Zomerreeks #3: Habermas’ Faktizität und Geltung en de milieucrises
Wat is misschien wel de grootste uitdaging van de 21e eeuw? Het verenigen van de enerzijds inherent vloeibare democratie met de anderzijds onverbiddelijke noodzaak om milieucrises het hoofd te bieden. ‘Inherent vloeibaar’, omdat het diepste wezen van de democratie wordt gekenmerkt door zelfbestuur; de democratie lijkt alleen de vorm van publieke besluitvorming te dicteren, maar geen inhoud. ‘Onverbiddelijke noodzaak’ omdat een probleem als klimaatverandering onze lage landen kan doen verdwijnen onder de zeespiegel, iets wat we hoe dan ook willen voorkomen: een kwestie van inhoud, geen vorm.
Jürgen Habermas’ Faktizität und Geltung analyseert het functioneren van de democratische rechtsstaat. In deze bijdrage plaats ik dat meesterwerk in de context van de milieucrises die ons heden ten dage bedreigen.
Habermas’ klassieker Faktizität und Geltung
Faktizität und Geltung (‘Feitelijkheid en gelding’, in het Engels vertaald als Between Facts and Norms) reconstrueert waarom mensen in een democratie recht als legitiem ervaren. Kort gezegd zijn volgens Habermas regels in een democratische rechtsstaat legitiem omdat de geadresseerden van die regels zich ook als de makers ervan kunnen beschouwen. Burgers, aldus Habermas, hebben zogeheten publieke autonomie: zij kunnen met elkaar bepalen welke kant zij als collectief willen opgaan. Kunnen, want meedoen is niet verplicht. Burgers oefenen die publieke autonomie uit door zich verkiesbaar te stellen, te gaan stemmen én door tussen de verkiezingen bij te dragen aan het publieke debat. Dat laatste doen ze op allerlei manieren, bijvoorbeeld via demonstraties, petities of uitingen in de media. Dat publieke debat, schrijft Habermas, vormt de ‘periferie’ van de politiek in een democratische rechtsstaat – het centrum van de politiek bestaat uit instituties als het parlement en de regering. Dit brede begrip van democratische politiek, met zo’n belangrijke rol voor ‘deliberatie’ (publiek debat) kan onder de noemer ‘deliberatieve democratie’ worden geschaard.
Grenzen aan dit model…
Uiteraard kan ik het 700 pagina’s tellende boek van Habermas geen recht doen in deze korte blogpost. Wel wil ik benadrukken dat ik zijn reconstructie van het zelfbegrip van de democratische rechtsstaat zeer overtuigend vind. Toch is het opvallend dat het boek zo goed als geen aandacht besteedt aan ecologische problemen. Het werd tenslotte gepubliceerd in 1992, het jaar waarin het VN-Klimaatverdrag door vrijwel alle landen ter wereld werd getekend, net als het VN-Biodiversiteitsverdrag en de Rio-verklaring met daarin belangrijke internationale milieurechtbeginselen. Ecologische crises in het algemeen, en klimaatverandering in het bijzonder, confronteren ons met op zijn minst drie grenzen aan een model van deliberatieve democratie zoals Habermas dat schetst en waarmee wij in Nederland werken.
…nationale grenzen…
Dat model is immers gesitueerd in een natiestaat en leunt sterk op talige uitwisseling (deliberatie) in het hier en nu. Klimaatverandering is echter in de eerste plaats een grensoverschrijdend probleem – mensen uit andere landen, met name uit het mondiale zuiden, worden het hardst geraakt door een gebrek aan maatregelen tegen klimaatverandering, maar zij kunnen niet of nauwelijks meedoen aan ons publiek debat.
…temporele grenzen…
In de tweede plaats zal klimaatverandering in de toekomst alleen maar erger worden. Het duurt enige tijd voor broeikasgasuitstoot tot opwarming leidt – de ruime graad die de aarde nu al is opgewarmd is grotendeels te wijten aan emissies uit de jaren zeventig en tachtig. Toekomstige generaties zullen harder worden geraakt door de klimaatcrisis dan de huidige, maar kunnen niet bijdragen aan deliberaties van nu.
