Verkiezingsblog 2023 #15: Climate change ‘denialism’ en ‘delayism’ in de Nederlandse verkiezingsprogramma’s
Ondanks dat de Stemwijzer volgens sommigen wat laconiek deed over de klimaatcrisis, en Ipsos onlangs peilde dat jongeren—opvallend genoeg—klimaat niet zien als Top-10-reden om voor een bepaalde partij te kiezen, zal klimaatbeleid een belangrijke factor zijn tijdens de verkiezingen die morgen zullen plaatsvinden. Er hangt immers veel af van of de huidige klimaatpolitiek zal worden afgebouwd, opgeschaald, of voortgezet. Onderzoeksbureau I&O peilde dat een meerderheid van de Nederlanders voor voortzetting of opschaling is, al peilde het tegelijkertijd dat klimaat “langzaam een minder urgent verkiezingsthema wordt”, en dat de “mening van kiezers over klimaatbeleid (…) minder bepalend [wordt] voor de lijn van een volgend kabinet”.
Minder dan een maand geleden rapporteerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)—het nationale instituut voor strategische beleidsanalyse op het gebied van milieu, natuur en ruimte—dat het door Nederland wettelijke vastgelegde klimaatdoel voor 2030, mits de huidige plannen niet worden afgezwakt door een volgend kabinet en ze bovendien “snelle en ambitieuze uitwerking en implementatie” krijgen, “voor het eerst in zicht” is. Dat is hoopvol nieuws; het doel bestaat erin de Nederlandse broeikasgasuitstoot in het jaar 2030 met minstens 55 procent—en liefst 60 procent—te reduceren, ten opzichte van het jaar 1990.
Democratische politiek vereist een gedeelde waarheid
De klimaatcrisis is door onder andere Richard Lazarus (Harvard University) omschreven als een ‘super wicked problem’. Wicked problems, legt Lazarus uit, zijn beleidskwesties die moeilijk kunnen worden opgelost “vanwege de enorme wederzijdse afhankelijkheden, de onzekerheden, de circulariteiten, en de botsende belanghebbenden die betrokken zijn bij welke poging dan ook een oplossing te ontwikkelen” (mijn vertaling). Antropogene—door mensen veroorzaakte—global warming is een ‘super’ wicked problem vanwege bijkomende factoren, waarvan Lazarus er een aantal noemt. Denk aan het feit dat hoe langer er wordt getreuzeld met het treffen van effectieve maatregelen, hoe lastiger het wordt die ooit goed te kunnen treffen, omdat het probleem in de tussentijd steeds groter zal worden en steeds extremere schade zal veroorzaken. Of denk aan het feit dat de grootste uitstoters—bepaalde landen, maar ook bepaalde industrieën—er vaak het minste kortetermijnbelang bij hebben emissies onverwijld en drastisch terug te dringen.
Het super wicked problem van hoe de klimaatcrisis zo goed en zo snel mogelijk moet worden verzacht, is bij uitstek een politiek probleem, waarover allerlei partijen anders kunnen denken. Uit de verkiezingsprogramma’s blijkt dat ook het geval te zijn. Dat is in principe helemaal niet verkeerd, natuurlijk; dat is democratische politiek. Echter, vanuit democratisch-rechtsstatelijk oogpunt is het op z’n zachts gezegd wel problematisch wanneer er partijen zijn die het helemaal niet nodig vinden om de klimaatcrisis te verzachten, omdat zij het bestaan van die crisis, of van de menselijke veroorzaking ervan, ontkennen of verregaand bagatelliseren. Dat is problematisch, omdat er dan sprake is van een gebrek aan een gedeelde waarheid in Nederland, gezien de overweldigende brede klimaatwetenschappelijke consensus over zowel het bestaan van de klimaatcrisis, als over de antropogene oorsprong daarvan, als over de noodzaak van snel en effectief handelen (dit laatste is zoals hierboven vermeld op zichzelf al een groot risico volgens het PBL-rapport). En zonder overeenstemming over basale waarheden wordt het snel onzinnig of zelfs onmogelijk om wezenlijke democratische politiek te bedrijven. Dat is bij klimaatverandering extra problematisch omdat, zoals Laura Burgers (UvA) al beschreef, een leefbaar milieu te beschouwen is als een constitutionele waarde en dus als zodanig een grondvoorwaarde voor het überhaupt kunnen bestaan en functioneren van de democratische rechtsstaat. Ook, zoals ik in een eerdere blogpost toelichtte, is het zo dat klimaatverandering de waarborging van allerhande (zo niet vrijwel alle) afzonderlijke fundamentele rechten van mensen wereldwijd serieus in gevaar zal brengen.
