Wanneer gaat het kabinet eens de klimaatcrisis ‘ervaren’?
Een jaar geleden rapporteerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)—het nationale instituut voor strategische beleidsanalyse op het gebied van milieu, natuur en ruimte—dat het Nederlandse wettelijk vastgelegde klimaatdoel voor 2030 “voor het eerst” in zicht was. Goed nieuws dus! Grotendeels mogelijk gemaakt door voortvarend klimaatbeleid. Voorwaarde bij dat goede nieuws was wel, zo stelde het PBL vorig jaar, dat de toen geldende plannen niet zouden worden afgezwakt door een volgend kabinet en dat ze bovendien “snelle en ambitieuze uitwerking en implementatie” zouden krijgen.
Nu, een jaar later, is het PBL aanmerkelijk minder hoopvol. Op 24 oktober jl. kwam het met weinig verrassend, doch niettemin zeer verontrustend nieuws: het is “heel erg onwaarschijnlijk” dat het Nederland gaat lukken om dat wettelijk vastgelegde klimaatdoel voor 2030—55 procent emissiereductie ten opzichte van 1990 (en het liefst 60 procent)—nog te halen.
Dit heeft uiteraard hoofdzakelijk, zo niet alles, te maken met de verkiezingsuitslag van november 2023 en het feit dat voortvarend klimaatbeleid geen prioriteit—of zelfs maar bestaansrecht—heeft voor de nieuwe regeringspartijen.
De klimaatcrisis bestaat wél echt
Het nieuwe kabinet lijkt de afgelopen maanden vooral bezig te zijn geweest met het voor elkaar proberen te boksen van een rechtsstatelijk gezien zeer dubieuze ‘noodwet’ op het gebied van asiel en migratie—lees bijvoorbeeld wat Ingrid Leijten (Tilburg University) en Samantha Daniels (UvA) daarover zeggen—omdat, aldus de Nederlandse minister-president in laakbare bewoordingen, mensen in Nederland nu eenmaal een asielcrisis “ervaren”.
Nu is het—om met Thomas Rid (Johns Hopkins University) te spreken—in een liberale democratische rechtsstaat als de onze de bedoeling dat allerlei actoren (van rechters tot onderzoeksjournalisten en van empirische wetenschap tot de overheid) een “open epistemische orde” vormen—een politiek systeem dat gefundeerd is op hoeders van feitelijkheid—waarin “feiten boven gevoelens, bewijs boven emoties, en observaties boven meningen” gesteld worden. Dat de zogenaamde asielcrisis enkel “ervaren” wordt en niet daadwerkelijk lijkt te bestaan, zou in dat licht bezien dus zeker niet tot een noodwet mogen leiden.
Wat het kabinet dan ook veel beter zou kunnen gaan ‘ervaren’, en liever vandaag dan morgen, is de klimaatcrisis. Het bestaan dáárvan acht een groot aantal verschillende actoren in die open epistemische orde namelijk wel degelijk zo goed als zeker. Dat is natuurlijk al langer zo, maar moet helaas nog steeds herhaald worden. De aaneenschakeling van recente gebeurtenissen maken die klimaatcrisis bovendien steeds beter met het blote oog zichtbaar. Een greep uit recente nieuwsberichten: “Wetenschappers verbijsterd door onverwacht tempo van opwarming”; “Laagste waterstand ooit gemeten in zijrivier van de Amazone”; “Op één na slechtste oogst in Engeland ooit gemeten”; “Hoogwater in de Maas veroorzaakt overlast, nasleep van orkaan Kirk”; “Top van Fuji nog nooit zo lang zonder sneeuw geweest”; “Brulapen in Mexico vallen dood de boom uit wegens verzengende hittegolf”; en “Hitte, droogte en branden bedreigen het grootste moerasgebied ter wereld” (de Pantanal in Brazilië).
De klimaatcrisis rechtvaardigt overigens niet per se (nu al) een klimaatnoodwet, maar onderstreept wel dat de bestaande juridische verplichtingen onverwijld worden nagekomen, en de beschikbare juridische instrumenten geïmplementeerd. Het—wettelijk vastgelegde, zo herhaal ik nog maar eens—klimaatdoel voor 2030 moet dus worden gehaald.
Twee belangrijke rechtsstatelijke problemen omtrent het niet behalen van gestelde doelen
Het meest in het oog springende fundamentele rechtsstatelijke probleem van het niet behalen van wettelijk gestelde doelen is dat de overheid zelf ook gebonden is aan de wet. Dit cruciale kenmerk van de rechtsstaat (of van de rule of law, zo U wilt) wordt geschonden wanneer de Nederlandse overheid niet vol inzet op het behalen van dat klimaatdoel. Ten eerste is het klimaatdoel zelf wettelijk vastgelegd, en heeft ook het huidige democratisch verkozen kabinet zich eraan gecommitteerd. Ten tweede komen (en zijn) verscheidene grondrechten door de gevolgen van antropogene klimaatverandering wezenlijk in gevaar (waarover later meer).
