Terug naar overzicht

Pedojagen: een tastbaar voorbeeld van de opmaat naar een amateur politiestaat?


Inleiding
Recentelijk is meermaals het fenomeen ‘pedojagen’ in het nieuws gekomen. Uit de media valt op te maken dat er zich in een korte tijd honderden incidenten met pedojagers hebben voorgedaan. In dit blog zoom ik achtereenvolgens in op de vraag wat pedojagen inhoudt, ga ik in op het fenomeen burgerparticipatie in de opsporing dat hiermee verbonden is, bespreek ik een belangrijke risico van het pedojagen en sluit ik af met een aanbeveling voor politie en openbaar ministerie (OM) die geconfronteerd worden met pedojagers.

Pedojagen
Met pedojagen wordt gedoeld op de situatie waarin volwassenen zich op internet voordoen als een minderjarige, daar in contact treden met mannen die een chatgesprek met ze aanknopen en het bedoelde gesprek in de regel seksuele lading krijgt. Vervolgens komt het meestal tot een fysieke ontmoeting, al dan niet voorgesteld door de vermeende pedoseksueel. Het strafbare feit grooming (art. 248e Sr) komt dan in beeld. De ontmoeting kan leiden tot het toepassen van fysiek geweld tegen de vermeende pedoseksueel, het filmen van deze persoon en/of het alarmeren van de politie. Eigenrichting is dus geregeld het resultaat van het pedojagen.

Burgerparticipatie
Pedojagen is een bepaalde vorm van burgerparticipatie in de opsporing. Voorbeelden van burgerparticipatie zijn de WhatsApp-groepen die in steeds meer wijken actief zijn, Astrid Holleeder en de door haar opgenomen geluidsopnamen van de gesprekken met haar broer, het onderzoekscollectief Bellingcat dat onderzoek doet in de MH17-zaak, en de privédetective die onderzoek doet naar strafbare feiten. Hoewel deze voorbeelden laten zien dat er absoluut waardevolle verschijningsvormen van burgerparticipatie in de opsporing bestaan, kleven er risico’s aan. De risico’s concentreren zich rond eigenrichting, waarmee ik doel op de situatie dat de burger bij het vermoeden van een strafbaar feit op eigen initiatief ingrijpt en niet of pas in een te late instantie de politie alarmeert. Dit aspect van eigenrichting is prominent aanwezig bij het pedojagen.

Problematische aspecten van eigenrichting
Eigenrichting is zeer onwenselijk. Zo is de kans aanwezig dat de burger een verkeerde inschatting maakt van een in zijn ogen verdachte situatie en hierop ook actie onderneemt. Een verdachte situatie die achteraf gezien geen verband hield met criminaliteit. Etnische kenmerken van de mogelijke verdachte kunnen in dit kader ook een rol spelen, zo blijkt uit recent onderzoek. Als het ingrijpen van de burger vervolgens meebrengt dat de vrijheid van de ten onrechte als verdachte bestempelde andere burger (tijdelijk) wordt ontnomen of zelfs geweld wordt toegepast dan levert dat eigenrichting op. Preventieve burgerparticipatie bij de opsporing kan dus leiden tot het onterecht ingrijpen in een (achteraf gebleken) niet-verdachte situatie, die discriminatoir van aard kan zijn en leidt tot het toepassen van geweld. Die laatste twee handelingen zijn natuurlijk evenmin goed te keuren in een situatie waarin er wel een kloppende verdenking blijkt te zijn.

Noodzaak van beleid rondom burgerparticipatie
Gelet op het bovenstaande rust in mijn optiek meer en meer op de schouders van de politie en het OM de taak om een uitgewerkt beleid te formuleren rondom burgerparticipatie in de opsporing en daarmee ook op het pedojagen. Het formuleren van een dergelijk beleid is niet eenvoudig onder meer omdat het moeilijk zal blijken te zijn het fenomeen van burgerparticipatie in de opsporing hierin te vangen. Dit beleid kan er, naast dat het gericht is op het tegengaan van de uitwassen van burgerparticipatie in de opsporing, ook zien op het juist stimuleren van de positieve kanten van dit fenomeen. In de eerste plaats zal in het beleid duidelijk naar voren moeten komen dat de regie ten aanzien van de opsporing en berechting van strafbare feiten berust bij de strafvorderlijke overheid, maar dat er wel vormen van samenwerking mogelijk zijn. Een dergelijke kernboodschap werkt in ieder geval inscherpend richting de bij de opsporing en vervolging betrokken overheidsfunctionarissen.

De vraag kan wel worden opgeworpen of de pedojagende burger zich hiervan iets aantrekt. Mogelijk niet. In het te formuleren beleid zal helder moeten worden gemaakt dat eigenrichting niet is toegestaan en wordt aangepakt. Hiermee doel ik op de situatie dat de burger bij het vermoeden van een strafbaar feit op eigen initiatief ingrijpt, vervolgens niet of pas in een te late instantie de politie alarmeert en overgaat tot het benemen van de vrijheid van de andere burger of geweld tegen hem toepast. Bij het pedojagen staat eigenrichting erg op de voorgrond. Deze vormen van eigenrichting leiden er niet alleen toe dat op een ongerechtvaardigde manier rechten van burgers worden geschonden, het kan ook inbreuk maken op het gezag van de politie, het OM en zelfs de rechter. Het tot nu toe bij de strafvorderlijke overheid berustende monopolie kan hierdoor geleidelijk op losse schroeven komen te staan.

Toekomst
De vraag is ten slotte hoe met het fenomeen burgerparticipatie, en dus ook met het pedojagen, nu en in de toekomst als politie en OM zijnde mee om te gaan? Wat mij betreft moet een actiever opsporings- en vervolgingsbeleid soelaas bieden om deze uitwassen van burgerparticipatie, zoals eigenrichting, in de kiem te smoren. Het verdient aanbeveling dat onder meer in verband hiermee een richtlijn voor politie en OM wordt opgesteld. Deze richtlijn moet een handvat bieden voor de reactie van de strafvorderlijke overheid op eigenrichting. Aan de preventieve kant zou meer aan voorlichting kunnen worden gedaan om aan de participerende burger duidelijk te maken wat wel en niet is toegestaan. Dit soort bewegingen van de overheid zijn van belang om te voorkomen dat Nederland afglijdt naar een amateur politiestaat.

Over de auteurs

Sven Brinkhoff

Sven Brinkhoff is hoogleraar straf(proces)recht aan de Open Universiteit

Reacties

Recente blogs
Wanneer gaat het kabinet eens de klimaatcrisis ‘ervaren’?
De Shell klimaatzaak: wel gewonnen, geen winst?
Bevordering van de internationale rechtsorde: hoe nu verder met artikel 90 Grondwet na de Amerikaanse verkiezingen?