Denialism in Nederlandse partijprogramma’s
Valt het in Nederland wat betreft regelrechte ontkenning, door politieke partijen, van antropogene klimaatverandering eigenlijk niet reuze mee? Relatief gezien misschien wel. In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, lijkt dat probleem een stuk groter, zoals onlangs bleek tijdens het debat tussen alle Republikeinse presidentskandidaten (uitgezonderd oud-president Trump, die de Verenigde Staten terugtrok uit het Akkoord van Parijs). Verontrustend genoeg gaf geen enkele (!) Republikeinse presidentskandidaat aan te ‘geloven’ dat de huidige vorm van klimaatverandering veroorzaakt wordt door broeikasgasuitstoot door mensen (en hun vee).
Niettemin is het interessant om ook de Nederlandse verkiezingsprogramma’s eens door te lichten en te kijken hoe daarin wordt gesproken over de klimaatcrisis. Er zijn namelijk—ten eerste—nog altijd enkele Nederlandse partijen die aan regelrechte ontkenning van klimaatverandering en/of haar menselijke oorsprong doen (climate change denialism). Ten tweede komt het voor dat de programma’s van weer een aantal andere partijen dan wel niet aan ontkenning doen, maar in bepaalde opzichten sterk doen denken aan het zogenaamde climate change delayism (waarover meer in de volgende paragraaf).
De PVV—een van de populairste partijen van Nederland—stelt in haar verkiezingsprogramma dat we “[a]l tientallen jaren (…) bang [worden] gemaakt voor klimaatverandering.” Geen van de “voorspelde rampscenario’s”, aldus de PVV, is “ooit uitgekomen”. Dit staat op gespannen voet met, om slechts twee voorbeelden te noemen, de studie van Hausfather et al. die concludeerden dat klimaatmodellen die in de afgelopen vijf decennia zijn gepubliceerd, meestal voorspellingen hebben gedaan die betrouwbaar bleken te zijn; en met de ontdekking dat ijs op Groenland een (heel) stuk sneller aan het smelten is dan eerder aangenomen. De PVV stelt dat het klimaat “altijd, al eeuwenlang” verandert. Dat is strikt genomen niet onwaar (panta rhei), maar de PVV ontkent hiermee de allesbepalende invloed van de mens op de huidige klimaatverandering. Tevens ontkent de PVV in haar verkiezingsprogramma categorisch dat er ingegrepen moet worden op klimaatgebied: “[d]e Klimaatwet, het Klimaatakkoord en alle andere klimaatmaatregelen gaan direct door de shredder”.
Ook FvD stelt dat het klimaat altijd verandert: “Het was wat warmer (…) in de tijd van de Egyptenaren en de Romeinen, er was opnieuw een piek in de Middeleeuwen, daarna was het een paar eeuwen wat kouder”. Jammer genoeg koos FvD er niet voor nog iets verder terug in de tijd te turen. Een van de vele leerzame opties in dat opzicht: het Plioceen (ca. 5.3 tot 2.6 miljoen jaar geleden), toen er voor het laatst een atmosferische CO2-concentratie net zo hoog als de huidige was. Homo sapiens was toen nog niet eens geëvolueerd, hetgeen aangeeft hoe onbekend het terrein is waarop de mensheid zich de komende tijd zal begeven.
