Wat zou Gorbatsjov denken?
Deze maand werd Michaël Gorbatsjov, de laatste Sovjetleider, 91 jaar. Samen met de gewezen Amerikaanse buitenlandminister James Baker is hij de laatste van de grote leiders die de Europese ordening aan het einde van de Koude Oorlog vormgaven.
Tot op vandaag houdt de controverse rond de historische betekenis van Gorbatsjov aan. Voor velen in het Westen is hij de man die de deur openzette voor de bevrijding van de Oostbloklanden van het Sovjetjuk en de weg bereidde voor de ineenstorting van het communistisch regime in Moskou en de Sovjet-Unie. Daarmee maakte hij een einde aan de tweedeling in Europa die na 1945 was ontstaan en liet hij de vreedzame economische en institutionele eenmaking van Europa toe … zonder Rusland. Voor vele Russen is hij de man die het Russische rijk en de Russische veiligheidspositie, die de Sovjet-Unie ten koste van 27 miljoen doden verwierf in de ‘Grote Patriottische Oorlog’ (1941-45), verkwanselde en een periode van chaos en verval in eigen land inzette. Als Poetin de ineenstorting van de Sovjet-Unie ‘de grootste geopolitieke catastrofe van de eeuw’ noemt, is dat een stevige vingerwijzing naar Gorbatsjov. Of zoals hij het in 2000 op mildere toon uitdrukte: ‘Om eerlijk te zijn, ik betreurde alleen dat de Sovjet-Unie haar positie in Europa had verloren, al begreep ik intellectueel wel dat een positie die was gebouwd op scheidingsmuren niet kon blijven duren. Maar ik wilde dat er iets voor in de plaats was gekomen. En er werd geen alternatief voorgesteld. Ze lieten gewoon alles vallen en gingen weg’.
De historische controverse rond de figuur van Gorbatsjov zal niet snel gaan liggen. Ze weerspiegelt de kloof tussen de visies van beide zijden van de Russisch-Europese grens over de Europese vredesorde na 1990. Die kloof loopt ook al jaren door het denken, en het gemoed, van Gorbatsjov zelf, zoals blijkt uit zijn vele geschriften. Aan de ene kant blijft Gorbatsjov trots dat hij de deur naar de democratie opende in zijn land, al stelt hij nu dat het ‘100 jaar’ kan duren voor het proces van democratisering voltooid zal zijn. Aan de andere kant is hij bitter dat het Westen zijn bereidheid om de Koude Oorlog in dialoog te beëindigen omboog in een eenzijdige overwinning van het Westen, en een nieuwe vredesordening bouwde voor Europa zonder plaats voor Rusland.
Hiermee erkent Gorbatsjov dat hij wel de wegbereider was voor het einde van de Koude Oorlog, maar niet de architect van de nieuwe Europese vredesordening. Daarover had hij wel een visie, maar deze haalde het niet.
Het einde van de Koude Oorlog werd gekleurd door een confrontatie tussen twee tegengestelde visies over de toekomst van Europa: die van Gorbatsjov over het ‘Gemeenschappelijke Europese Huis’, en die van de belangrijkste architect van Europa na 1990, de Amerikaanse president George H.W. Bush, ‘Europe whole and free’.
In de visie van Gorbatsjov zou het ‘Gemeenschappelijke Huis van Europa’ zich uitstrekken van de Atlantische Oceaan tot Vladivostok. Het zou een Europa zijn van soevereine staten die, op basis van zijn lezing van het recht op zelfbeschikking, elk hun eigen sociaaleconomisch en politiek systeem konden ontwikkelen. Het zou een appartement zijn met vele kamers, die allemaal in hun eigen kleur waren geschilderd. Van dieprood in het oosten tot – voorlopig – diepblauw in het verre westen, in het Verenigd Koninkrijk van Margret Thatcher. In de plaats van confrontatie tussen twee blokken zou er samenwerking tussen individuele landen komen, onder de koepel van een nieuwe Europese veiligheidsorganisatie. Dat betekende dat de militaire allianties, de NAVO en het Warschau Pact, moesten verdwijnen en plaatsmaken voor een soort regionale VN, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Op termijn moesten ook alle buitenlandse troepen uit Europa verdwijnen; de Amerikaanse 5000 kilometer over de oceaan, de Sovjettroepen 500 kilometer naar het oosten.
