Terug naar overzicht

Zomerreeks #2: Het volk op de barricaden: Sieyès’ ‘Wat is de derde stand?’


Vele tienduizenden trekken weer naar de theaters om te kijken naar het volk op de barricaden. Les Misérables, de musicalbewerking van Victor Hugos meesterwerk, staat namelijk weer op de Nederlandse podia. De meeste bezoekers zullen zwelgen in de romantische verhaallijn van Eponines onbeantwoorde liefde voor Marius en hoe tussen alle ellende juist wel iets moois opbloeit tussen Marius en Cosette. Misschien herkennen bezoekers ook nog de aloude vraag of het kwaad onuitwisbaar in de mens (in de persoon van Jean Valjean) huist of dat hij zijn leven kan beteren als hij daar de kans toe krijgt. En dan dat volk op de barricaden. De spectaculaire scenes met musketvuur en kanongebulder, heroïsche poses van studenten en arbeiders die het opnemen tegen geoefende soldaten, hopend op die wereld waar alles beter zal zijn. Het is waar Eponine sterft in de armen van Marius – dat dan toch maar wel. Die barricaden zullen het publiek niet ontgaan. Maar hoe velen zullen het historische moment herkennen, laat staan het constitutionele belang ervan?

Dat moment van het volk op de barricaden heeft Hugo namelijk niet verzonnen. Hij was ooggetuige van de republikeinse opstand van juni 1832. Nog geen twee jaar daarvoor hadden vergelijkbare onlusten Louis Philippe koning gemaakt; liberaal gezind maar monarch niettemin. En precies dat laatste zinde radicale republikeinen niet. Zij meenden hun kans te zien in de massale begrafenisstoet voor een geliefde generaal. Het duurde nog geen twee dagen. De juniopstand van 1832 bracht politiek noch constitutioneel enige verandering; we hielden er dus wel een mooi boek en een populaire musical aan over.

Maar toch, het volk op de barricaden. Het zal geen toeval zijn dat de styling van Eponine in de musical sterk doet denken aan het iconische beeld van La Liberté guidant le peuple. Dat schilderij van Eugène Delacroix over de julirevolutie van 1830. Voor de Parijzenaar van 1832 was het geen ongebruikelijke aanblik. Hugo herinnert ons aan een Frankrijk dat al decennia instabiel was en dat nog decennia zou blijven. Tussen 1788 en 1800 was het elk jaar wel een paar keer prijs; en dus ook in 1830. De revolutie van 1848 moest nog komen, net als de Commune van 1871. Het volk stond in die tijd nogal vaak op de barricaden.

Voor revolutionairen is ‘het volk’ altijd een sterk referentiepunt om hun acties te rechtvaardigen. Populisten beweren steeds namens ‘het volk’ te spreken; en dat ook beter te kunnen doen dan de zittende machthebbers. Het is steeds weer: ‘Wir sind das Volk’. Net zo presenteerden de Franse revolutionairen zich als vertegenwoordigers van het Franse volk. De mensen- en burgerrechtenverklaring van 1789 en de radicale grondwet van 1793 werden gegoten in de vorm van een verklaring van ‘het Franse volk’. Die stijlfiguur waarin opstellers ‘het volk’ in de grondwet opvoeren als spreker, werd in de grondwet van 1795 en latere constitutionele documenten nog eens herhaald. Met de restauratie van de monarchie in 1815 verdween ze, om in de republikeinse grondwet van 1848 weer op te duiken. Daarmee was de stijlfiguur terug in het hoogste staatsdocument; en dat is in de huidige Franse grondwet, die van 1958, nog het geval.

De Fransen staan niet alleen met verwijzingen naar ‘het volk’ als legitimerende basis voor het staatsgezag. Zo ongeveer op hetzelfde moment dat zij hun revolutie begonnen, kwam er aan de overkant van de Atlantische Oceaan een grondwet die begint met: ‘We the people’. In de eerste Nederlandse grondwet – de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798) – lieten de schrijvers dat volk in de tekst van alles verklaren. Een van de bijzondere kanten van de revoluties van de late achttiende eeuw is dat ze de vraag wie dat volk eigenlijk was en hoe het kan spreken, van onmiddellijk praktisch belang maakten.

En zo kom ik bij dat ‘grote boek’ waarover ik het met u wil hebben – of eigenlijk een pamflet: Qu’est-ce que le tiers état? (Wat is de derde stand?). Emmanuel-Joseph Sieyès (1748-1836)  publiceerde het begin 1789 als bijdrage aan een polemiek over de samenstelling en werkwijze van de Staten-Generaal. Een hervormingsbeweging zag haar kans schoon toen de koninklijke regering eind jaren 1780 verstrikt raakte in een financiële crisis; zodanig dat ze moest toegeven aan de roep om de Staten-Generaal. Die oude institutie zou het platform worden om hervormingsgezinde krachten te articuleren, kanaliseren en mobiliseren. Maar zover was het in de winter van 1788-1789 nog niet. Er waren ook tegenkrachten. Daarmee moest een robbertje gevochten worden over wie de vergadering zou beheersen. De pamfletten van Sieyès uit 1789 waren bedoeld om hervormers gelegitimeerd de vrije hand te geven én om conservatieve krachten uit positie te brengen. Daarvoor voerde hij het volk ten tonele.