…soort-grenzen
In de derde plaats raakt klimaatverandering ‘niet-mensen’ – dieren, planten, ecosystemen – nog harder dan de mensen. Sinds de jaren ’70 zijn populaties dieren gemiddeld met zo’n 70% afgenomen – een verpletterende statistiek voor wie er even bij stilstaat (stel dat een mensenvolk met 70% zou zijn afgenomen door toedoen van andere mensen, we zouden dat genocide noemen; het verbaast daarom niet dat er steeds meer stemmen opgaan om ook ecocide te erkennen als internationaal misdrijf). Deze niet-mensen praten niet mee in de deliberatieve democratie, die zijn legitimiteit ontleent aan talige uitwisseling tussen mensen.
De grenzen doorbreken…
Essentieel in Habermas’ model is de publieke autonomie van burgers om het recht te veranderen als zij dat willen – iets dat in een land als Nederland natuurlijk ook continue gebeurt. Zulke veranderingen worden door de burgers op minstens drie manieren aangebracht en kúnnen tot voorzichtige barstjes leiden in de beknellende nationale, temporele en soortelijke grenzen van onze democratie, zoals ik hier kort met wat voorbeelden zal illustreren:
…via de wetgever…
Primair verandert recht via de wetgevende macht. Nederland heeft zich gebonden aan tal van internationale verdragen die op zijn minst de pretentie hebben rekening te houden met mensen uit andere landen – ze zijn tenslotte met vertegenwoordigers van die mensen onderhandeld. De belangen van toekomstige generaties staan in veel van zulke verdragen – het EU-Grondrechtenhandvest bijvoorbeeld – en worden ook in ons nationale recht genoemd. Elders op de wereld zijn rechten van de natuur opgenomen in de wet, bijvoorbeeld in de grondwet van Ecuador sinds 2008, maar Nederland is daar nog niet toe gekomen.
…via de rechter…
Ten tweede kunnen veranderingen zich voltrekken door andere interpretaties van bestaand recht, die worden afgedwongen via de rechter. In de afgelopen jaren heeft zich de consensus gevormd, dat het milieu een grondrecht betreft. Zo werd in de Urgenda-zaak erkend dat klimaatverandering binnen de reikwijdte valt van het EVRM. Interessant genoeg strekt die erkenning zich uit tot toekomstige generaties: de rechtbank in zowel de Urgenda-zaak als in de meer recente klimaatzaak van Milieudefensie tegen Shell erkende dat de eisers óók namens toekomstige generaties mochten optreden.
…en door private partijen
Als laatste kunnen private partijen bestaand recht nog op vernieuwende manieren toepassen. Een razend interessant Nederlands voorbeeld hiervan is de zogenaamde Zoöp, dat staat voor zoe (Grieks voor ‘leven’) en coöperatie. Gebruik makend van bestaand privaatrecht, kan deze juridische constructie worden ingezet door organisaties mét en zonder winstoogmerk. Het voert te ver om hier de details uit de doeken te doen, maar centraal staat dat in het bestuur van een zoöp een ‘spreker voor de levenden’ plaatsneemt die niet-mensen vertegenwoordigt. Op die manier worden beslissingen binnen bijvoorbeeld de zoöp-boerderij Bodemzicht mede namens niet-mensen genomen.
Afsluitend
Al deze voorbeelden zijn hoopgevend, maar niet voldoende om de ecologische crises af te wenden. Het internationale recht wordt bijvoorbeeld slecht nageleefd: ondanks de mooie woorden van het Parijsakkoord stijgt de gemiddelde temperatuur dit jaar al boven de 1,5 graad – een ramp voor onder meer de mensen in kleine eilandstaten en voor koraalriffen. Met een beroep op grondrechten bij de rechter kan alleen een absoluut minimum worden afgedwongen: in de Urgenda-zaak ging de rechter bijvoorbeeld aan de onderkant zitten van wat eisers vroegen. Private initiatieven vinden hun beperking in hun private karakter: alleen de organisaties die het willen worden een zoöp, alle andere niet.
De grenzen aan de deliberatieve democratie à la Habermas zijn dus nog niet doorbroken. Het is maar de vraag of dat gaat gebeuren in tijden van toenemend nationalistisch populisme en veel ruis in het publieke debat door desinformatie op (sociale) media. Daarom is blijvend onderzoek nodig naar hoe de democratie met milieucrises te verenigen – een handschoen die ik zeker zal blijven oppakken en ik hoop velen met mij.
Deze blogpost bouwt voort op Laura Burgers’ proefschrift Justitia, The People’s Power and Mother Earth.
Reacties