Terug naar overzicht

Constitutionele momenten #4: Revoluties begrijpen, voorbij het moment


De Franse Revolutie vond plaats op 14 juli 1789, toch? …. Mocht u ooit meedoen aan een televisiequiz, antwoord dan vooral met ‘ja’ op deze vraag. Doe dat ook als u uw gezellige diner met Franse vrienden of collega’s niet wilt verpesten. Maar alleen dan. Anders is het antwoord: ‘Nee, de Franse Revolutie vond niet plaats op 14 juli 1789’.

Ogenschijnlijk was die zomerse dag in Parijs een van de meest iconische momenten in de Westerse constitutionele geschiedenis. Het revolutionaire tijdperk rond 1800 is de broedkamer voor de politieke systemen die we nu hebben. Toen zijn de grondslagen gelegd voor de parlementaire democratieën in Noord-Amerika en West-Europa – behoudens dat ene eiland dat eerder al een ‘glorious revolution’ had. In elk land ging het om een specifieke invulling, afhankelijk van eigen constitutionele tradities, van maatschappelijke verhoudingen, van welke wantoestanden symbool werden van het omver te werpen regime. Overal ging het echter om burgerlijke vrijheden, rechtsgelijkheid en gelijke toegang tot publieke ambten, mogen zeggen, denken en geloven wat je wil, een geschreven grondwet en legaliteit, een volksregering bij vertegenwoordiging, redelijke rechtspraak, een institutionele ordening op basis van het model van de trias politica.

Dat was echter nergens een kwestie van één dag. Zeker als we de constitutionele betekenis van een revolutie willen begrijpen, kijken we best voorbij dat ene iconische moment. Als er al ‘constitutionele momenten’ aan te wijzen zijn in revoluties, zijn dat bovendien doorgaans niet de gebeurtenissen die betekenis hebben gekregen in de latere mythevorming en het daardoor geschopt hebben tot nationale herdenkingen; zoals de dag waarop de Bastille viel. Dat zijn eerder momenten van militair machtsvertoon en geweld dan waarlijk constitutionele.

Maar andere, waarachtig ‘constitutionele’ momenten zouden toch voor het oprapen moeten liggen bij de Franse Revolutie? Dat is ook zo. Wie wil, kan ze aanwijzen. Ik zou dan eerder denken aan de convocatie van de États généraux, de Eed op de Kaatsbaan, de afschaffing van de feodale rechten in de nacht van 4 op 5 augustus 1789, de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen zo’n drie weken later; minder spannend, constitutioneel veel interessanter.

 De redactie van deze blogreeks vraagt naar zulke ‘constitutionele momenten’. Elk van de genoemde momenten zou het waard zijn om een blog aan te wijden. Maar dat doe ik niet. De neiging om veranderingen in het recht te reduceren tot zulke aansprekende momenten, te pinpointen in de tijd, is weliswaar herkenbaar. Dat maakt het verleden overzichtelijk. Het is een manier om grip te krijgen op de complexe, warrige historische werkelijkheid. Het zijn haakjes in de tijd om grotere verhalen te vertellen. De Franse Revolutie valt dan samen met de bestorming van de Bastille. Quatorze juillet, dat kunnen we onthouden. En we kunnen het voor ons zien; die Parijzenaars die met musketten en pieken een burcht bestormen. Maar ik ga hier dus niet op zoek naar zo’n moment.

Ik denk namelijk dat het zo niet werkt met constitutionele veranderingen. Die neiging om op ‘momenten’ te focussen staat waar begrip in de weg. Dat is niet hoe revoluties zich voltrekken. Het is niet hoe het recht verandert. Niets ontstaat uit het niets. Niets verandert zomaar ineens, pats-boem. Dat geldt zeker voor revoluties zoals de Franse. Ook al hangt daar het aura omheen van radicale, snelle verandering, ook al brengen ze de veenbrand aan het licht; zo werkt het niet. Wie veranderingen in het constitutioneel recht tijdens revoluties echt wil begrijpen, kijkt voorbij het moment. Naar langdurige, in elkaar overlopende processen. En vooral naar andere, minder spannende delen van een revolutie; niet de hectische omverwerping van het oude, maar de moeizame zoektocht naar het nieuwe daarna.

