Terug naar overzicht

Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #4: Passend onderwijs als aanhoudende zorg der regering


“Onderwijs is een voorwerp van aanhoudende zorg der regering” aldus lid 1 van het omvangrijke artikel 23 van de Grondwet. Dat onderwijs voorwerp van aanhoudende zorg is, blijkt eveneens uit het regeerakkoord; het regeerakkoord besteedt 4,5 pagina’s aan de ambities van het nieuwe kabinet ten aanzien van onderwijs (en onderzoek). Eén van de onderwerpen die op verschillende plaatsen terugkeert in het regeerakkoord is kansengelijkheid, en daarmee het (gelijke) recht voor een ieder op onderwijs.[1]

Sinds 1 augustus 2014 ligt, met de inwerkintreding van de Wet Passend Onderwijs (33 106), de nadruk op het zo veel mogelijk aanbieden van regulier onderwijs voor een ieder. Deze ingezette tendens naar zo veel mogelijk onderwijs op reguliere scholen past binnen het internationaalrechtelijk kader waar de nadruk ligt op inclusief onderwijs.[2]  Bovendien is het streven van Passend Onderwijs om het aantal thuiszitters (uiteindelijk) tot nul te reduceren.[3] Om dit te bewerkstelligen is er met de wet Passend Onderwijs een zorgplicht geïntroduceerd. Deze zorgplicht houdt in dat de school waar een leerling wordt aangemeld:\

  1. Beziet of er sprake is van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte;
  2. Vaststelt of zij de benodigde ondersteuning kan bieden;
  3. In het geval een school de benodigde ondersteuning kan bieden, een ontwikkelingsperspectief vaststelt in overleg met ouders;
  4. In het geval een school de benodigde ondersteuning niet kan bieden, een andere passende school vindt die bereid is de leerling op te nemen.

In het regeerakkoord wordt (onder meer) het volgende voornemen met betrekking tot Passend Onderwijs omschreven: “Beperkt en begaafd, ieder kind verdient onderwijs om zichzelf maximaal te ontplooien, ook als dat extra zorg of ondersteuning vraagt. Het kabinet wil dat ouders en scholen in een gelijkwaardig gesprek een passende aanpak afspreken, daarbij ondersteund door de mogelijkheid van een onderwijsconsulent. Om te voorkomen dat kinderen tussen wal en schip vallen, willen we het aantal thuiszitters fors beperken en verzuim eerder signaleren en aanpakken. Alle samenwerkingsverbanden zullen daartoe een wettelijk verplichte doorzettingsmacht beleggen (cursivering IB).”[4]

Wat mij bij het lezen van de gecursiveerde regel puzzelt, is bij welke organisatie deze doorzettingsmacht[5] wordt belegd. Is dat bij het samenwerkingsverband? Dat zou ik me kunnen voorstellen. Het samenwerkingsverband – waarbij iedere (PO & VO)[6] school zich heeft moeten aansluiten – draagt immers zorg dat er binnen een regio een dekkend stelsel aan onderwijsvoorzieningen is en daarmee dat er voor iedere leerling een passende school is. Binnen het samenwerkingsverband heeft iedere school een schoolondersteuningsprofiel opgesteld, waarin zij aangeeft in welk type onderwijs zij in het bijzonder voorziet (bijvoorbeeld onderwijs voor leerlingen met autisme). De algehele coördinatie van de opgestelde schoolondersteuningsprofielen berust bij het samenwerkingsverband, evenals de daarmee gepaard gaande toe te bedelen financiële middelen en de vaststelling van het ondersteuningsplan. Bovendien is het samenwerkingsverband bevoegd ten aanzien van het plaatsen van een leerling op en van het speciaal (basis)onderwijs.Het samenwerkingsverband – als overkoepelend orgaan – fungeert daarmee als een belangrijk onderdeel van de organisatie van passend onderwijs.