CO2 is “een belangrijke voedingsstof voor het leven op aarde, met name voor planten en bomen”, schrijft FvD in haar verkiezingsprogramma. Ook dat is strikt genomen niet onwaar, maar het verkiezingsprogramma is vermoedelijk gericht niet op planten en bomen maar op mensen. En mensen en hun samenlevingen zullen anders reageren op extreme toename van CO2, dan veel planten en bomen zullen doen. “Er is geen sprake van een klimaatcrisis”, staat er bovendien te lezen. FvD wil uit het Akkoord van Parijs, geen klimaat- en energieakkoord meer, en geen Klimaatwet. Opmerkelijk daarbij is wel dat FvD tegelijkertijd hoopt dat de kennis van Nederlandse ingenieurs op het gebied van klimaatadaptatie, “zoals dijkenbouw, kustbescherming, rivierbeheer en gewasontwikkeling” over de hele wereld geëxporteerd zal worden. Waarom die kennis zo hard en ook nog wereldwijd nodig zou zijn, wanneer er géén klimaatcrisis is, blijft wat onduidelijk.
Nederland met een PLAN en Samen voor Nederland
Deze twee partijen maken aanmerkelijk minder kans op een zetel dan de PVV en FvD, maar hun denialism mag hier volledigheidshalve niet onvermeld blijven.
In haar verkiezingsprogramma spreekt de nog jonge partij Nederland met een PLAN over “doorgeschoten coalitieakkoorden van groen- en grootkapitaal en de daaruit voortkomende niet op feiten gebaseerde propaganda over het klimaat”. Behulpzaam genoeg overlegt een van de kandidaten op de partijwebsite enkele hyperlinks naar verdere informatie over klimaatverandering—waaronder een website van Marcel Crok (actief bij Clintel, een lobbyclub waarover volgens de Nederlandse rechter gezegd kan worden dat deze “een internationale desinformatiecampagne ten aanzien van het klimaat(beleid)” voert), en de website klimaatgek.nl.
De eveneens nieuwe partij Samen voor Nederland beschouwt klimaatverandering hoofdzakelijk als een “abstract concept”. De partij zegt zich te “richten (…) op oplossingen, niet op problemen”. In lijn met dit zelfverklaarde negeren van problemen wil Samen voor Nederland de energietransitie “stopzetten” en CO2-reductie “beëindigen”. Samen voor Nederland “verwerpt in zijn geheel [sic] de klimaatagenda” en “klimaathysterie”, en verwerpt eveneens—terwijl het partijprogramma stelt dat de toekomstvisie van deze partij “stoelt op waarheid”—“het idee dat menselijke activiteiten een significant en onomkeerbaar effect hebben op het klimaat”.
Delayism in Nederlandse partijprogramma’s
Denialism, hoewel dus zeker niet verdwenen, is zo beschouwd niet al te dominant aanwezig in Nederlandse verkiezingsprogramma’s en het Nederlandse politieke debat. Maar denialism is niet de enige manier waarop effectief klimaatbeleid gefrustreerd kan worden. Zo is er ook climate change delayism, een verzamelnaam voor tactieken die onder andere het feit uitbuiten dat het beleidsprobleem van klimaatverandering super wicked is—“climate delay vertogen (…) leiden vaak tot patstellingen of tot het idee dat er onhandelbare obstakels aan klimaatactie in de weg staan” (mijn vertaling).
In een fascinerend artikel uit 2020 noemen William Lamb et al. delayism als vierde, en vaak onderbelichte, vorm van het frustreren van klimaatactie—na regelrechte ontkenning, bagatellisering van het gevaar, en aanvallen op wetenschap(pers). Dergelijke vertraging is altijd een cruciaal strategisch doel (geweest) voor fossiele bedrijven. Pièce de résistance van het artikel is een handzame figuurlijke weergave van een typologie van delayism, die U hier kunt vinden.
Het is—vergeleken met denialism—wat lastiger aan te geven wanneer precies sprake is van climate change delayism, omdat het delayism van de één tot op zekere hoogte het oprechte politieke meningsverschil van de ander kan zijn. Het ontwikkelen van nieuwe technologieën bijvoorbeeld is nastrevenswaardig en is niet per se het technological optimism uit de typologie. Ook is het niet per se een vorm van redirecting responsibility om grote uitstoters nadrukkelijker aan te spreken dan kleinere.