Dat wil niet zeggen dat elke verandering geleidelijk zou zijn. Een revolutie is juist wel een relatief korte periode van instabiliteit en ingrijpende verandering, voorafgegaan en gevolgd door periodes van ogenschijnlijke stabiliteit. Anders zou het geen revolutie zijn. Een individuele gebeurtenis, zoals de onlusten in Parijs op 13 en 14 juli 1789, kan echter eerst een omslagpunt worden doordat het resoneert in een samenleving, doordat ze iets losmaakt, mobiliseert en kanaliseert wat er onderhuids eigenlijk al is. Een revolutie begrijpen gaat over aandacht voor het vullen van het kruitvat waar de vonk in kan slaan.

Een revolutie komt voort uit verschuivende maatschappelijke verhoudingen; krijgt ruimte als bepalende krachten in een samenleving het vertrouwen in het bestaande verliezen, verandering wensen of op zijn minst niet bereid zijn om voor het bestaande te gaan staan. En als zulke verschuivingen samengaan met veranderende waardenpatronen en groeiende spanning tussen het ideale – heersende ideeën – en het werkelijke, waarbij het beeld van het ideale en de perceptie van de werkelijkheid in relatie tot elkaar opnieuw gedefinieerd worden. Dan kan een vonk tot een ontploffing leiden.

De goede luisteraar heeft van dat alles al ‘vroege signalen’ opgevangen. Maar de meeste mensen zijn geen goede luisteraars. Dan lijkt een revolutie een ‘moment’. En dat is een revolutie dus niet. Het is een proces, zoals een ziekte een proces is; met een incubatietijd, vroege symptomen, een kortstondige fase met hevige koortsen en een tijd van herstel, van opknappen, alleen dan niet van ‘weer de oude worden’. Precies zo bouwen revoluties op; smeulend, onderhuids.

14 juli 1789 was de dag waarop de koninklijke regering de militaire controle over de hoofdstad verloor. Veranderingsgezinde politici hadden ineens de massa-agitatie op straat die een alternatieve elite nodig heeft om druk te zetten op zittende machthebbers. Omgekeerd was er evenwel dus al een alternatieve elite, die in kon stappen en verandering kon afdwingen. Zonder zo’n nieuwe elite dooft het momentum van massaprotesten snel weer uit. Op 14 juli manifesteerde zich de wisselwerking tussen massa en nieuwe elite, die een revolutie succesvol maakt. Daarom is die veertiende juli van belang. Maar aan die dag ging veel vooraf. De revolutie was al eerder begonnen en ze duurde ook nog voort.

Vooraf broeide en smeulde het in Frankrijk. Midden jaren ’80 was de crisis van de staatsfinanciën uitzichtloos geworden door de mislukking van de Assemblée des Notables.

Frankrijk raakte politiek in een impasse. In 1788 stegen de graanprijzen tot grote hoogte. Ondertussen waren er elders in het land al regelmatig onlusten. Zoek bijvoorbeeld de ‘Journée des tuiles’ in Grenoble eens op. De geesten werden rijp gemaakt in geschriften, toneelstukken en salons. De verkiezingen voor de États généraux maakten energie en hoop los. Daarmee had de revolutie ook een landelijk platform om onvrede politiek te maken en actie te richten. De opening van de vergadering in Versailles dempte de hoop al snel, waarna een deel van de leden verder ging als Assemblée nationale constituante, op ramkoers met de regering. In dat alles werd het toneel gereedgemaakt voor constitutionele verandering. Zo was de revolutie in juli 1789 al maanden, zo niet jaren bezig.