De rechter kan er uiteraard aan te pas komen om dergelijke schendingen te repareren, maar dan is het dikwijls al te laat (en bovendien zou dat niet moeten hoeven). Daarbij komt nog dat het kabinet voornemens is de mogelijkheden van belangenorganisaties met een ideëel doel om rechtszaken te voeren in het algemeen belang juist in te perken. Dit zou de checks and balances in onze Nederlandse rechtsstaat aanzienlijk verzwakken. Veelzeggend is daarbij, zo merkte Yvonne Hofs (de Volkskrant) scherp op, dat belangenorganisaties met een commercieel doel (dat vaak haaks staat op een ideëel doel) volgens het kabinet niet beperkt hoeven worden in hun mogelijkheden te procederen. Als voorbeelden geeft Hofs Stikstofclaim en Agractie, twee stichtingen die procederen “in het commerciële belang van de gangbare landbouw”. Rob van Gestel (Tilburg University) legt uit dat het moeilijk zal zijn daadwerkelijk een wezenlijke inperking te realiseren gezien het Verdrag van Aarhus, Europese jurisprudentie, en de route van de individuele belanghebbende. Maar dit kabinetsvoornemen suggereert niettemin sterk dat de coalitie het graag aanmerkelijk moeilijker zou willen maken om het niet behalen van te behalen klimaat- en natuur- en milieudoelen aan te vechten, en daarmee dat cruciale kenmerk van de rechtsstaat—ook de overheid is gebonden aan de wet—geweld aan te doen.
Dat gestelde doelen op de gebieden van klimaat, natuur en milieu niet gehaald worden, of zelfs amper nagestreefd, komt helaas veelvuldig voor, en is ook al een traditie die veel ouder is dan ons huidige kabinet. Martijn Duineveld (WUR) en co-auteurs schreven onlangs over “strategische en systemische obstructie van Nederlands klimaatbeleid van 1980 tot nu”, door zowel industrie als statelijke actoren, middels “denialism, het zaaien van twijfel, en lobbying”. In zijn afscheidscollege (hier terug te zien) als hoogleraar Natuurbeschermings- en Waterrecht (Tilburg University) riep Kees Bastmeijer in 2023 op tot “grenzen aan geknoei” en somde hij op hoe vaak, en hoe lang al, allerlei geldende regels op die gebieden worden omzeild, vertraging oplopen, of niet worden gehandhaafd. Wie het nieuws het afgelopen jaar een beetje bijhield, zag met grote regelmaat ook buiten Nederland dergelijke berichten verschijnen: het wereldwijde ontbossingsdoel voor 2030 “raakt uit zicht”; het Europees Parlement wil de Europese ontbossingswet afzwakken en de Europese Commissie wil uitstel (iets waar grote bedrijven als Albert Heijn, Unilever en Mars overigens “woedend” over zijn); grote autofabrikanten “[krabbelen terug] van hun eigen duurzame beloftes”; meerdere Europese regeringen “vertragen (…) ambitieuze klimaatplannen uit vrees daarop bij verkiezingen afgerekend te worden”; BRICS-landen zagen aan klimaatbeleid; er is “meer actie nodig” voor de bescherming van biodiversiteit; de nationale klimaatplannen (NDC’s) van landen schieten volgens de VN enorm tekort; en, last but not least, de 1.5 graad Celsius opwarming—het centrale doel in het Akkoord van Parijs—is inmiddels al een paar maanden gepasseerd.
Een tweede fundamenteel rechtsstatelijk probleem bij het niet halen van de klimaatdoelen mag vaker benadrukt worden, ook door rechtsgeleerden: een goed functionerende democratische rechtsstaat ingebed in goed functionerende inter- en supranationale rechtsordes kan überhaupt maar moeilijk bestaan wanneer het klimaat op hol slaat. Een leefbaar klimaat (en milieu) is met andere woorden, zo schrijft bijvoorbeeld Laura Burgers (UvA), een grondvoorwaarde voor de rechtsstaat. De rechtsstaat komt dus in gevaar wanneer die grondvoorwaarde in gevaar komt.
