Trump, de digital services act en het verwijderen van accounts
Eén van de grootste accounts op het sociale mediaplatform Twitter is niet langer actief. Na de insurrection op 6 januari 2021 was de maat vol voor veel Amerikaanse technologiebedrijven. Nadat Facebook en Instagram besloten Trump niet langer een platform te willen bieden, volgde ook Twitter. @realDonaldTrump is niet langer welkom op het platform. Ook mocht Trump niet tweeten van andere accounts. Nadat Trump deze regel brak, werd ook @potus, het presidentiële account, tijdelijk geblokkeerd door Twitter in afwachting van de inauguratie van Joe Biden.
Section 230 beschermt internetbedrijven
Onmiddellijk werd in de Verenigde Staten het inmiddels beroemde 47 U.S Code § 230 ter discussie gesteld. Deze ‘Section’ biedt internetbedrijven immuniteit voor aansprakelijkheid. Een paar uitzonderingen daargelaten (bijvoorbeeld federale strafwetgeving), mogen internetbedrijven zelf bepalen wat zij toestaan en weghalen; ze zijn daarvoor niet aansprakelijk. Deze immuniteit is sommigen al langer een doorn in het oog. Zo probeerde de Trump administration Section 230 nog aan te passen als een remedie tegen de (veronderstelde) bias van internetbedrijven.
Het aanpassen van Section 230 zorgt er echter niet voor dat sociale mediabedrijven ineens geen materiaal of gebruikers meer mogen weigeren. Ook het Eerste Amendement bij de Amerikaanse Grondwet biedt namelijk bescherming aan redactionele beslissingen van sociale mediaplatforms. Het Eerste Amendement is dus géén argument om Trump zijn account terug te geven, al is het maar omdat het Eerste Amendement niet ingeroepen kan worden tegen private bedrijven. En nee, het feit dat private bedrijven een publiek forum aanbieden, maakt dit niet anders.
Had Trump zijn account teruggekregen in Nederland?
Een interessante vraag is of Trump zijn account terug had gekregen in Nederland. Ook in Nederland is neutraliteit geen wettelijk vereiste voor bescherming tegen aansprakelijkheid voor materiaal van gebruikers. Sociale mediabedrijven mogen dus – binnen de grenzen van de wet – zelf bepalen wat ze wel en niet toestaan.
Desondanks kan het in sommige gevallen onredelijk of onrechtmatig zijn om materiaal te verwijderen of om iemand de toegang te ontzeggen tot een dienst. Dit was bijvoorbeeld onderwerp van de kort gedingzaken tegen YouTube en Facebook. Zeker in de zaak Facebook lijkt de voorzieningenrechter de lat hoog te leggen voordat een beroep op de vrijheid van meningsuiting kan slagen. Met name als een sociale media platform te maken krijgt met conflicterende plichten is het onwaarschijnlijk dat een dergelijk beroep slaagt. Dit is bijvoorbeeld het geval als het platform gehoor geeft aan de maatschappelijke en politieke roep om schadelijk materiaal tegen te gaan.
In Nederland is het dus maar de vraag of Trump zijn account had teruggekregen. Misschien zou de rechter oordelen dat permanent schrappen van een account te ver gaat. Ook kan het heel goed zijn dat de rechter van mening is dat het belang van Twitter om desinformatie en opruiende tweets te voorkomen zwaarder weegt.
De Digital Services Act: bescherming tegen machtige internetbedrijven?
Critici van sociale mediabedrijven menen dat deze internetbedrijven te veel macht hebben. Ze zijn niet transparant en publieke controle op hoe zij hun macht uitoefenen ontbreekt. De Europese Commissie heeft daarom een voorstel gedaan om gebruikers meer slagkracht te geven tegenover sociale mediabedrijven. Dit voorstel is in december 2020 gepresenteerd onder de naam Digital Services Act (DSA).
In de DSA stelt de Europese Commissie voor dat bedrijven voortaan duidelijk moeten maken waarom actie wordt ondernomen tegen op internet gepubliceerd materiaal (artikel 15). Vervolgens kunnen gebruikers eerst intern klagen bij het sociale mediabedrijf (artikel 16) waarna ze, volgens dit voorstel, bij een onafhankelijke geschillencommissie terecht kunnen om hun klacht voor te leggen. Het sociale mediabedrijf is aan de uitkomst van deze buitengerechtelijke geschillenbeslechting gebonden (artikel 17).
Het is daarbij van belang op te merken dat de DSA het stellen van eigen huisregels bovenop wat (wettelijk) illegaal of onrechtmatig is, niet verbiedt. Wel vereist de DSA dat deze Terms and conditions duidelijk zijn, informatie bevatten over hoe gemodereerd wordt en welke maatregelen opgelegd kunnen worden. Daarnaast vereist de DSA dat deze huisregels objectief en proportioneel worden toegepast. Daarbij moet het sociale mediabedrijf ook rekening houden met de (fundamentele) rechten en belangen van gebruikers (artikel 12).
Het einde voor @realDonaldTrump?
In de Verenigde Staten is het duidelijk: Section 230 biedt immuniteit aan sociale mediaplatforms voor beslissingen om materiaal en accounts te verwijderen. Een beroep op het Eerste Amendement tegenover een privaat bedrijf zal niet slagen. De kans lijkt dus klein dat Donald Trump zijn twitteraccount van de Amerikaanse rechter terugkrijgt.
De Nederlandse rechter heeft meer ruimte om het handelen van sociale mediabedrijven te toetsen aan het recht op vrijheid van meningsuiting. Maar ook in Nederland lijkt het de vraag of Trump inderdaad succesvol bij de rechter zou kunnen klagen over het permanent opschorten van zijn account.
De Digital Services Act – als deze in huidige vorm wordt aangenomen – biedt in ieder geval procedurele waarborgen tegen arbitrair ingrijpen. Maar het is geen uitgemaakte zaak of het (permanent) opschorten van een account per definitie een schending is van fundamentele rechten van gebruikers.
Aan het eind van de dag is ook Twitter een privaat platform, en het bedrijf dat het beheert – hoe machtig het ook is – wordt nog enige ruimte gelaten om een eigen afweging te maken.
Reacties