Tegenover deze visie plaatste Bush in de lente van 1989 zijn visie van ‘Europa één en vrij’. Volgens hem zou de Koude Oorlog enkel eindigen indien heel Europa – waarbij het niet altijd duidelijk was of hij daar de Sovjet-Unie zelf bij rekende – het Westerse constitutionele systeem van meerpartijendemocratie, rechtsstaat, mensenrechten en vrije markteconomie zou omarmen. De westerse instellingen die aan het begin van de Koude Oorlog waren opgericht – de Raad van Europa, de Europese Gemeenschap en de NAVO – moesten blijven bestaan. Meteen lag in die visie de onuitgesproken logica van hun latere uitbreiding naar het oosten. Voor Bush was het voortbestaan van de NAVO cruciaal. Het was de conditio sine qua non voor zijn steun aan de dialoog met Gorbatsjov en de Duitse eenmaking. De NAVO was het institutionele kader voor de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Europa, die Bush zag als de enige garantie tegen een derde Europese zelfmoordpoging na die van 1914 en 1939.
De snelle eenmaking van Duitsland, binnen het jaar na de val van de Berlijnse Muur, door de opname van het grondgebied van Oost-Duitsland binnen de bestaande structuren van de West-Duitse Bondsrepubliek, betekende de overwinning van de visie van Bush op die van Gorbatsjov. De Sovjetpresident, die intussen voor het voortbestaan van zijn regime en land vocht en politiek overleefde dankzij zijn goede banden met het Westen, aanvaardde zowel de Duitse eenmaking als het volwaardige lidmaatschap van het hele eengemaakte Duitsland binnen de NAVO op basis van de westerse lezing van het recht of zelfbeschikking: het recht van een volk om zijn nationaal statuut en internationale allianties te kiezen op basis van democratische besluitvorming. De westerse overwinning werd in november 1990 bezegeld in het Charter voor een Nieuw Europa op een top in Parijs. Het Charter bepaalde dat in Europa alleen plaats was voor het westerse constitutionele model. Gorbatsjov, nog steeds de niet verkozen president van de Sovjet-Unie, plaatste met zwier zijn handtekening onder een tekst die ‘Europe whole and free’ expliciet noemde.
De snelle Duitse eenmaking binnen de structuren van de Bondsrepubliek Duitsland, de machtigste instelling die het Westen oprichtte aan het einde van de jaren 1940 met het oog op de confrontatie met de Sovjet-Unie, droeg in zich al de logica van een versterking én de uitbreiding van de westerse Europese instituties. De Raad van Europa gooide meteen de deuren open voor landen uit het voormalige Oostblok. De snelle omvorming van de Europese Gemeenschap tot de Europese Unie was een voorwaarde van de Franse president om zijn steun te geven aan de Duitse eenmaking. Het zou nog jaren duren voor de uitbreiding van de NAVO en de EU naar het oosten een feit werden, en er waren vele momenten waarop men een andere weg had kunnen inslaan, maar de afwikkeling van de Koude Oorlog en de Duitse eenmaking gaven aan de uitbreiding een sterk ideologisch fundament. Thatcher, die haar afkeer voor de Duitse eenmaking nooit verborg, waarschuwde meermaals. Voor haar betekende de Duitse eenmaking dat het doemscenario van een meer verregaande Europese integratie onvermijdelijk was. De prijs daarvoor, zo orakelde ze aan niemand die het wilde horen, zou de uitsluiting van het Verenigd Koninkrijk en Rusland zijn.
Vandaag wordt de uitbreiding van de NAVO met de vroegere satellietstaten en met de Baltische landen door velen genoemd als de oorzaak bij uitstek van Poetins confrontatie met het Westen. Toch zit daar niet de diepere oorzaak van de nieuwe confrontatie. De uitbreiding van de NAVO, of een andere vorm van Amerikaanse veiligheidsgarantie voor vroegere Sovjetsatellieten en de Baltische republieken die het Europese constitutionele project omarmden, was zo goed als onvermijdelijk. Het zou getuigen van een bijzondere mate van naïviteit en onbekendheid met het Russische historische zelfbeeld – twee kwalificaties waaraan helaas vele West-Europese leiders en opiniemakers tot voor zeer kort beantwoordden – om niet te verwachten dat Rusland op enig moment zou proberen haar invloed over de oude Sovjetrepublieken of zelfs de vroegere satellieten te herwinnen. Daartegen is ook democratie geen garantie. En het is op de duur onhoudbaar een regionale vredesordening te bouwen op het constitutionele model van democratie, rechtsstaat en zelfbeschikking en deze collectief te beschermen, om dan bepaalde landen van deze bescherming uit te sluiten.
