Terug naar overzicht

Zouden wij echt zo anders zijn?


Met zo’n 180 collega’s uit de filosofie en maatschappijwetenschappen heb ik mij onlangs aangesloten bij het waardevolle initiatief van Marli Huijer om te pleiten voor een open, gastvrije houding tegenover migranten (Trouw, 30 maart). Eigenlijk was het vooral een opfrissen van het collectieve geheugen aan de migratie die door de eeuwen heen binnen en vanuit Europa heeft plaatsgevonden.

Dit betekent niet dat grenzen overbodig zijn. Grenzen tussen staten bakenen bevoegdheden en verantwoordelijkheden af. Als ze worden gerespecteerd, is dat goed voor de internationale vrede. Maar wat aan de andere kant van die grenzen met mensen gebeurt, kan ons niet onverschillig laten. Onze leefwereld is, of we het willen of niet, verweven met wat aan gene zijde van de grens gebeurt. Een staat handelt niet alleen inhumaan als hij zelf burgers doodt of folteringen toepast, maar ook als hij mensen deporteert naar een plaats waar dat gebeurt. Dit besef ligt ten grondslag aan de plicht tot bescherming van vluchtelingen. Bewaken van de grenzen ontslaat ons niet van die verplichting, maar kan wel helpen chaotische toestanden zoals de huidige te voorkomen. Voorkomen van misbruik van asielprocedures is nodig om bescherming te kunnen bieden aan werkelijke vluchtelingen.

De grenzen in de hoofden van de mensen zijn moeilijker te passeren. Ze sluiten mensen buiten ongeacht wat ze voor ons kunnen betekenen, of wij voor hen. Ze markeren wie wij willen zijn en hoe we onze toekomst zien. Zijn wij zó anders – ‘beter’ durft haast niemand meer te zeggen, al klinkt dat wel vaak door – dan die
anderen dat we daaraan de rechtvaardiging ontlenen ze buiten te sluiten ongeacht wat ze hebben meegemaakt? Of heeft onze Nederlandse of Europese identiteit de waarde van een aanbod om – bijvoorbeeld tezamen met gevluchte vreemdelingen – een vrije samenleving te realiseren?

Joods-christelijke traditie
Als het gaat om criminelen en terroristen is het antwoord snel gegeven. Die willen helemaal geen gezamenlijke toekomst opbouwen. Dat geldt ook voor anderen die hun vrijheid ten koste van anderen zoeken. Immigratie heeft een constitutionele dimensie: deel gaan uitmaken van een maatschappelijk verbond, dat volgens Immanuel Kant vreedzaam samenleven mogelijk maakt.

Kant stond onmiskenbaar in de joods-christelijke traditie. In de politiek wordt op die traditie de laatste jaren vaak een beroep gedaan wanneer immigratie en integratie aan de orde zijn. Bij het opstellen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, anno 2000, zag ook ik in die traditie een zinvol ankerpunt, mede uit eigen verbondenheid daarmee. Een uitsluiting van anderen zag ik daarin niet: wie verankerd is in een traditie die medemenselijkheid en solidariteit in haar vaandel draagt, kan de realiteit van grote veranderingen aan. Maar is de verwijzing naar die traditie vandaag de dag nog wel steeds onschuldig?

Bij de politieke bliksemcarrière van dit begrip, ook waar ideële betrokkenheid daarbij ver te zoeken is, moeten we op onze hoede zijn. Tradities maken mensen niet vanzelf sympathieker en gelukkiger. Het komt erop aan welke waarden en instituties voortkomen uit de ervaringen die in een traditie zijn opgedaan.

Zullen de vele mensen in ons land die niets met het joods en christelijk geloof ‘hebben’, moslims en hindoes bijvoorbeeld, of die elk geloof afzweren, de verwijzing naar de joodschristelijke traditie als een teken van verbondenheid zien, of juist als een afwijzing? Is die verwijzing een ideologische versie van de opvatting dat ‘wij met meer zijn’, terwijl we in onze hoofden een grens trekken die anderen uitsluit? Of is ze een uitnodiging aan andersgelovigen om hier gegroeide overtuigingen te waarderen die, met vallen en opstaan, een universeel respect voor de ander nastreven, in het besef dat dit ook een kenmerk van die andere overtuigingen kan zijn, of allang was?

Voor het laatste is zeker reden. ‘Der Islam gehört zu Deutschland’, zei de christendemocrate Angela Merkel, en bij Europa, voor wie dat wil zien. Zonder de ontwikkeling van het astrolabium door Arabische geleerden waren de ontdekkingsreizen (en helaas de koloniale repressie en slavernij) door christenen niet mogelijk geweest. Zonder de Andalusische herontdekking van Aristoteles was de christelijke mensbetrokkenheid van St. Thomas van Aquino niet mogelijk geweest. En zonder de Osmaanse bescherming van de voor de katholieke koningen gevluchte sefardische Joden hadden zij de cultuur in Sarajevo, Thessaloniki en Constantinopel niet verrijkt. De ontvanger van de vredesprijs 2015 van de Duitse boekhandel, Navid Kermani, is een van de vele moslim-Europeanen die in zo’n open geest werken.

Meer dan nostalgie
Aan deze interactie te herinneren is meer dan nostalgie naar mooie kanten van een complex verleden. Heel veel moslims doet het pijn en verdriet als hun geloof wordt geclaimd door gewelddoeners, net zoals het mij als christen pijn doet wanneer met een beroep op de Bijbel homo’s worden vernederd of vrouwen achtergesteld, en mensen in een nog recent verleden tot slaaf werden gemaakt. Geen enkele verwijzing naar een traditie, ook niet naar die die mij dierbaar is, is onschuldig wanneer we uit het oog verliezen dat ze óók kan worden gebruikt – en is gebruikt – om mensen van goede wil de deur te wijzen. Dat betekent niet dat we zo’n traditie zouden moeten verzwijgen. Tradities bewijzen echter alleen hun waarde door dat wat we, als het erop aankomt, jegens anderen doen, of laten.

Deze opinie verscheen in Trouw op zaterdag 9 april 2016

Over de auteurs

Ernst Hirsch Ballin

Ernst M.H. Hirsch Ballin is emeritus universiteitshoogleraar en emeritus hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht aan Tilburg University

Reacties

Andere blogs van Ernst Hirsch Ballin
Humaan constitutionalisme
Zomerreeks 2024: Constitutionele momenten
Constitutionele momenten#5: Het Spitsbergenverdrag van 9 februari 1920
KlimaSeniorinnen
Klimaseniorinnen