Terug naar overzicht

Verticaal het bord afvegen: over de Franse verkiezingen van 30 juni en 7 juli


Na twee jaar regeren lijkt president Macron het op te geven. Met een paar zinnetjes op de nationale tv op 9 juni maakte hij een einde aan de legislatuur van 577 verkozen parlementsleden en gooide hij la politique de la nation (art. 20, Grondwet Vijfde Republiek) in de weegschaal. Het ontbindingsrecht is voor het laatst uitgeoefend in 1997, en leidde tot het verlies van de meerderheid voor de gaullist Jacques Chirac. Ondanks herhaalde geruchten de afgelopen jaren leek het quasi suïcidaal dat Macron zou toegeven aan een emotionele opwelling.

Zal de geschiedenis van 1997 zich herhalen? Edouard Philippe, eerste minister tussen 2017 en 2022, beschreef in zijn memoires over deze drie jaar zeer goed hoe de eerste minister zelfs voor defensie en buitenlandse zaken (het traditionele domaine réservé van de president) eigen bevoegdheden heeft. Met een eigen legitimiteit in de Assemblée kan de regering de president zo goed als negeren. De kans is dus reëel dat op 7 juli net extreemrechts (versterkt met overlopers) een greep naar de macht kan doen. Vandaar dat de eenheid der linkse partijen op een paar dagen tijd was hersteld in het Nouveau Front Populaire (NPF). De kans lijkt echter uiterst beperkt dat daarmee na de verkiezingen een centristische meerderheid kan worden gevonden.

Hét democratische probleem van deze bijzonder snelle nieuwe verkiezingen ligt natuurlijk in de gebrekkige informatiecyclus voor de Franse burgers. Tussen 9 en 30 juni liggen amper drie weken. Wie kan op die tijd een coherent regeringsprogramma in een breed participatieproces laten uitwerken en vervolgens tot bij de kiezer brengen? Het antwoord ligt voor de hand: niemand. Hoeft het te verbazen dat de campagne bol staat van de persoonlijke verwijten en hyperbolen?

Het ontbindingsrecht (vroeger in de handen van de monarch) wordt gezien als een manier om de chronische instabiliteit van het vurige Franse politieke leven tegen te gaan. Het Franse politieke regime was parlementair in de Derde Republiek (1870-1940), omdat president Jules Grévy in 1879 besliste om het ontbindingsrecht niét meer uit te oefenen. In de Vierde Republiek berustte deze bevoegdheid bij de ministerraad. In 1958, daarentegen, kreeg de (eerst indirect, daarna rechtstreeks verkozen) president een “orléanistisch” trekje daarvoor in de plaats: net als Louis-Philippe (1830-1848) zou de arbitre suprême in het Elysée in staat zijn om kibbelende dagjespolitici tot de orde te roepen, als een toezichter op de speelplaats. Bemerk dat er geen verplichting van contraseign of tegentekening bestaat voor het Franse staatshoofd (zoals dat voor de Belgische Koning of Koningin wel het geval is). De president is verantwoordelijk tegenover de kiezer, niét tegenover het parlement.

Even ‘snel kortsluiten’ met het Franse volk, dat soeverein is (art. 3 Grondwet) klinkt uiteraard voorbeeldig democratisch. Maar hoe kwalitatief is deze terugkoppeling, als zowel het personele als het inhoudelijke aanbod snel-snel moeten worden opgetrommeld? Alleen al door de timing te kunnen kiezen, zonder enige medebeslissing van een andere actor, kan de President zijn politieke tegenstrevers in de chaos storten. Emmanuel Macron opteerde netjes voor nieuwe verkiezingen tussen twintig en veertig dagen na ontbinding van het parlement (art. 12 alinea 2 Grondwet). Het electorale aanbod organiseren is echter een enorme opgave: 577 kandidatenposities voor evenzovele kiesdistricten moeten worden gevuld. In principe voorziet de kieswet zelfs in een veel vroegere deadline voor het registreren van de kandidaturen (de vierde vrijdag voor verkiezingsdag) dan nu materieel mogelijk was. De Grondwet gaat evenwel voor, aldus de Conseil Constitutionnel bij de ontbinding na de verkiezing van François Mitterrand. De Conseil d’État (de hoogste Franse administratieve rechter) weigerde recent (acte de gouvernement) om het presidentiële besluit van 9 juni te beoordelen, nadat een burger had aangevoerd dat de verkiezingen te snel kwamen.

