Zomerreeks #14: Onrechtvaardigheid bestrijden als kerntaak van de democratische rechtsstaat: een inleiding tot Judith Shklars The Faces of Injustice
Onrechtvaardigheid is meer dan de afwezigheid van rechtvaardigheid. Het is een fenomeen dat op zichzelf bestudeerd dient te worden. Dit is de stelling van Judith Shklars invloedrijke boek The Faces of Injustice uit 1990. En er zijn weinig boeken voordien of na de publicatie ervan geweest die onrechtvaardigheid, en de impact daarvan op het gemoed van mensen, grondiger hebben beschreven en geanalyseerd. In tegenstelling tot veel andere bekende politieke denkers uit de vorige eeuw, bouwde Shklar geen grootse theorie waarmee we een perfectie benaderende staat van rechtvaardigheid kunnen nastreven. Zij trachtte veeleer te luisteren naar de slachtoffers van onrechtvaardigheid en daaruit op te maken wat deze zouden moeten kunnen verwachten van de staten waarin zij wonen. Deze focus was er één die voortkwam uit Shklars eigen leven en haar eerdere werk. En die focus is sindsdien zeer invloedrijk gebleken in de politieke en rechtsfilosofie.
Het leven en werk van Judith Shklar
Judith Nisse Shklar kwam in 1928 ter wereld in een gezin met een Joodse achtergrond in Letland, maar al vroeg in haar leven zag haar familie zich gedwongen hun thuisland te ontvluchten. Uiteindelijk genoot zij haar eerste universitaire vorming in Canada vooraleer zij verder studeerde in de Verenigde Staten. Hier had Shklar academisch succes en zij inspireerde en begeleidde hele generaties studenten en denkers. Toch bleef zij zich een buitenstaander voelen, een ‘balling van ballingschap’. Dit perspectief als buitenstaander beïnvloedde ook haar denken. Zij zou onder meer een leven lang kritische bespiegelingen blijven schrijven op de gangbare opvattingen omtrent de beperkingen en de mogelijkheden van politiek handelen.
In haar publicaties laat Shklar zich dan ook kennen als een sceptisch filosoof die Utopia inruilt voor realistischer denkwijzen. Bovenal was zij zich ervan bewust dat onrechtvaardigheid voortdurend plaatsvindt: het was en is de normale stand van zaken. Toch werd zij zelden als zodanig behandeld door toenmalige liberale denkers. Shklar spoorde deze denkers daarom aan om onrechtvaardigheid niet te verzaken in hun onderzoek. In het verlengde hiervan stelde zij in haar eerste klassieke werk, Ordinary Vices uit 1984, dat een democratische rechtsstaat zich niet moet richten op het summum bonum – het hoogste goed – maar het summum malum – het hoogste kwaad, waaronder wreedheid. Zij ijverde vervolgens voor wat zij ‘het vreesgerichte liberalisme’ (Engels: the liberalism of fear) noemde. In deze interpretatie van het liberalisme staan het voorkomen en remediëren van menselijk lijden centraal. Deze interpretatie omvat ook een psychologisch element, de ervaringen van de slachtoffers van onrechtvaardigheid. Om aan die ervaringen recht te doen, moet de staat ten eerste wangedrag bij zichzelf en diens instituties verhoeden – zoals corruptie en discriminatie – teneinde niet zelf actief bij te dragen aan onrechtvaardigheid. Daarnaast moet de staat adequaat handelen om het leed en de wreedheden die bijvoorbeeld voortkomen uit natuurrampen en het gedrag van private individuen en collectieve entiteiten, aan te pakken. Want een dergelijk leed en zulke wreedheden negeren zou betekenen dat de staat onrechtvaardigheid in stand laat en daarmee passief onrechtvaardig is. Deze nadruk op onrechtvaardigheid bestrijden als een belangrijke verantwoordelijkheid van de democratische rechtsstaat komt misschien wel het meest overtuigend naar voren in The Faces of Injustice.
The Faces of Injustice
In The Faces of Injustice behandelt Shklar drie met elkaar samenhangende onderwerpen: het verschil tussen pech en onrechtvaardigheid; onze gerechtvaardigde verwachtingen van de staten waarin wij leven inzake het voorkomen en remediëren van onrechtvaardigheid; en het belang van ruimte bieden voor het relaas van slachtoffers van onrechtvaardigheid – of we hen nu kunnen helpen of niet. Hierbij richt Shklar zich, zoals gezegd, op de democratische rechtsstaat. Deze is volgens haar het beste toegerust op het bestrijden van onrechtvaardigheid. Een democratische rechtsstaat zal namelijk op onrechtvaardigheid moeten reageren met oplossingen en niet onderdrukking of de doofpot. De verantwoordelijkheden die de instituties van zulke staten op zich hebben genomen, alsmede de rechten en plichten van diens burgers, laten een democratische rechtsstaat geen andere keus.
Het eerste onderwerp dat in The Faces of Injustice behandeld wordt, de vraag naar wat onrechtvaardig is en wat pech, zal op het eerste gezicht niet heel moeilijk lijken voor de meesten van ons. Veel mensen, vermoed Shklar, zullen vrijwel automatisch de scheidslijn bij moedwilligheid leggen. Als er een schuldige aan te wijzen valt – zoals bijvoorbeeld bij discriminatoir handelen – spreekt men van onrechtvaardigheid, maar zaken als aardbevingen zijn natuurfenomenen. Die kunnen niet aan iemands handelen worden toegerekend en overkomen ons simpelweg. Zulke schijnbaar intuïtieve onderscheiden, stelt Shklar, zijn zowel kunstmatig alsook politiek ingestoken. Want de aardbeving was misschien wel niet te voorkomen, maar of de huizen bestand waren tegen een dergelijke ramp, hoe goed de hulpverlening nadien georganiseerd werd en in hoeverre de daadwerkelijke wensen van de slachtoffers worden meegenomen in het daaropvolgende beleid, zijn kwesties van onrechtvaardigheid. Als de staat en diens instituties hierin onvoldoende hun verantwoordelijkheid nemen, is er namelijk sprake van de reeds genoemde passieve variant van onrechtvaardigheid. Shklar bepleit daarom dat we deze passieve onrechtvaardigheid – net als de actievere variëteit, natuurlijk – betrekken bij wat wij zouden mogen verwachten van een democratische rechtsstaat.
