Terug naar overzicht

Zomerreeks #4: Johann Gottfried Herder, een dwarse constitutionalist uit de 18e eeuw


Omdat ik al twee jaar bezig ben met de voorbereiding van een inleidend boekje over Johann Gottfried Herder (1744 – 1803) – dat binnenkort gelukkig af is – vraag ik wel eens aan geleerde cultuurdragers om me heen, of ze iets van hem weten. Dat valt erg tegen: sommigen hebben in de verte een klok horen luiden, maar niemand weet waar een klepel hangt. En in enkele recente boeken wordt Herder opgevoerd als een inspirator of initiator van het latere 19e eeuwse agressieve nationalisme of zelfs het 20e eeuwse fascisme. Dat dit treurige onzin is, weet iedereen die wel eens echt iets van deze schrijver zelf heeft gelezen. In zijn late Humaniteitsbrieven (vanaf 1791) gaat hij ongenadig tekeer tegen het idee van een ‘favoriet volk’ en keurt hij ‘politiek nationalisme’ met zo veel woorden af. Nog opmerkelijker in deze essays is zijn keiharde en principiële afkeuring van kolonialisme, imperialisme en oorlog als aanvaardbaar instrument.

Hij had van jongsaf aan een heftige afkeer van rauw geweld en zijn hele politieke visie heeft een anti-autoritaire ondertoon. Het is jammer dat Herder zo achter de coulissen is verdwenen, want hij hoort mijns inziens in het rijtje van oorspronkelijke dwarsdenkers als Erasmus, Montaigne, Rousseau, Nietzsche en Foucault. Befaamde contemporaine denkers als Isaiah Berlin en Charles Taylor hebben de visionaire originaliteit van Herder volop gezien. Hij is aantoonbaar de grondlegger van zo uiteenlopende disciplines als culturele antropologie en vergelijkende linguïstiek. Op basis van wat we nu gedragsbiologie of ethologie zouden noemen, komt hij tot een ook nu nog treffende karakteristiek van de menselijke bestaanswijze. Zijn waarschijnlijk grootste bijdrage levert hij aan de geschiedbeschouwing en historiografie: als de geschiedenis een ketting is, houdt iedere schakel, ieder volk en elke cultuur, zijn onvervangbare waarde en betekenis. En ook individuele personen binnen die verbaden moeten de kans krijgen zich op een eigen, authentieke wijze te ontplooien. De zelfgenoegzame Verlichters die de Middeleeuwen alleen als een duistere episode zien, geeft hij sarcastisch van katoen.

OK, alles goed en wel, maar past hij in deze Gouden Reeks van boeken die over constitutionele en rechtsstatelijke kwesties gaan? Op internet vond ik een korte, zeker aanvechtbare, maar hier bruikbare omschrijving: ‘constitutionalisme is een politieke ideologie die het belang van individuele rechten en van een begrensde overheid (limited government) benadrukt’.  Als dat de toegangstoets is, komt Herder er zeker door. Hij benadrukt de eigen, authentieke levenscirkel van elk individu en gaat consequent in tegen de almachtsfantasie van het absolutisme. Zijn positieve houding tegenover de Franse Revolutie werd hem in het kleine vorstendom door de hertog en zijn adviseur Goethe ernstig kwalijk genomen

Het hoofdwerk van Herder zijn de ‘Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit’, in delen verschenen vanaf 1784. Het is een van de eerste voorbeelden van Big History. Her verhaal begint in het heelal, met de zin: ‘Onze aarde is een planeet onder de planeten, een ster onder de sterren’. Na een tocht door de geologische oertijd en de langzamerhand ontwikkelende planten- en dierenwereld, komt een beroemd geworden stuk over de menselijke bestaanswijze. De mens is de ‘eerste vrijgelatene van de schepping’, maar is tegelijk een broos en kwetsbaar ‘gebrekkig wezen’. De slagzin ‘de mens is van nature een cultuurwezen’ stamt van Herder. Omdat wat doorgaans over Herder wordt beweerd, vaak gebaseerd is op het onkritisch en knullig overpennen uit eenzijdige secundaire literatuur, laat ik hem hierna vooral zelf aan het woord (mijn vertaling)

In het negende boek van de Ideen gaat Herder in op zijn visie op regeringsvormen. Hij onderscheidt drie niveaus. Het eerste, meest natuurlijke en fundamentele niveau is dat van de ordening binnen families of binnen een stamverband. In de loop van de tijd ontstaat binnen samenlevingen van jagers, herders en vissers behoefte aan leiders. Die worden – net als geschilbeslechtende rechters – door het volk aangewezen en hun functie is meestal tijdelijk: ‘De verstandigsten en besten worden tot hun ambt voor een bepaalde taak en tijd verkozen en als hun taak vervuld is, is ook hun macht ten einde’. Ook deze ‘tweede graad’ van leiderschap is nog aanvaardbaar en ligt dicht bij de natuurlijke ontwikkeling, maar daarna begint een zeer dubieus derde traject. Vooral het instituut van de erfelijke, steeds autocratisch wordende regeringen beschrijft Herder met onverholen afschuw: ‘De natuur deelt haar edelste gaven niet per familie uit, en dit recht, dat stelt dat de ene ongeborene over de andere ongeborene (..) zou moeten heersen, is voor mij een van de duisterste formules in de menselijke taal’. Een rationele rechtvaardiging is niet te geven: ‘Er moeten andere gronden zijn (..) De geschiedenis zwijgt hierover niet. Wie heeft Duitsland, wie heeft het gecultiveerde Europa zijn regeringen gegeven. De oorlog!’. Even later: ‘De veroveraars verkregen het bezit, en wat in de loop van de tijd in dit bezit is veranderd, is veroorzaakt door oorlog, revolutie, stiekem overleg onder de machtigen, dus steeds door het recht van de machtigere’.

