OM dat de hele kwestie in strafrechtelijke zin is geëindigd. In de inleiding van dit stukje liet ik echter doorschemeren dat de beslissing van het Openbaar Ministerie wellicht niet definitief is. Dat komt omdat, zoals het OM zelf ook aangeeft in de gisteren gepubliceerde brief, de mogelijkheid van de ‘artikel 12-procedure’ (geregeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering) bestaat. Dat houdt in dat rechtstreeks belanghebbenden kunnen klagen bij het gerechtshof over de beslissing van het OM. De onafhankelijke rechter controleert dan de beslissing van het OM, dat in Nederland het vervolgingsmonopolie heeft. Het hof kan bevelen, indien het ‘van oordeel is dat vervolging of verdere vervolging had moeten plaats hebben’, dat vervolging dient te worden ingesteld. Kortom: wordt vervolgd?
Reacties