Buitenstaanders kijken inmiddels met grote ogen naar de radicale verticaliteit van het Franse constitutionele bestel. Het zwaartepunt ligt in die mate bij de President, dat de ontbinding niet wordt gezien als een dialoog tussen de regering (die politiek verantwoordelijk is tegenover de Assemblée Nationale), maar tussen de arbitre suprême in het Elysée – de president dus – en de bevolking (die hem heeft verkozen twee jaar terug). Ongeacht de uitkomst van de verkiezingen op 7 juli, zal het aan de president -en enkel aan hem- zijn om een nieuwe eerste minister te benoemen (art. 8 alinea 1 Grondwet). Als we het precedent van de regering-Attal nemen, is een positieve vertrouwensstemming in de Assemblée niet nodig. Een motion de censure ten aanzien van die eerste minister moet de meerderheid van de stemmen halen, om die te kunnen verwijderen (art. 20 lid 3 en 49 Grondwet). En daarna? Opnieuw is enkel de bewoner van het Elysée legibus solutus bevoegd om aan te stellen wie hij wil (zoals onlangs beklemtoond door de Franse staatsrechtgeleerde Anne Levade).

De ontbinding van het parlement die Macron nu heeft uitgeroepen, kan worden gezien als een reactie op een politieke crisis. In principe ligt de kracht van het ontbindingsrecht evenwel in de dreiging ten aanzien van de eigen (in dit geval relatieve) meerderheid: dissidenties die leiden tot het afwijzen van de begroting of het stemmen van een motion de censure, kunnen voor de volksvertegenwoordigers in kwestie zorgen voor het verlies van hun zetel. Ook daarom begrijpt niemand waarom de President bewust het risico loopt dat in de nieuwe Assemblée een meerderheid kan gevonden worden tégen hem. Het Franse kiessysteem (système majoritaire à deux tours) vereist immers helemaal geen absolute meerderheid van de stemmen op nationaal niveau om een meerderheid in zetels in de Assemblée te krijgen. In elk van de 577 kiesdistricten gaat de zetel naar de kandidaat die op kop staat in de tweede ronde. Au premier tour, on choisit. Au second, on élimine. Wie verkozen wordt, is misschien de meest geliefde, maar in vele gevallen ook de minst gehate uit het plaatselijke politieke aanbod.

De opkomst zal wellicht hoger liggen dan bij de Europese verkiezingen, waar bijna de helft van de kiezers thuisbleef. Dit kan dan weer leiden tot een groot aantal triangulaires, een situatie waarin er drie kandidaten aan de tweede ronde van de verkiezingen deelnemen. Denk daarbij aan gevallen waarin zowel de linkse alliantie als de presidentiële meerderheid hun kandidaat kunnen handhaven tegen het Rassemblement National (RN), dat vervolgens als grootste blok met de zetel kan gaan lopen. Deze hypothese gaat volledig in tegen het oude front républicain, waarbij de socialistische PS (en bondgenoten) en de gaullistische UMP (en bondgenoten) zich wederzijds terugtrokken om de best geplaatste onder hen de kandidaat van het Front National (FN) te laten wegvegen.

Waarom staat deze stilzwijgende afspraak vandaag onder druk? In 2022 polariseerde de presidentiële fractie zeer sterk tegen Jean-Luc Mélenchon, die met een sterke score in de presidentsverkiezingen de tijdelijke leider van het linkse blok Nupes was geworden. Dat zorgt natuurlijk voor brokken: waarom zouden de kiezers uit deze twee kampen een kandidaat van de gediaboliseerde tegenstander steunen tegen het RN? Op deze manier werd het RN, dat traag maar gestaag de ene sociologische groep na de andere weet te bekoren en zelfs domineert, in 2022 de ‘echte winnaar’ van de verkiezingen (zie daarover dit verhelderende essai van Luc Rouban).

Deze lijn is voortgezet met de ‘crisis van de pensioenen’ (toen in 2023, na grootschalige protesten, de pensioenleeftijd werd verhoogd van 62 naar 64 jaar), waarbij het heftige verzet van Mélenchons La France insoumise (LFI) in het parlement ook door het RN met een brede glimlach werd verketterd. De Franse politieke reacties op de crisis rond Gaza laten een vergelijkbaar patroon zien. Zowel links als de presidentiële fractie zouden logischerwijze in de klappen moeten delen als het op zetels aankomt. Wellicht zal het republikeins front tegenover RN de facto worden gehandhaafd waar een PS-, PCF- of groene kandidaat zonder LFI-etiket beter gepositioneerd is dan de centrumrechtse kandidaat in de tweede ronde. Het omgekeerde geldt wellicht evenzeer: de kandidaten van het linkse NPF zijn verenigd door de barrage à l’extrême-droite (een schutskring tegen extreemrechts) en zullen zich misschien terugtrekken als ze de verkiezing van een RN-parlementslid mogelijk maken.