Dat klimaatverandering (nog verder) zal leiden tot grote vluchtelingenstromen is ironisch gezien de opvattingen over vluchtelingen bij de meeste partijen die klimaatverandering ontkennen of bagatelliseren. Een wrange ‘oplossing’ voor deze kronkel komt al steeds meer in zicht, zo legt onderzoeksjournalist Abrahm Lustgarten uit. Antirechtsstatelijke actoren accepteren de feitelijkheid van klimaatverandering mondjesmaat steeds vaker en omarmen environmentalism steeds vaker omdat dit hen een reden geeft om een soort ‘ecofascisme’ in te stellen waarbij klimaatvluchtelingen buiten de deur kunnen worden gehouden om een hongerdood te sterven. “The planet can be saved”, aldus gebruiker Stephenm85 op het neonazistische internetforum Stormfront, “if non-Whites return to their countries, and if we can reduce their populations.”
Naast de gehele democratisch-rechtsstatelijke orde bedreigt klimaatverandering ook—zo wordt wel reeds vaak geëxpliciteerd—allerlei afzonderlijke grondrechten die geborgd worden in onze rechtsstaat en in de ordes waarin die is ingebed. Het College van de Rechten van de Mens waarschuwde 5 november jl. dan ook dat het missen, door het huidige kabinetsbeleid, van het wettelijk vastgelegde doel voor 2030 “serieuze gevolgen voor onze mensenrechten” heeft. Het College wijst erop dat het kabinet hierom “snel, forse maatregelen” moet nemen, “op tijdige, passende en consistente wijze” moet “handelen bij het opstellen en uitvoeren van klimaatregelgeving en maatregelen”, dat de maatregelen “daadwerkelijk in staat [moeten] zijn om de bestaande en potentiële onomkeerbare, toekomstige effecten van klimaatverandering tegen te gaan”, en dat “het kabinet ruimschoots budget beschikbaar [zal] moeten stellen”.
Spagaat
Een belangrijk detail in deze oproep van het College was dat de overheid klimaatbeleid moet “baseren op de best beschikbare wetenschap”. Dit is voor de denialist en delayist partijen in het huidige kabinet knap lastig. (Voor een uitgebreidere uitleg over hoe denialist en/of delayist de politieke visies van de regeringspartijen zijn, verwijs ik terug naar mijn eerdere blogartikel.)
Verwarrend bij het schrijven van een blogartikel over het klimaatbeleid van het huidige kabinet is dan ook dat het kabinet zich in een spagaat bevindt. Het houdt weliswaar vol gecommitteerd te zijn aan het klimaatdoel van 2030, omdat dit is afgesproken in het hoofdlijnenakkoord, maar de coalitie bestaat tegelijkertijd in aanzienlijke mate uit denialists en/of delayists. “[W]e hebben onze handtekening gezet onder het hoofdlijnenakkoord” waarin staat “dat de huidige klimaatdoelen blijven bestaan”, aldus Kamerlid Kops van de PVV, de partij die ondertussen niet ‘gelooft’ in antropogene klimaatverandering en in haar verkiezingsprogramma schreef dat “[d]e Klimaatwet, het Klimaatakkoord en alle klimaatmaatregelen (…) direct door de shredder” moeten. PVV-minister Madlener van Infrastructuur en Waterstaat, een cruciaal ministerie op het gebied van bijvoorbeeld klimaatadaptatie, werd op 18 november jl. door Kamerlid Bamenga (D66) gevraagd om duidelijker stelling te nemen tegen des- en misinformatie op het gebied van klimaatverandering. Daarop zei minister Madlener dat “iedereen (…) zijn eigen complottheorie, zijn eigen geloof” heeft, dat we “het gezonde verstand moeten laten zegevieren” boven allerlei “theorieën” en dat we niet moeten willen vaststellen “wie gelijk heeft en wie niet”, omdat de klimaatwetenschap “nog niet helemaal uitgekristalliseerd is”. BBB-leider Van der Plas zei tijdens het debat over het eindverslag van de informateurs op 22 mei jl. dat ze “net nog een stuk [had] gelezen over het uitsterven van de dinosaurussen”, en dat “in die tijd dat dinosauriërs hier leefden, dat we een heel ander klimaat hadden”. “Antarctica”, aldus Van der Plas, “is ook ooit tropisch geweest” (vanaf 4’51”22). Ze zegt daarmee weliswaar niet dat klimaatverandering niet plaatsvindt, maar leidt natuurlijk nadrukkelijk de aandacht af van de menselijke oorsprong van de huidige vorm van klimaatverandering, een feit waarover meer dan 99% klimaatwetenschappelijke consensus bestaat. Als je die menselijke oorsprong miskent, negeer je de problematische menselijke oorzaken—waaronder ook veeteelt—die moeten worden aangepakt.