Betekent dit echter dat alle ellende die ons overkomt onrechtvaardig is, omdat de staat dit had kunnen voorkomen of zou kunnen remediëren? Nee, sommige lotgevallen zullen pech blijven. Want een staat die al te diep ingrijpt in de levens van burgers handelt op een andere wijze weer onrechtvaardig. Niet alleen kan een gebrek aan invloed over het eigen leven als een vorm van lijden worden beschouwd, maar een ongebreidelde staat heeft ook meer gelegenheid om actief onrechtvaardig te handelen. Daarom nam Shklars hierboven besproken vreesgerichte liberalisme bijvoorbeeld lijden als ondergrens waarbij de staat pas kan ingrijpen. Daarnaast kunnen sommige vormen van onrechtvaardigheid niet door de staat alleen worden opgelost. Toch zullen we met een grotere rol voor onrechtvaardigheid in het algemeen en passieve onrechtvaardigheid in het bijzonder onze gerechtvaardigde verwachtingen van de democratische rechtsstaat wel moeten bijstellen. Het begrippenpaar ‘onvermijdelijk’ en ‘noodzakelijk’ zal onder andere kritischer moeten worden bekeken wanneer daarmee beleid onderbouwd wordt. Want een beroep op onvermijdelijkheid verhult vaak een onwil om onrechtvaardigheid te bestrijden en het aanhalen van noodzaak kan juist wreedheid maskeren. Shklar laat bijvoorbeeld op hartverscheurende wijze zien hoe de juridische legitimatie van onder meer racisme en misogynie lang als onvermijdelijk en noodzakelijk werd beschouwd door de machthebbers van de Verenigde Staten. En dergelijke denkwijzen spelen wellicht ook een rol bij huidige misstanden. Of de actieve en passieve onrechtvaardigheid die mensen ervaren wordt aangepakt, mag volgens The Faces of Injustice dan ook niet afhangen van hun politieke invloed en de mate waarin zij reeds geaccepteerd worden.
En dat maakt het geven van een podium aan mensen die zeggen dat zij slachtoffer zijn van onrechtvaardigheid zo belangrijk. Immers, het is als persoon die onrechtvaardigheid aan den lijve ondervindt veelal reeds moeilijk genoeg om je uit te spreken. Men is meestal ondergedompeld in de maatschappelijke mores die aan de basis staan van deze ervaringen en de samenleving verkiest maar al te vaak de lieve vrede boven onrechtvaardigheid bestrijden. Het luisteren naar slachtoffers kan scherper voor het voetlicht brengen wat we van de staat en diens instituties zouden moeten kunnen verwachten indien deze zowel actieve als passieve onrechtvaardigheid serieus nemen. Dit geeft ons ook handvatten om na te gaan of er sprake is van onrechtvaardigheid buiten de geëigende intuïties om. Deze richten zich, zoals gezegd, voornamelijk op aanwijsbare schuldigen. Maar ook zonder duidelijke daders moeten misstanden worden aangepakt.
De voorgaande observaties krabbelen slechts aan de oppervlakte van wat The Faces of Injustice te bieden heeft. Naast de verantwoordelijkheid van de staat omtrent onrechtvaardigheid gaat het boek bijvoorbeeld ook in op wat we van onze medeburgers in dit verband zouden mogen verwachten. Het is mede deze rijkdom die The Faces of Injustice zo invloedrijk heeft gemaakt.
De invloed van The Faces of Injustices
Men zegt wel dat de beste filosofische boeken zich kenmerken door het feit dat zij voor elk nieuw tijdvak relevante inzichten bieden. The Faces of Injustice werd al bij verschijning als zodanig geprezen – zelfs in meer kritische besprekingen, zoals Martha Nussbaums passend getitelde recensie ‘The Misfortune Teller’. Maar ook in recente terugblikken op Shklars werk, zoals de bundel Between Utopia and Realism onder redactie van Samantha Ashenden en Andreas Hess, en in de geschiedschrijving van het naoorlogse liberalisme, zoals Katrina Forresters In the Shadow of Justice, worden het belang en de invloed van dit boek erkent. Deze invloed betreft zowel het denken over de taken die een democratische rechtsstaat dient te vervullen als de ideeën over de beperkingen die deze daarbij in acht moet nemen.
Maar de voornaamste nalatenschap van The Faces of Injustice, is waarschijnlijk de aandacht voor passieve onrechtvaardigheid die erin te vinden is. De belangrijkste les die we uit dit boek kunnen trekken is dan ook dat de mogelijkheid dat een democratische rechtsstaat menselijk lijden onvoldoende tracht te voorkomen, of zonder goede reden laat voortbestaan, net zozeer van belang is voor ons denken over het recht en de staat als de mogelijkheid dat deze actief onrechtvaardigheid de wereld in brengt. Als we deze beide varianten van onrechtvaardigheid afdoende willen bestrijden is het luisteren naar de verhalen van mensen die zulks hebben ervaren onmisbaar. Zij zijn de spreekwoordelijke kanaries in de kolenmijn, of we dit beseffen of niet.
Reacties