De NAVO vormt, ook na de uitbreiding, geen bedreiging voor Rusland; het Westen vormt geen bedreiging voor Rusland. De NAVO vormt een rem op elke wens of poging van Rusland om andere landen aan haar dominantie te onderwerpen. Maar het Westen vormt wel degelijk een bedreiging voor het regime van Poetin; het cruciale woord is hier democratie.
De logica van het voortbestaan, de versterking en de toekomstige uitbreiding van de westerse Koude Oorlogsinstellingen uit 1990 was onlosmakelijk verbonden met de idee van de constitutionele eenmaking van Europa: de verspreiding van democratie en rechtsstaat. Maar zoals Thatcher terecht aanvoelde, zat er in het systeem van meet af aan een weeffout. Er was geen duidelijke plaats voor de Sovjet-Unie, en later Rusland, voorzien.
Binnen de visie van 1990 laat de Rusland-strategie van het Westen zich uiteindelijk samenvatten als de vage hoop dat de Sovjet-Unie op termijn zelf het westerse constitutionele systeem zou omarmen, en zich zou conformeren aan de westerse veiligheidscultuur. De mislukking van de coup van augustus 1991 van enkele kopstukken van de Communistische Partij, het leger en de KGB, en de ineenstorting van de Sovjet-Unie leken die hoop te rechtvaardigen. Het is niet dat er geen reeks flankerende maatregelen werden genomen, of er geen institutionele kaders werden voorzien, om de relatie tussen het Westers bondgenootschap en Rusland te managen. Maar uiteindelijk stond of viel de toekomst van deze relatie met de vraag of Rusland werkelijk een marktdemocratie zou worden. Gebeurde dit, dan zou Rusland uiteindelijk een plaats vinden binnen de Europese vredesconstellatie, zo was de redenering.
Het Westen hoeft zichzelf niet te verwijten dat de democratie in Rusland (nog) niet is kunnen doorbreken. Maar het kan zichzelf wel verwijten dat het, toen de transitie naar democratie haperde – al in de vroege jaren 1990 – en daarna door Poetin vanaf 2004 werd teruggedraaid, de gevolgen van de daaruit voortvloeiende uitsluiting van Rusland uit de Europese constellatie heeft genegeerd. Toen de hoop op een snelle overname door Rusland van het westerse constitutionele model vervloog, had het meteen duidelijk moeten zijn dat een geopolitieke confrontatie onvermijdelijk was omdat de democratisering van Rusland, hoezeer ook een vrome wens in 1990, een onlosmakelijk onderdeel van de beoogde nieuwe vredesordening was; het was zelfs de centrale stelling uit het Charter voor een Nieuw Europa. Door dit onvoldoende te onderkennen heeft men ook nagelaten een veiligheidsarchitectuur rond deze confrontatie op te bouwen. Daardoor zijn vele jaren verloren gegaan. Jaren, vóór de oorlog in Georgië, waarin men de confrontatie nog in een dialoog tussen gelijken had kunnen managen; en bijna vijftien jaren, sinds de oorlog in Georgië, waar het Westen vele kansen heeft laten liggen om Russische agressie te stoppen, of tenminste eenduidiger te ontraden. De prijs voor wat men de ‘grootste geopolitieke zelfbegoocheling’ van de recente geschiedenis kan noemen, wordt nu betaald door miljoenen burgers en soldaten in Oekraïne. Een nieuwe Koude Oorlog is op korte tijd het beste waar we kunnen op hopen. Gorbatsjov heeft de voorbije decennia nochtans vaak gewaarschuwd voor de diepte van de kloof tussen de Rusland en het Westen. Wie hem las of beluisterde, kon niet uit onder de kille vaststelling dat zelfs hij zich door het Westen in de steek gelaten voelde.
Reacties