Vanuit deze spagaat tussen enerzijds volhouden dat er niet aan de doelen getornd wordt, en anderzijds volhouden dat het probleem ofwel niet bestaat ofwel geen menselijke oorzaak heeft (hetgeen die doelen vervolgens weer onzinnig zou maken), moet het dan ook behoorlijk moeilijk zijn om beleid te voeren dat het wettelijk vastgelegde doel van 2030 weer in zicht brengt. Het was dan ook voorzienbaar dat, toen Minister Hermans van Klimaat en Groene Groei naar aanleiding van het PBL-rapport (nog niet heel concrete) ‘aanvullende klimaatmaatregelen’ aangekondigde, de hakken in het zand gingen. De PVV riep onmiddellijk op tot “herbezinning”, en PVV-Kamerlid Kops noemde het klimaatdoel een “papieren werkelijkheid”. Kamerlid Vermeer van de BBB wil “pas op de plaats” en “een pitsstop”, omdat klimaatbeleid “realistisch” moet zijn en het niet “duurder mag worden voor de burger”. Vermeers wensen zijn in de regel tegenstrijdig met elkaar: hoe meer pitsstops tijdens het mitigeren van klimaatverandering, hoe duurder het uiteindelijk zal worden. Een voorbeeld: het smelten van permafrost en ijs in de Noordpoolcirkel zal tussen de 25.000 en de 67.000 miljard dollar aan economische impact kosten (waarbij geldt: hoe meer opwarming, hoe duurder), zo werd voorgerekend in Nature Communications.
Zéggen dat je de klimaatdoelen wilt behalen, maar ondertussen vooral traineren en ‘herbezinnen’ en ‘pitsstops’ maken, valt niet met elkaar te rijmen.
Wensdenken en uitstelgedrag helpen niet
Bij het bereiken van de emissiereductiedoelen kan van alles helpen. Een dagelijkse teller op de voorpagina’s van kranten (en een wekelijkse in talkshows) die de atmosferische CO2-concentratie aangeeft, bijvoorbeeld. Toegang tot de rechter voor belangenorganisaties met een ideëel doel (blijven) faciliteren. De link tussen de rechtsstaat als zodanig en klimaatverandering benadrukken (‘klimaat’ komt maar heel kort terug in de rechtsstatelijke toets van het Regeerprogramma 2024 door de Nederlandse Orde van Advocaten). Het tegengaan van des- en misinformatie over het klimaat, door regelgeving, door inhoudelijke tegenspraak, maar ook door gebruik van humor en games en van ‘pre-bunking’. Ook het verbeteren van vertrouwen in de overheid en instituties is belangrijk.
Wat niet helpt bij het bereiken van de emissiereductiedoelen, is wensdenken en uitstelgedrag door de overheid.
Uitstoot ‘compenseren’ met planten, andere natuurlijke carbon sinks (“Bomen en land absorbeerden bijna geen CO2 vorig jaar”, schreef The Guardian), of vaak overigens nog vrij experimentele technieken als carbon capture and storage (CCS) en carbon dioxide removal (CDR) is op zich belangrijk. Maar compenseren is niet afdoende wanneer niet ook de uitstoot drastisch wordt verlaagd. Het compenseren van uitstoot al te centraal stellen, leidt af van dat belangrijkste doel van emissiereductie.
Kerncentrales zijn vaak nodig als backbone van de energievoorziening, en het is geen goed idee ze te sluiten wanneer ze al staan en goed functioneren. Maar te veel hoop vestigen op kernenergie kan—net als bij uitstootcompensatie dus—heel eenvoudig afleiden van wat het belangrijkste doel is: zo snel mogelijk drastische emissiereductie. Vaak wordt er geschermd met pas over een decennium of twee te bouwen kerncentrales—Follow the Money schreef onlangs: “kerncentrales zijn veel duurder dan [ons] kabinet beweert – en de burger betaalt”—of experimentele nucleaire technieken als Small Modular Reactors, waar de regering zich enthousiast over toont, maar die nog niet bestaan.
Conclusie
Onlangs werden 380 “top climate scientists” gevraagd naar hun visies op de toekomst—die waren niet rooskleurig. Maar liefst 75% van hen gaf aan dat een gebrek aan “politieke wil” de belangrijkste oorzaak was voor de trage emissiereductie (60% wees ook naar commerciële belangen). Die wil is ook niet genoeg aanwezig bij het huidige kabinet. Dit heeft ernstige implicaties en gevolgen voor onze democratische rechtsstaat.
Het is dan ook in zekere zin best simpel, maar het moet blijkbaar toch nog steeds gezegd worden: de Nederlandse overheid—net zoals alle overheden, zo schrijven de wetenschappers achter het Emissions Gap Report 2024 van de Verenigde Naties dat net als het PBL-rapport op 24 oktober jl. uitkwam—moet “zich volledig storten op het verminderen van de uitstoot”. Het kabinet moet de klimaatcrisis nu echt gaan ervaren, en daar ook aan worden gehouden.
Reacties