Toch is delayism een verschijnsel waarop men beducht moet zijn. In de politiek wordt er ook wel eens expliciet ruchtbaarheid aan gegeven. Zo belegde de Amerikaanse president Biden vorig jaar in het Witte Huis de allereerste expert meeting aldaar over het tegengaan van delayism. En in september 2023 sprak Frans Timmermans, lijsttrekker van GroenLinks/PvdA, zich in de Abel Herzberg-lezing uit tegen “uitstelpolitiek”: “We verdrinken haast in de krokodillentranen van mensen die zich nog nooit om de minderbedeelden hebben bekommerd, maar nu om het hardst om vertraging van klimaatbeleid roepen met verwijzing naar de precaire positie van mensen met een smalle beurs”, zei Timmermans, waarin een kritiek op de tactiek ‘appeal to social justice’ uit de hierboven genoemde typologische figuur kan worden herkend.
Welke andere tactieken uit die typologie kan men zoal herkennen—of ten minste vermoeden—in de Nederlandse verkiezingsprogramma’s? Ik zal er een paar uitlichten.
BBB-lijsttrekker Caroline van der Plas is geen denialist, naar eigen zeggen. Toch is haar stellingname ten aanzien van antropogene klimaatverandering uitermate voorzichtig geformuleerd: “Ik denk ook wel dat de mens in de afgelopen 150 jaar dat proces misschien wel iets versneld heeft.”
Het verkiezingsprogramma van de BBB is qua toon goed vergelijkbaar. Men wil wel wat doen aan klimaatbeleid maar wil liever een ‘klimaatevolutie’ in plaats van een revolutie. Het klimaat verandert al “sinds het ontstaan van de aarde”. De mens heeft wel wat invloed, maar “[h]oe groot die invloed is, daar verschillen meningen en onderzoeken over”.
JA21 geeft zich over (surrender) aan klimaatverandering: “Ons aanpassen aan het klimaat, niet het klimaat aanpassen aan ons”. Klimaatadaptatie zou “hét Nederlandse exportproduct” kunnen worden.
Het programma van JA 21 staat bol van technological optimism: “Grootschalig inzetten op Small Modular [Nuclear] Reactors die er in 2030 al kunnen staan”; “Investeren in het onderzoek naar thorium en recycling van kernafval”; “Deelnemen aan onderzoek naar veelbelovende innovatieve nucleaire projecten zoals [naar] transporteerbare minicentrales die in 2025 operationeel kunnen zijn”; en dit alles ten koste van “instabiele, ontoereikende en horizonvervuilende wind- en zonnevlaktes”. Tegen windmolens vecht JA21 dan ook met verve. Online voerde JA21 een reclame waarin een windmolen met een dode vogel in verband werden gebracht. Zouden, was het punt van JA21, kerncentrales niet veel milieuvriendelijker zijn? Kerncentrales hebben geen moordende wieken. Gezien haar ontroerende (en ogenschijnlijk pas zeer recent ontwikkelde) bezorgdheid om het welzijn van vogels, is het een gemiste kans dat de partij nergens in het verkiezingsprogramma behandelt dat windmolens bij lange (lange) na niet de grootste vijand zijn van vogels, en wat dan—in het kader van vogelbescherming—precies gedaan zou moeten worden aan, bijvoorbeeld, katten of hoge gebouwen.
Whataboutism herkent men ook, en wel in de passage waarin Nederlandse inspanningen tot een, in de woorden van JA21, “onmeetbaar klein effect” zullen leiden—waarna overigens een vrij concreet meetbaar (doch inderdaad klein) effect van 0,000036 graden wordt aangehaald. JA21 vindt dat “landen als China en India” aan zet zijn, niet Nederland.
Ook predikt het JA21-verkiezingsprogramma no sticks, just carrots (dwang schrikt mensen alleen maar af): “Niet dogmatisch vasthouden aan akkoorden en wetten, zoals de Europese en landelijke klimaatakkoorden en klimaatwetten”; “Geen dwang en drang, maar vertrouwen op en investeren in innovatie”.
