Peerreview; gemengde gevoelens
Op donderdag 4 december 2014 ging het in de Eerste Kamer over constitutionele vernieuwing en de toekomst van de rechtsstaat. Door diverse personen werden pitches voorgedragen om te komen tot constitutionele vernieuwing. Eén van de pitches kwam van professor Anne Meuwese. Haar pitch ging over peer review als constitutionele vernieuwing. Kern van haar betoog is dat overheidsactoren door middel van peer review elkaar kunnen controleren en zodoende hun ‘vakmanschap’ kunnen verbeteren.
Daar valt wel het een en ander over te zeggen. Ik zal het omwille van de leesbaarheid kort houden.
Het verhaal van Anne Meuwese doet mij denken aan een recent nieuwsbericht. Het ging om een Nederlandse drugshandelaar, die in Indonesië werd opgepakt en daarna werd veroordeeld tot de doodstraf wegens betrokkenheid van handel in verboden middelen. Nederland en ook Australië reageerden fel op deze ter dood veroordeling. Zelfs tot op hoog niveau werd geprobeerd te voorkomen dat de straf ten uitvoer werd gelegd. De pogingen hebben zoals bekend niet mogen baten.
Indonesië, Nederland en Australië hebben alle drie iets gemeen. Het zijn soevereine staten. Dat betekent dat zij, binnen hun eigen landsgrenzen, de vrijheid hebben hun samenlevingen op eigen wijze in te richten. Het is namelijk een beginsel van internationaal publiekrecht dat staten formeel gelijk zijn. Dat betekent dat Nederland uiteraard Indonesië mag aanspreken over het al dan niet tenuitvoerleggen van de doodstraf, maar dat Indonesië het recht heeft om die straf ten uitvoer te leggen. De casus van de Nederlandse drugshandelaar geeft goed aan wat de beperkingen zijn van gelijkheid en daarmee van peerreview. Een staat heeft niet de juridische mogelijkheid om in te grijpen bij een andere staat. Alleen door middel van diplomatie kan een en ander voorelkaar worden gekregen, maar dat is niet altijd even eenvoudig. Hoe kan dat gebrek worden opgeheven?
Een simpele en tegelijkertijd moeilijke manier is door het sluiten van verdragen. Simpel omdat het verdragenrecht en onze grondwet het toestaan om verdragen te sluiten met andere staten. Moeilijk omdat het politiek wellicht zeer gevoelig ligt. Leg maar eens aan de burger uit dat het Belgische Openbaar Ministerie de bevoegdheid heeft om bindende aanwijzingen te geven aan het Openbaar Ministerie in Nederland. Een begrijpelijke reactie zou zijn dat de Belgen zich niet moeten bemoeien met binnenlandse aangelegenheden.
Een ander probleem die ik voorzie is dat niet altijd gemakkelijk te achterhalen is welke overheidsorganen elkaars peers zijn. Staten hebben bevoegdheden die zijn aan hun organen hebben toegekend vaak op een andere manier overgedragen. Het is dus op die manier moeilijk in te schatten of het overheidsorgaan van een andere staat ook daadwerkelijk een gelijke vormt van het Nederlands overheidsorgaan. Ik ben daarom ook er ook niet voor om peer review als rechtsstatelijke mechanisme toe te passen tussen overheidsorganen van verschillende staten.
Dat zou wat mij betreft anders kunnen zijn als het gaat om toepassen van het recht van de Europese Unie (EU). Het Unierecht moet binnen alle lidstaten gelijk worden toegepast. Met name waar het gaat om het uitvoeren van verordeningen hebben lidstaten weinig of geen beleidsvrijheid. Binnen dat kader juich ik het juist toe dat overheidsorganen met elkaar samenwerken en in elkaars keuken kijken. Op die manier bevorder je de gelijke toepassing van Unierecht. Dat geeft voor burgers en bedrijven die in verschillende lidstaten actief zijn ook duidelijkheid en kunnen zij hun handelen daar op aanpassen. Uiteraard kan de samenwerking gecoördineerd worden door bijvoorbeeld de Europese Commissie (EC). Als het aan mij ligt wordt daar nu meteen mee begonnen!
Reacties