De verkiezingen van de Assemblée Nationale zorgen voor een wissel in een van de twee kamers van het Franse parlement. De laatste zeven jaar, met een Macronistische ‘absolute’ dan wel ‘relatieve’ meerderheid, is het gewicht van de indirect gekozen Sénat onverwachts toegenomen. De rechtse meerderheid in het Palais du Luxembourg, waar de Franse senaat zetelt, heeft het de uitvoerende macht flink lastig gemaakt door het parlementair onderzoeksrecht op te eisen in de affaire-Benalla; een affaire rond een lijfwacht van de president, die klappen had uitgedeeld aan een betoger in de marge van een 1 mei-manifestatie. Wellicht zal de Sénat de besluitvorming kunnen vertragen in dossiers waar de rechtse meerderheid hetzij met RN, hetzij met links van mening verschilt.

Met het oog op de Sénat was het niet enkel inhoudelijk, maar ook procedureel logischer geweest om tot een coalitieakkoord te komen tussen de centrumrechtse Les Républicains (LR) en de macronistische meerderheid. LR steunde de pensioenhervorming. Bij de stemming van de migratiewet in december 2023 kwam het compromis in de Commission Mixte Paritaire (CMP) uit de ganzenveer van LR. Bij de herziening van de Franse Grondwet ter bescherming van het recht op zwangerschapsonderbreking is de tekst van LR (une liberté, eerder dan un droit) uiteindelijk aangenomen door het Congres en in de Grondwet terechtgekomen. De Sénat wordt uiteraard niet ontbonden, maar volgt het ritme van de lokale verkiezingen.

Bij de risico’s die de president heeft genomen, noteren veel observatoren de laatste tijd zijn drang om, net als eerder Nicolas Sarkozy, het vocabulaire van extreemrechts over te nemen (zoals hier historicus Patrick Boucheron van het Collège de France). Recente uithalen naar ‘van geslacht veranderen op het gemeentehuis’ of een ‘immigrationistisch’ programma van het NPF komen na een eerdere tournant de l’ordre, waarin de president het ‘gezag’ of het schooluniform ophemelt, en na de recente invoering van de ‘service national universel’, een duur project van verplichte burgerdienst voor jongeren.

 

Tot slot. Geen enkele rationele verklaring lijkt de beslissing van Macron om nu verkiezingen uit te schrijven begrijpelijk te kunnen maken. Het beeld van een door de eigen hofhouding naar de mond geprate, geïsoleerde en narcistische enfant-roi is overal in de media te vinden. Veel linkse kiezers voelen zich bijzonder bekocht, niet enkel omwille van hun steun aan de president in 2017 en 2022, maar ook door een recenter incident rondom de migratiewet.

Deze migratiewet (aangenomen door de Assemblée Nationale op 19 december 2023) werd door de Conseil Constitutionnel grotendeels ongeldig verklaard. Deze uitspraak was door de president ingecalculeerd: het was niet erg indien de wet zou worden aangenomen met de steun van het RN én de stemmen van de presidentiële fractie, want de rechter zou deze wet toch corrigeren, door manifest ongrondwettelijke onderdelen te schrappen. De voorzitter van de Conseil Constitutionnel, Laurent Fabius (voormalig eerste minister van 1984 tot 1986) haalde publiekelijk uit naar een zorgwekkende trend om de hete aardappel door te schuiven naar de rechter. Indien de presidentiële parlementairen inhoudelijke bezwaren hadden tegen bepalingen uit het compromis van de CMP, hadden ze gewoon tegen de migratiewet moeten stemmen, en niet moeten wachten tot de rechter – die hoe dan ook in het vizier wordt genomen door zowel LR als RN – zijn verantwoordelijkheid neemt. Een overwinning van het RN zal uiteraard de druk op de rechter als garant van fundamentele rechten en vrijheden nog verder doen toenemen.

Over de auteurs

Frederik Dhondt

Professor rechtsgeschiedenis en Frankrijkkenner, verbonden aan de Vrije Universiteit te Brussel. In mei 2022 was hij houder van de OVR-wisselleerstoel aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Reacties

Andere blogs van Frederik Dhondt
“President Le Pen” ? Macht en tegenmacht