Terug naar overzicht

Staatsrechtconferentie #10: Verdraagzaamheid en inclusie: legitieme reden voor beperking van religieuze uitingen van leerlingen in de openbare school?


Staatsrechtconferentie 2023 workshop VDe staat van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in het openbaar onderwijs. 

Deze workshop maakt gebruik van een digitaal stemsysteem om te stemmen over twee stellingen. Deze blog heeft betrekking op de stelling ‘Het niet faciliteren van gebedsruimtes is in strijd met godsdienstvrijheid’.

Openbaar onderwijs dient met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging bij de wet geregeld te worden, zo stelt artikel 23 lid 3 Grondwet. Die wettelijke regeling van het karakter van de openbare school heeft in de loop van de tijd een verandering ondergaan; van ‘passief-neutraal’ naar ‘actief-pluriform’, of zoals dat in de sectorwetten staat omschreven: het draagt bij aan de ontwikkeling van leerlingen ‘met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden die leven in de Nederlandse samenleving. Daarbij wordt de betekenis van de verscheidenheid van deze waarden onderkend’ (art. 2.3 WVO 2020).

Die grondslag biedt leerlingen op openbare scholen in Nederland in beginsel de vrijheid om hun religie, bijvoorbeeld in kleding of uiterlijke tekens tot uitdrukking te brengen. Het opstellen van een kledingleidraad door scholen, bijvoorbeeld met het oog op het handhaven van de orde, is mogelijk binnen het openbaar onderwijs, maar hier geldt het kader van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de AWGB bepaalt dat onderscheid op grond van godsdienst is verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot onderwijs. Daarbij is zowel direct als indirect onderscheid op grond van godsdienst verboden. Een objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid is nodig bij indirect onderscheid, en het is aan de school om hiervoor feiten en omstandigheden aan te voeren. Er moet op eerste plaats een legitiem doel zijn. Het middel dat wordt gehanteerd moet voorts passend en noodzakelijk zijn. Als aan deze voorwaarden is voldaan, levert het indirecte onderscheid geen strijd op met de AWGB.

Een andere vraag is: geeft de pluriforme grondslag nu ook de mogelijkheid om de uiting van religieuze overtuigingen van leerlingen te beperken? Het beperken van religieuze uitingen, waaronder het dragen van bepaalde kledingstukken, kan legitiem zijn op bepaalde gronden, zoals veiligheid. Zo kan bij de gymles het dragen van kledingstukken, zoals hoofddoeken, worden verboden om veiligheidsredenen. In oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling en de opvolger, het College van de Rechten van de Mens, komt naar voren dat zo een verbod legitiem kan zijn omdat uit onderzoek blijkt dat het dragen van bepaalde kledingstukken leidt tot ongelukken. De Commissie Gelijke Behandeling kwam daarbij tot het slotsom dat het mogelijk is om een sporthoofddoek voor te schrijven, waarbij zowel aan de eisen van veiligheid, als de religieuze bezwaren van sommige leerlingen om zonder hoofddoek te gymmen tegemoet kan worden gekomen (zie CGB 2011-95).

In een andere zaak werd door een openbare school ook de sporthoofddoek verboden. Dit vanwege veiligheidsredenen, maar ook omwille van het ‘bestendigen van een positief klimaat van onderlinge verdraagzaamheid’. Argument van de school daarbij was dat leerlingen die een hoofdbedekking willen dragen, anders dan uit religieuze overwegingen, zich achtergesteld voelden bij dragers van een hoofddoek die tijdens de gewone lessen wel waren toegestaan. Door tijdens de gymles alle hoofdbedekking te verbieden zou daarmee meer balans tussen de gevoelens en overtuigen van alle leerlingen worden gewaarborgd, aldus de school. Het College voor de Rechten van Mens stelt dat in beginsel dit argument van verdraagzaamheid een legitieme grond kan zijn, als dit beantwoordt aan een werkelijke behoefte en geen discriminerend oogmerk heeft. Maar in dit geval was er is geen objectieve rechtvaardiging, omdat een sporthoofddoek wel veilig kan zijn en de ‘onderlinge verdraagzaamheid’ niet (noodzakelijk) afhangt van een verbod dat een ‘beschermd persoonskenmerk’ raakt, namelijk de godsdienstige overtuiging van de leerling. Er waren volgens het College ook andere manieren denkbaar om een positief klimaat van onderlinge verdraagzaamheid tussen leerlingen te bestendigen, die minder inbreuk maken op de religieuze vrijheid van leerlingen tijdens de les, inclusief de gymles. De noodzaak tot het verbod was daarmee niet aangetoond (zie CRM 2013-122).

De conclusie moet zijn dat de in de wet verankerde pluriforme grondslag (of een afgeleide daarvan in de zin van een bijdrage aan de onderlinge verdraagzaamheid) van het openbaar onderwijs wellicht een legitieme, maar geen noodzakelijke grondslag kan vormen voor de beperking van de individuele godsdienstige uiting van de leerling. De pluriforme grondslag noopt juist tot het geven van ruimte voor die uitingen, tot de grens van een geobjectiveerde beperking zoals het voorkomen van ongevallen, of gezien het zeer specifieke karakter van de doelgroep van het onderwijs. In zulke gevallen waarin de (pedagogische) aanpak binnen de school dat vereist en gedragsproblemen en onveilige situaties worden voorkomen door te werken met vaste regels, afspraken en structuur en terughoudendheid bij het maken van uitzonderingen nodig is, kan zelfs het verbieden van sporthoofddoeken of rokken noodzakelijk zijn (zie CRM 2023-72).

Over de auteurs

Pieter Huisman

Pieter Huisman is bijzonder hoogleraar onderwijsrecht aan Tilburg Law School

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #14: Marktdenken, de publieke zaak en democratie
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #13: Waarom staatsrechtbeoefenaren het wel wat vaker over de megaonderneming zouden mogen hebben
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #12: Godsdienst, levensbeschouwing en burgerschap binnen het openbaar onderwijs
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #11: Wat nu? De openbare school bestaat niet meer!
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #9: Het niet faciliteren van gebedsruimtes in openbare scholen is niet in strijd met godsdienstvrijheid: casus Gent
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #8: De vormgeving van de vrije meningsvorming
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #7: De vrijheid van meningsuiting van gebruikers van onlineplatforms
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #6: De onafhankelijkheid van de rechter. Op onderdelen afdoende gewaarborgd, maar er zijn ook zekere risico’s
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #5: De rechtsstaat, een rustig bezit?
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #4: Tussen Scylla en Charybdis. Een korte beschouwing over tegenstrijdige eisen waaraan bestuursrechters moeten voldoen.
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #3: De algemeenbelangactie en gelijke(re) toegang tot de rechter
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #2: De civiele algemeenbelangactie en de democratische rechtsstaat
Staatsrechtconferentie 2023
Staatsrechtconferentie #1: Civiele algemeenbelangacties in een rechtsstaat die democratisch wil zijn
Staatsrechtconferentie 2023
De staat van de Staat: Staatsrechtconferentie 2023