Zoals al eerder in zijn werk blijkt heeft Herder weinig op met de constructie van een ‘sociaal contract’ en hier is hij heel expliciet: ‘Gewelddadige veroveringen kwamen in plaats van het recht, dat nadien door een soort gewenning, of, zoals onze staatsrechtgeleerden zeggen, door een stilzwijgend verdrag, zouden worden bekrachtigd. Dit stilzwijgende contract is niets anders dan dat de sterkere neemt, wat hij wil, en de zwakkere moet toelaten, wat hij niet kan verhinderen. Zo hangt het recht van erfelijke regeringen (..) aan een ketting van een traditie waarbij de eerste grenspaal op grond van macht of mazzel (Glueck) werd geslagen, en die zich meestal niet door wijsheid, maar door toeval en machtsvertoon voortzette’. En de consequentie hiervan is de volgende: ‘Zodra de eigenmachtige en zelfs erfelijke heersers zich vestigden, waren zij de machtigen, waaraan de zwakkere zich moesten onderwerpen. Vaak nam de vos de plek in van de leeuw, want niet alleen het wapen van het geweld is sterkte. Sluwheid, list en kunstig bedrog doet het in veel gevallen beter dan brute macht’. Al met al heeft de politieke geschiedenis in veel tijdperken een ‘triest makend schilderij van mensenjacht en veroveringsdrift’ opgeleverd: ‘De beroemdste namen in de wereld(geschiedenis) zijn wurgers van het menselijk geslacht, gretige beulen (..)’.

Net als de door hem bewonderde Montesquieu is Herder fel tegen het despotisme, maar hij wordt helaas door de feiten tot realisme gedwongen: ‘Het edelste volk verliest onder het juk van het despotisme in korte tijd zijn edele karakter, het merg in zijn gebeente raakt aangetast, en omdat zijn fijnzinnigste en mooiste talenten door oorlog en bedrog, door vernedering en slavernij misbruikt worden, is het dan wonderlijk dat zij uiteindelijk aan het juk gewend raken, het kussen en het met bloemen versieren?’.

Dat Herder ‘machtskritisch’ was, mag nu wel duidelijk zijn. Juist daarom kan hij als een constitutionalist en rechtsstatelijk denker worden gezien. Want is het kunnen uitoefenen van kritiek op de heersende macht niet een van de meest wezenlijke aspecten van dat constitutionalisme? In de door hem gewenste maatschappelijk-politieke ordening is er sprake van voldoende sociale en culturele samenhang, al is het vaak wenselijk dat intellectuelen het voortouw nemen en steeds wijzen op de waarde van ‘Besonnenheit’, van redelijkheid en billijkheid. Net als zijn oudere vriend en voorbeeld Lessing acht hij een ‘opvoeding van het menselijk geslacht’ bitter noodzakelijk. In een jeugdgeschrift noemt hij zichzelf een ‘Demopeed’, een volksopvoeder. Hij is een voorstander van de republikeinse en democratische staatsinrichting en, net als Rousseau, denkt hij dat werkelijke politieke betrokkenheid alleen mogelijk is binnen een niet al te grote cultureel-politieke eenheid. Ruim twee eeuwen later – vol 20e en 21e eeuwse verschrikkingen – is Herders mens- en maatschappijopvatting misschien uiteindelijk te optimistisch, maar boeiend en stimulerend is deze dwarsdenker ook nu nog steeds. Het is tijd hem te herontdekken.

 

Over de auteurs

Pieter Ippel

Pieter Ippel is oud hoogleraar rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht en Roosevelt Academy (UCR) in Middelburg. Hij kan worden gecontacteerd via pieter.ippel53@gmail.com

Reacties

Andere blogs uit deze reeks
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #17: Eva von Redecker: ‘Bleibefreiheit’ – over vrijheid en tijd
Zomerreeks Great books
Zomerreeks 16: ‘Taking Rights Seriously’ in ‘Law’s Empire’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #15: De weerbare rechtsstaat in het licht van Ernst Fraenkel’s ‘Doppelstaat’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #14: Onrechtvaardigheid bestrijden als kerntaak van de democratische rechtsstaat: een inleiding tot Judith Shklars The Faces of Injustice
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #13: The Concept of Law – H.L.A. Hart
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #12: Waarom Walter van Gervens “Het beleid van de Rechter” na 50 jaar verplichte literatuur blijft
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #11: Hugo De Groot, een jeugdige vader van het moderne recht?
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #10: Paul Kahn’s ‘The Cultural Study of Law’: constitutionele cultuur en de methodologie van het Nederlandse publiekrecht
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #9: Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1830, 1835): een must voor iedereen die de publieke zaak aan het hart gaat
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #8: Introduction to the study of The Law of the Constitution – A.V. Dicey
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #7: De Openbaring
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #6: Van der Hoeven over de normatieve kracht van de Grondwet
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #5: 50 jaar ‘Het Beleid van de Rechter’ van Walter van Gerven
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #3: Habermas’ Faktizität und Geltung en de milieucrises
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #2: Het volk op de barricaden: Sieyès’ ‘Wat is de derde stand?’
Zomerreeks Great books
Zomerreeks #1: Over vrijheid van Mill en over vrijheid van meningsuiting in Nederland