Voor het constitutioneel recht zijn de maanden en jaren na 14 juli 1789 vervolgens minstens zo relevant. Geleidelijk ging het afbreken van het oude – de stap naar de republiek en de Terreur lagen nog drie jaar in de toekomst – over in de rommelige zoektocht naar het nieuwe. Het geweld aan het begin van een revolutie werpt het oude omver. Maar daarmee is het nieuwe er nog niet. Een revolutie beginnen is relatief eenvoudig. De kunst is om haar tot een goed einde te brengen, om een nieuwe toestand van normaliteit te vestigen.

Vaak weten de mensen die een revolutie beginnen, helemaal niet zo goed wat dat nieuwe dan zou moeten zijn; of ze zijn het er onderling niet over eens. Een revolutionaire beweging is doorgaans een monsterverbond van allerlei groepen, verenigd in de afkeer van het bestaande. Als het gesprek draait naar het nieuwe, komen onenigheid en tegenstellingen naar voren. Dan valt het monsterverbond uiteen. Dan wordt een revolutie een staatkundig laboratorium; een tijd van uitproberen en zoeken, van doorschieten en weer gas terug nemen, van strijd, teleurstelling en verzoening. Het nieuwe moet worden uitgevonden. En dat is een politieke daad in elk betekenis die het woord ‘politiek’ kan hebben; een debat ten principale over de inrichting van staat en samenleving, maar ook strijd om de macht tussen facties en een symbolische exercitie, het nieuwe verbeelden, er taal aan geven.

Ook de Franse revolutionairen ondervonden dat het makkelijker is om het oude omver te werpen dan het nieuwe te vestigen. Na de val van de Bastille volgden staatsgrepen en nieuwe grondwetten elkaar snel op, ruim tien jaar lang. De afkondiging van een grondwet bleek niet te volstaan om het nieuwe levensvatbaar te maken. Die grondwet moet in de praktijk ook werking krijgen. Dat vergt dat gedeelde interpretaties ontstaan van haar tekst en geest, net als rites en routines. Een grondwet moet ‘gewoonte’ worden, institutionaliseren, om een staatsbestel weer stabiliteit te geven. Precies die normalisatiefase is uiteindelijk bepalend. Pas dan krijgt de nieuwe constitutie betekenis.

Zo is ook de Franse Revolutie een laboratorium voor staatkundige vernieuwing geweest, een zoeken naar hoe praktische werking te geven aan nieuwe staatkundige gedachten. Dat was dus geen ‘moment’, maar een lang en moeizaam proces; … een proces dat misschien zelfs wel nooit helemaal gestopt is.

Over de auteurs

Raymond Kubben

Raymond Kubben is rechtshistoricus - gespecialiseerd in de geschiedenis van het publiekrecht, en gepromoveerd aan Tilburg University - en werkt voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #14: Een verwaarloosd constitutioneel moment: de autoloze zondag van 1973
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #13: Europese eenwording als ‘Constitutioneel Moment’
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #12: Marbury vs. Madison
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutioneel moment #11: De Nacht van Schmelzer als ‘anti-constitutioneel’ moment: het begin van de praktijk van ‘geen regeringswisseling zonder verkiezingen’
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #10: Onder vuur. De verdediging van NSB-leider Mussert
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #9: Politieke meningsuiting als strafrechtelijk constitutioneel moment
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #8: Een uitgesteld constitutioneel moment: het Benthem-arrest en rechtsbescherming tegen de overheid
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #7: Das Ermächtigungsgesetz: hoe de destructie van een rechtsstaat kan worden verankerd
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #6: Verkiezingen als constitutioneel moment? Over politieke representatie en de zoektocht naar het soevereine volk
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten#5: Het Spitsbergenverdrag van 9 februari 1920
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #3: Een naderend constitutioneel moment? Over de werking van de vertrouwensregel en hoorzittingen met kandidaat-bewindspersonen
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #2: Over de democratische grenzen van het betogingsrecht: een kantiaanse denkoefening
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten #1: De morele deugden van kiezer, kandidaat en gekozene. Over de Tweede Kamerverkiezing van 2023
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Zomerreeks 2024: constitutionele momenten