Tot op heden is er geen wettelijk verplichte doorzettingsmacht voor het samenwerkingsverband.[7] Onder de huidige wet bepalen de bij een samenwerkingsverband aangesloten schoolbesturen welke organisatiestructuur het samenwerkingsverband krijgt (meer of minder doorzettingsmacht dan wel autonomie schoolbesturen).[8] Met doorzettingsmacht wordt beoogd om passend onderwijs te borgen en het aantal thuiszitters (zo mogelijk) te reduceren, doordat er een partij is aangewezen die bij uitstek bevoegd is om stagnerende besluitvorming te doorbreken, bijvoorbeeld door een passende onderwijsplaats voor een leerling te vinden.[9] Wanneer samenwerkingsverbanden in gelijke mate doorzettingsmacht hebben draagt dit niet enkel bij aan uniformiteit, maar zorgt dit er eveneens voor dat in ieder geval een organisatie zich (daadkrachtig) kan mengen wanneer een leerling tussen wal en schip dreigt te vallen. Wel vraag ik me af op welke wijze de verplichte doorzettingsmacht in de wet zal worden omschreven en of er (aanvullend) (Inspectie)toezicht zal komen op de wijze waarop de doorzettingsmacht wordt ingezet.

 


[1]Regeerakkoord, “Vertrouwen in de toekomst”, 10 oktober 2017; zie daartoe de eerste paragraaf getiteld “Kansen en Talenten” op pagina 9 e.v.
[2]Kort weergegeven ziet inclusief onderwijs op het zoveel mogelijk aanbieden van regulier onderwijs, ook aan leerlingen met een (lichte) beperking. Zie in het bijzonder over inclusief onderwijs voor leerlingen met een beperking: United Nations, Committee on the Rights of Persons with Disabilities, ‘Article 24: right to inclusive education. General Comment no. 4 (2016)’, 2 September 2016; en meer algemeen over inclusief onderwijs:  UNESCO, UNESCO guidelines for inclusion: ensuring access to education for all 2005, par. 1, p. 12;Collected Edition of the Travaux Préparatoires of the European Convention of Human Rights, p. 187. http://www.echr.coe.int/LibraryDocs/Travaux/ECHRTravaux-P1-2-CDH(67)2-BIL2292567.pdf
[3]Kamerstukken II 2011/12, 33 106, nr. 3, p. 10. Zie ook NnavV, Kamerstukken II 2011/12, 33 106, nr. 7, p. 26. Dat neemt niet weg dat men zich ervan bewust is dat de realisatie van passend onderwijs (en reductie van het aantal thuiszitters) tijd kost (Zie minister Van Bijsterveld in: Handelingen II, 7 maart 2012, TK 84, p. 17.
[4]Regeerakkoord, p. 9
[5] Doorzettingsmacht ziet op het maken van bindende afspraken tussen professionele partijen om bij stagnerende besluitvorming een partij aan te wijzen die gehouden is om een passende onderwijsplaats te vinden voor een leerling. Zie voor een vergelijkbare definitie:
https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2017/05/Handreiking-Doorzettingsmacht-Organiseren.pdf, p. 4
[6]Er is geen samenwerkingsverband bij MBO instellingen.
[7]Wel kondigde toenmalig staatssecretaris Dekker al in december 2016 aan over te willen gaan tot bij wet geregelde doorzettingsmacht, zie: https://www.poraad.nl/nieuws-en-achtergronden/dekker-kondigt-steviger-toezicht-aan-op-passend-onderwijs
[8]Zie over de mogelijkheden tot organisatie van de doorzettingsmacht onder het huidig regime: https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2017/05/Handreiking-Doorzettingsmacht-Organiseren.pdf
[9]Let wel: doorzettingsmacht ziet op het professionele speelveld. Ouders kunnen bij doorzettingsmacht niet worden gedwongen.

Over de auteurs

Ilona Bierkens

Ilona Bierkens is docent/onderzoeker aan Tilburg Law School.

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #8: De gekozen burgemeester
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #7: De grondwet in het regeerakkoord – drie aandachtspunten
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #6: Afschaffing dividendbelasting en marktglobalisering
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #5: Intrekking van de wet raadgevend referendum
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #3: wetgevingskoorts en terrorismebestrijding
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #2: Nederlanderschap als verdienste?
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord
Rechtsstatelijke reacties op het regeerakkoord #1: Woongelegenheid als zorg der overheid