Hét doel van Qu’est-ce que le tiers état? is om de derde stand, een van de kamers van de Staten-Generaal, te presenteren als de ware en enige vertegenwoordiger van het volk. Oftewel om aan te tonen dat dit deel als enige een aanspraak had om namens het volk een grondwet te maken en zo de staat te hervormen. De traditionele procedures voor de Staten-Generaal zouden de adel in staat stellen om de vergadering te beheersen. Dat wilden Sieyès en de zijnen niet. Daarom kwam hij met een visie op grondwetsherziening die de twee andere standen een aparte stem ontzegde. Hij sloot aan bij de gedachte dat het volk de exclusieve bevoegdheid heeft om de grondwet te maken. Daarvoor moet het volk vertegenwoordigd worden door ‘buitengewone representanten’. Maar wie zijn dat dan? Het antwoord van Sieyès op de vraag in de titel van het pamflet is ook het antwoord op die vraag: de derde stand is ‘alles’, ‘een volmaakte natie’. Hij definieerde het volk als één gemeenschap van gelijkberechtigde burgers die leven onder dezelfde wetten. De adel en de geestelijkheid waren daarentegen elites die zich door hun privileges buiten het volk hadden geplaatst. Zo kwam Sieyès erop uit dat niet de drievoudig samengestelde Staten-Generaal, maar één vergadering namens het volk een grondwet moest maken en dat de kamer voor de derde stand daarvan de kern moest zijn. Enkele maanden later zouden de revolutionairen de Staten-Generaal inderdaad omvormen in de Nationale Constituerende Vergadering.

De jaren van de Franse Revolutie zijn een staatsrechtelijk laboratorium geweest, een moeizaam zoeken naar een werkbaar politiek systeem ingericht naar principes van vrijheid, gelijkheid en volkssoevereiniteit. Sieyès was er al die tijd bij tot hij in ballingschap moest na de val van Napoleon. Na de julirevolutie van 1830 keerde hij terug. Het zoeken ging door, maar Sieyès bemoeide zich er niet meer mee. Als revolutionair- en staatsman-in-ruste, zal hij het zijne gedacht hebben van die opstand van 1832. Een opstand waar studenten en arbeiders wel de straten opbraken, maar geen platform beheersten waar ze de sociale onrust om konden zetten in politieke verandering. Sieyès was het in 1789 juist te doen geweest om beheersing van zo’n platform. Dat is een belangrijke les: succesvolle revoluties laten een wisselwerking zien tussen een massabeweging en een alternatieve elite, die politieke instituties kan gebruiken en zich daarbij op ‘het volk’ beroept. ‘Het volk’ staat namelijk nooit zelf op de barricaden. Wie op de barricaden staan of ernaar verwijzen, beweren ‘het volk’ te vertegenwoordigen en dagen zo de legitimiteit van de gevestigde orde uit. In 1832 mislukte dat, in 1789 slaagde de claim wel.

Over de auteurs

Raymond Kubben

Raymond Kubben is rechtshistoricus - gespecialiseerd in de geschiedenis van het publiekrecht, en gepromoveerd aan Tilburg University - en werkt voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #17: Eva von Redecker: ‘Bleibefreiheit’ – over vrijheid en tijd
Zomerreeks Great books
Zomerreeks 16: ‘Taking Rights Seriously’ in ‘Law’s Empire’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #15: De weerbare rechtsstaat in het licht van Ernst Fraenkel’s ‘Doppelstaat’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #14: Onrechtvaardigheid bestrijden als kerntaak van de democratische rechtsstaat: een inleiding tot Judith Shklars The Faces of Injustice
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #13: The Concept of Law – H.L.A. Hart
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #12: Waarom Walter van Gervens “Het beleid van de Rechter” na 50 jaar verplichte literatuur blijft
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #11: Hugo De Groot, een jeugdige vader van het moderne recht?
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #10: Paul Kahn’s ‘The Cultural Study of Law’: constitutionele cultuur en de methodologie van het Nederlandse publiekrecht
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #9: Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1830, 1835): een must voor iedereen die de publieke zaak aan het hart gaat
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #8: Introduction to the study of The Law of the Constitution – A.V. Dicey
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #7: De Openbaring
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #6: Van der Hoeven over de normatieve kracht van de Grondwet
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #5: 50 jaar ‘Het Beleid van de Rechter’ van Walter van Gerven
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #4: Johann Gottfried Herder, een dwarse constitutionalist uit de 18e eeuw
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #3: Habermas’ Faktizität und Geltung en de milieucrises
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #1: Over vrijheid van Mill en over vrijheid van meningsuiting in Nederland