Verdriet en vertrouwen: Prinsjesdag 2014
De in artikel 65 van de Grondwet voorgeschreven verenigde vergadering van de Staten-Generaal is dit jaar niet voltallig. Een van de leden, Senator Willem Witteveen, behoort met zijn vrouw en dochter tot de 298 slachtoffers van de aanval op het passagiersvliegtuig dat op 17 juli van dit jaar over Oekraïne vloog; In zijn opvolging is nog niet voorzien. Net als zijn Tilburgse collega’s treuren de leden van ons parlement om het verlies van zo’n waardevolle en door en door vredelievende staatsburger. Zijn lege plaats en de andere lege plaatsen in vele huizen zijn een teken van een heftige verandering in onze internationale omgeving, zowel in Europa als in het Nabije Oosten. Gewelddadig nationalisme en fundamentalisme hebben geen boodschap aan de democratisch aanvaarde rechtsnormen.
Het lijdt geen twijfel dat de Koning op deze sombere Prinsjesdag namens de regering hieraan woorden van diepe bezorgdheid zal wijden. Vertrouwen op het recht lijkt in de internationale betrekkingen ver weg, ook al werd vorig jaar nog het honderdjarig bestaan van het Vredespaleis gevierd. Eenzijdige acties worden verdedigd met een beroep op nationale belangen, gewelddadige repressie met een ongeloofwaardig beroep op geloof. In feite zijn het op macht beluste leiders die mensen tot deze vernietigende onverdraagzaamheid aanzetten.
Het is niet zo dat de rechtsregels die dit verbieden, zouden ontbreken. Integendeel, de juridische ordening van de relaties binnen en tussen staten ligt gereed voor toepassing. Het Internationale Gerechtshof en het Internationale Strafhof staan gereed om waar nodig hun taken te vervullen. De terugval van de internationale politiek tot dreigingen en tegenmaatregelen tast bovendien het vertrouwen aan dat voor handel en economische groei vereist is. Vandaar dat ook de Miljoenennota die nu wordt gerepresenteerd, de sporen draagt van het verslechterde internationale klimaat.
Misschien lijken deze gebeurtenissen ver van het bed voor wie een bestuurlijke taak dicht bij huis te vervullen heeft. Het leven gaat door, bijvoorbeeld wat betreft de veelomvattende decentralisatie van de maatschappelijke ondersteuning. In dat kader zetten bestuurders, ambtenaren en andere professionals zich in voor een eerlijke toedeling van zorg naar ieders behoefte: ze brengen fundamentele rechten op een direct tastbare wijze in de praktijk. Hetzelfde geldt voor mensen die lokaal en regionaal met onderwijs, veiligheid of beheer van openbare ruimte bezig zijn.
Bij gelegenheid van deze Prinsjesdag wil ik er voor pleiten even stil te staan bij het waardevolle van dit ogenschijnlijk gewone bestuurlijke werk. In de beleving van de burgers maakt dit immers het verschil. Hier ervaren zij betrouwbaarheid van de overheid, de werking van de rechtsstaat van nabij. Precies hierin ligt het verschil met de patronen van corruptie, van bevoordeling van de ene groep ten koste van de andere en van willekeur, die kenmerkend zijn voor de samenlevingen waar het geweld is opgelaaid. Internationale verdragen voor fundamentele rechten en vreedzame beslechting van geschillen falen, tenzij aan de basis van de samenleving de basics van goeden behoorlijk bestuur in praktijk worden gebracht. Daarmee valt of staat het vertrouwen op het recht. Het verdriet om de slachtoffers wordt er niet minder om, maar we mogen op deze Prinsjesdag best vieren en hoopvol uitdragen dat in dit land een alternatief in praktijk wordt gebracht: een staat waar recht het van geweld wint.
Dit artikel verscheen op 16-09-2014 in SC, Wetten en regels verklaard.
Reacties