Ook BVNL doet aan no sticks, just carrots: “De Europese Green Deal en het Klimaatakkoord zeggen we op. Nederland zet in op innovatie en technisch verstandige oplossingen die bijdragen aan een goed milieu.”
Technological optimism treft men ook in uitbundige mate aan bij BVNL, en ook hier ten koste van windmolens: “Geen nieuwe windmolens op land of op zee”; “We gaan onderzoek doen naar de haalbaarheid van winning van schaliegas in Nederland”; “Versneld inzetten op geothermie”; “Onderzoek naar [Small Modular Reactor] energiecentrales op basis van bestaande en Thorium technologie wordt actief gestimuleerd”. Ook hoopt BVNL dat we in Nederland “[p]arallel aan de bestaande energiesystemen overschakelen op waterstof”. BVNL voegt aan dat laatste wel nog toe dat “Hiervoor (…) wel eerst de productie, het transport en de afname geregeld [moeten] worden”.
Het is weinig verrassend dat de Libertaire Partij eveneens no sticks, just carrots nastreeft. “De LP gelooft niet in dwang. Dwang is niet alleen immoreel, het is ook ineffectief.” Dit maakt, even terzijde, nieuwsgierig naar welke rol iets als het Wetboek van Strafrecht volgens de Libertaire Partij zou moeten krijgen in onze samenleving. “De overheid”, aldus de Libertaire Partij, “moet zich terugtrekken uit het klimaatdebat”.
De SGP ontkent vanuit haar levensbeschouwelijke visie in zekere zin dat klimaatverandering een hoofdzakelijk antropogene oorsprong heeft, of zelfs kan hebben. “Er is geen reden tot wanhoop of doemdenken. Gods schepping, dus ook het klimaat, is en blijft in Zijn handen”. Toch gaf lijsttrekker Stoffer in een interview aan dat hij gelooft dat mensen invloed kunnen hebben op het terugdringen van klimaatverandering, en heeft hij enkel tegen de Klimaatwet gestemd omdat hij een probleem had met het jaartal 2030, niet met de inhoud. De SGP denkt zelf meer aan het “richting het jaar 2050 (…) zoveel mogelijk” afbouwen van fossiele brandstoffen.
Conclusie
En hoe zit het dan met andere partijen zoals GL-PvdA, NSC en VVD, zo zult u zich afvragen. Welnu, bij het beschouwen van de 26 verkiezingsprogramma’s kunnen alleen de eerder in de tekst als denialist omschreven programma’s ook als denialist worden aangemerkt. Welke programma’s delayist zijn, is zoals gezegd lastiger aan te geven, maar de niet-besproken partijen—waaronder dus ook GL-PvdA, NSC, en VVD—lijken de aanpak van het klimaatprobleem niet op een delayist manier te willen frustreren. Het Akkoord van Parijs wordt bijvoorbeeld onderschreven, of het Nederlandse klimaatdoel voor 2030, et cetera.
Of dat ook meteen betekent dat het beleid dat deze partijen willen voeren uiteindelijk snel en daadkrachtig genoeg zal blijken te zijn voor het super wicked problem van antropogene klimaatverandering, is natuurlijk weer een heel ander vraagstuk. Is dat Akkoord van Parijs eigenlijk wel ambitieus genoeg, bijvoorbeeld? Of: zet een slechts milde beprijzing van bepaald consumentengedrag wel (snel) genoeg zoden aan de dijk? Is ons recht als zodanig niet aan een ‘Antropoceen-update’ toe? Van dit soort vragen zijn er nog veel te bedenken.
Het is in ieder geval hoopvol en bemoedigend dat Nederlands klimaatbeleid zou kunnen leiden, aldus het PBL, tot het behalen van de klimaatdoelen voor 2030. Een cruciale voorwaarde—tussen meerdere—is wel dat het huidige beleid ook volledig wordt voortgezet en uitgevoerd, en liefst opgeschaald. Hoe waarschijnlijk dat alles is, hangt vanzelfsprekend af van hoe er deze week gestemd wordt, en hangt ook mede af van of er partijen aan de macht zullen komen die in staat gesteld worden hun denialist of delayist inborst te laten gelden.
Reacties